grond ivat krachtiger van kleur, en de figuren wat fermer van teekening waren, zoo zoude de heer Van Hove'een meesterstuk vervaardigd hebben.**

Hier was veel in waar, het is zoo jammer, dat Van Hove er soms niet uit kon komen, of dat nu kwam door het overmatig schilderen vaii tooiieeldecoraties. of dat bepaalde karaktereigenschappen hem j)arlen speelden, wij zijn het niet te weten kunnen komen. Wel was dat jaar voor hem belangrijk, want hij verkreeg voor een tooneeldecoratie voor de Haagsche Schouwburg. ..de schipbreuk der Medusa” een zilveren medaille.

Twee jaren later in 1812. schilderde hij het Paleis van Koniiig Willem I aan de Lange Voorhout: bedoeld werk beviel Z.M. zoo goed. dat hij het onniiddeilijk aankocht en een tweede stuk bestelde. het paleis vanuit den tuin gezien en dat ten geschenke gaf aan Prinses Sophie.

\aii Hove kreeg een vloed van bestellingen te verwerken, een jaar later maakte bij oj) bestelling voor den Koning van Wurlemberg. een strand met gezicht op het visschersdorp Scheveningen. waarop tevens was afgebeeld het „lusthuis” van H. K. H. de Prinses van Oranje en als wij dan lezen:

. .dit kunstgewrocht heeft de goedkeuring van dien vorst dermate mogen uegdragen dat deszelfs vervaardiger, de verdienstelijke kunstschilder B. J. van Hove onlangs met de toezending is vereerd der Wurtembergsche Gouden Academie medaille”.

moeten wij vaststellen dat Van Hove in die dagen een beroemd man was.

Het zou ons te ver voeren al de eerbewijzen welke

hem ten deel vielen op te sommen; door zijn regelmatig verkeer in hofkringen werd hij aangewezen de Prinses van Oranje les te geven in het schilderen en teekenen. Een aardig voorval lezen wij in de Kunstkronijk van 1812:

„Dan mogen wij niet verzwijgen, dat den verdienstvollen B. J. van Hove de titel an Professor in de teekenkunst is vergund door H. K. H. de Prinses van Oranje, die sinds geruimen tijd ééne zijner gerenommeerdste, en wij mogen het gerust zeggen, ééne zijner vardienstelijkste élèves is**.

Van Hove stond als zeer. ijverig bekend, want niet alleen de schilderingen van de decoraties, een arbeid welke gestaag om tijd vroeg, ook zijn lessen aan zijn leerlingen waaronder wij nu ook S. L. Verveer zien. kostten hem veel tijd; maar hij zag ook nog kans een menigte stadsgezichten te schilderen, waaraan wij nu eigenlijk nog zijn palet kunnen herkennen. Want van al die tooneeldecoraties is zoo weinig bekend gebleven, wat eigenlijk maar goed is. want wij kunnen gevoeglijk aannemen, dat er menig akelig en stijf geval bij zal zijn geweest.

Over zijn werk op de Haagsche Tentoonstelling van dat jaar (1842), lazen wij:

„De heer Van Hove Sr. heeft dit jaar de tentoonstelling met tivee zijner kunstgewrochten verrijkt; voornamelijk beviel ons zijne Haarlernsche markt welke zeer fiksch geschilderd is, goed van uitwerksel, vol van begoocheling en waarheid.**

Dit jaar is voor hem wel heel vruchtdragend, als de Prins van Oranje hem een snuifdoos ten geschenke aanbiedt.

B. J. van Hove, „De Elandstraat in 1843'

Gemeentemuseum Den Haag