BARTHOI,OMKUS JOHANNHS VAN HOVF

Portret B. J. van Hove, naar een litho van F. H. Weissenbruch Dzn,

Op 8 November 1880 verloor de stad ’s-Gravenhage een harer verdienstelijkste burgers; de kunstschilder Bartholomeus Johannes van Hove was niet meer. Deze bekende schilder van het stadsgezicht, die aanvankelijk ook kerkinterieurs maakte en tevens de leermeester van Johannes Bosboom was. genoot een zekere vermaardheid, om zijn tooneeldecoraties. Reeds als kind werd hem de graveerkunst onderwezen, maar het verging hem zooals zoovele jongens in dien tijd, al spoedig kwam hij in de leer bij zijn vader, die zijn brood verdiende als lijstenmaker en vergulder. De jonge „Bart”, die 28 October 1790 het levenslicht zag, gebruikte zijn vrije tijd, om buiten het graveeren ook de teekenkunst machtig te worden en te dien einde liet hij zich in 1812 als leerling aan de Academie voor Beeldende Kunsten in zijn woonplaats inschrijven. Voordien ontving hij van zijn vader enkele raadgevingen en aanwijzingen, totdat hij opge-

merkt werd door J. H. A, A. Breckenheimer, die toendertijd als decorateur verbonden was aan de Haagsche Schouwburg. De aanmoedigende woorden van laatstgenoemde en de genegenheid die hij voor Bart koesterde, hebben gemaakt, dat reeds in zeer korten tijd, Van Hove bekendheid kreeg als decoratieschilder. Na den dood van Breckenheimer werd Van Hove de stadsdecorateur; voordien omstreeks 1835, was hij reeds een gezien teekenleeraar.

De hiernevens gereproduceerde aquarel uit de verzameling van het Museum Boymans te Rotterdam, geeft ons een goede kijk op zijn vaardigheid. Zijn „Gezicht in een Gothische kerk” zal hem als decoratieschilder wel makkelijk zijn afgegaan. Genoemd onderwerp vond navolging, want Johannes Bosboom, de latere schilder van het kerkinterieur, was reeds op zijn 14de jaar als leerling op zijn atelier werkzaam.

Toen dan Bart in 1844 op de Rotterdainsche. tentoonstelling een kerkinterieur exposeerde, gaf een criticus de navolgende beschrijving: „Ongelukkiger wijze hangt dit stuk van den anders niet onverdienstelijken schilder in denzelfden rij met dat van zijnen leerling Bosboom, hettvelk geene vergelijking toelaat. De leerling heeft den meester geëclipseerd.**

Het was niet erg vleiend voor Van Hove, maar het gaf te denken, dat nu reeds het talent van Bosboom, die toen amper 27 jaar oud was, al opgemerkt werd door de kunstbeschouwers dier dagen; zij staken dat niet onder stoelen of banken en lieten het min i)f meer, op pijnlijke wijze den leermeester merken. Van Hove heeft naderhand het schilderen van kerkinterieurs dan ook nagelaten en liet dat aan zijn eminenten leerling over; toch meenen wij er goed aan te doen er op te wijzen dat het Centraal Museum der Gemeente Utrecht een schilderij van hem bezit, voorstellende: een gaanderij van een kerk, welk stuk gedateerd is 1868.

liet schilderen van stadsgezichten en gehouwen ging hem heter af, soms min of meer geïdealiseerd, maar toch bijna altijd goed van teekening. Als hij dan ook op de Antwerpsche expositie in 1840 een „Stadsgezigt in Holland” instuurt, geeft de i)eschouwer het volgende resumé:

„Deze verdienstelijke schilder leverde ons een overheerlijke schilderij, breed van ejfect, fijn van toon en geestig getoetst. Indien de voor-

B. J. van Hove, „Gezicht in een Gothische Kerk’\ bezit Mus. Boymans, waterverf 30.3'x 24