WEG MET DEN CHAOS

In ons eerste nummer hebben wij uitvoerig geschreven over de saneering van den kunsthandel. Ons verhaal heeft nog een vervolg. Want elke zaak heeft meerdere aspecten. Laten wij dan allereerst vaststellen (al is het een pijnlijke geschiedenis) dat de zaak van Meegeren aan de kunst in het algemeen en aan den kunsthandel in het bijzonder een enorme schade heeft toegebracht, waarvan de gevolgen nog niet te overzien zijn. De beteekenis van deze affaire is en wordt nóg door velen onderschat, al zwijgen nu de meeste bladen er over, omdat de sensatie er nu wel uitgehaald is. Niemand zal echter kunnen ontkennen, dat de reputatie van den Nederlandschen kunstkenner in aanzienlijke mate is geschaad en het valt niet te verwonderen, dat mep de kwestie van Meegeren in het buitenland, met name in Amerika, hier en daar beschouwt als een zwendelzaak. In wezen is het echter een der meest pijnlijke vergissingen in onze cultuurgeschiedenis en wellicht is dit nóg erger. Groote reputaties hebben niet één veer, maar al hun vccren moeten laten en hoewel er rondom de affaire thans een zwijgen hangt, kan zij niet als afgedaan worden beschouwd. Men zal er ook goed aan doen, het benarde terrein der uitvluchten niet te betreden. Want dit is niet gerechtvaardigd. Hoeveel loftuitingen men van Meegeren ook wil toezwaaien, niets kan het feit ongedaan maken, dat hij een ordinair falsificator is. Dat men dit alom in voldoende mate naar voren heeft gebracht, bewijst, dat ook in kunstkringen het fatsoen gedurende den oorlog een geduchte knauw heeft gekregen. En daarnaast blijft het nog steeds onverklaarde en waarschijnlijk onverklaarbare feit, dat juist de onnavolgbare Vermeer door van Meegeren als voorbeeld werd gekozen. Heeft hij met zijn navolging willen bewijzen, dat men deskundigheid niet zonder voorbehoud accepteeren kan, dan is hij daarin zeker wel geslaagd. Maar dat is dan ook zijn eenige verdienste. Misschien zijn er in den lande, die thans juichen, omdat verschillende experts den stralenkrans, die hun dikwijls zelfvoldane hoofd sierde, op zoo meedoogenlooze wijze is weggerukt. Zij juichen te vroeg. Zeker, men kan erkennen, dat er in Nederland reputaties zijn, die meer op drijfzand

dan op steen schijnen te zijn gebouwd. Maar wat maakt dit uit in vergelijking met de totale vernietiging van het begrip „deskundigheid” in het oog van de groote massa? Het vertrouwen in het oordeel der experts is diep geschokt. Dit moet funeste gevolgen hebben voor den kunsthandel. Zoo beschouwd, moet men welhaast van een ramp spreken en het zal jaren duren, voor er weer zooiets als vertrouwen zal zijn opgebouwd.

Kon men ten aanzien van de kwestie van Meegeren spreken van een factor, die de saneering van den kunsthandel in den weg staat, er zijn cr nog andere, die van niet minder groote beteekenis zijn. Tijdens de bezetting heeft men den schilderijenhandel, anders dan in den kunsthandel, verboden. Laten we dadelijk vaststellen, dat dit verbod nooit gecontroleerd en dat niemand er zich dan ook aan gehouden heeft. En nóg is het zoo, dat de handel in schilderijen een allemanshandel is. Sigarenzaken en uitdragerijen, kruidenierswinkels en rijwielbergplaatsen, op de meest onwaardige plaatsen ziet men schilderijen uitgestald. Nu is het wel zoo, dat het er in het algemeen de schilderijen naar zijn, maar het gebeurt óók, dat men in dergelijke zaken goede schilderijen aantreft, daar in commissie gegeven door iemand, die bang is, dat de bonafide kunsthandel een te hooge provisie berekenen zal en die daarom zijn kunstbezit in handen stelt van iemand, die geen notie heeft van kunstwaarde, noch van de commercieele waarde. Hierdoor wordt de kunsthandel in ernstige mate benadeeld. Maar, wat veel erger is, in dit soort zaken wordt ten aanzien van de kunst ook allerhaiid onwelvoeglijkheid bedreven, van de meest onschuldige beunhazerij tot aan het gemeenste bedrog. Deze zaken hebben immers geen reputatie te verliezen? Als iemand hier een kat in den zak koopt, verschuilt de verkooper zich achter zijn onwetendheid en de kooper heeft niet het minste verhaal. Goedkoop en dikwijls is het ’t tegenovergestelde van goedkoop blijkt dan veelal duurkoop te zijn. Het zijn ook deze zaken, die kladschilders van het geringste allooi gedurende den oorlog aan het werk hebben gezet, omdat men toen voor eiken vierkanten centimeter besmeurd doek geld maken kon.