Kinderdansles

De schetterdeun der ebonieten plaat

wordt in een stootend rythme uitgemeten

op den geblonken ingetogen grond.

In ernstig luist’ren spannen de gezichtjes

maar bij den zwakken schijn der vage lichtjes

glimlacht het deuntje om den kindermond.

De leerares in sleepend zwart gewaad

wiegt in de gratie van haar rank gebaren,

Ze telt hun voor, verglijdend, een, twee, drie...

Haar geel gezicht, een doffe lampion

gedoemd des avonds en des nachts te branden

duikt op en neder met de melodie....

De kinderen staren bootsen haar wat na,

in hulpeloosheid zijn zij zoo verloren

Totdat de gramophoon een boston kermt

en ieder kind ’t bekende wijsje groet

met blinkend oog en hunkerenden voet

Ze zijn verrukt het dansje ingezwermd.

MARIA VAN ROIJEN