Carry me back to old Virginny

There’s where the cotton and the corn and taters grown

There’s where the birds warble sweet in the springtime,

There’s where the old darkey’s heart is long’d to go.

Niet sentimenteel zijn, denkt hij nog, in critische zelfanalyse. Maar de weemoed wint het.

Het is, of hij na jaren voor ’t eerst zijn hart kan openstellen voor het verlangen.

Het Westen het Westen!

Hij wijst, terwijl de stemmen verlangend zingen, van Dijk naar de gloed achter de boomen.

Als hij wil praten, trekt zijn mond scheef, precies als toen hij een jongen was en zijn huilen verbeet.

There’s we’ll be happy and free from all sorrow,

There’s where we’ll meet and we’ll never part no more.

Hij weet niet, wat er gezongen wordt alleen het verlangen heeft hij herkend. Wat is er van zijn leven over. Er is misschien niet eens meer iets van te maken en toch voelt hij zich met iedere vezel gebonden aan het leven. Als hij eerst maar weer kan gelooven, dat God nog een kans voor hem over heeft.