Regen. Regen. Regen.

Ze liggen in de serre, waar de groote kast met tijdschriften staat. Onder een stapel ~Prinsen”, liggen de badnummers van ~Het Leven”. Er is niemand, die dit niet weet.

Van lersel leest een detèctief: ~De boef schoot het eerst, doch Raffles was hem voor.”

Edith gilt van de lach. Ze is zoo overmoedig vandaag het loopt nog op een standje uit.

Achter in de serre liggen, naast elkaar. Krab en van Dijk.

Kreb mag hem wel. Hij heeft hem een en ander verteld net zooveel als hij kwijt wilde wezen.

Wat van Dijk van het leven weet, heeft hij uit de boeken, want hij houdt van lezen. Hij heeft zijn hoofd nog nimmer stuk gestooten hij is meegaand, omdat hij vol bewondering is voor de knappe koppen in zijn kring. Doch niet altijd praten ze over kerkelijke dingen.

Wat denk jij eigenlijk van al die vrouwen hier, vraagt van Dijk. Hij heeft nu wel in de gaten, dat deze afgedwaalde broeder hem zonder moeite een beetje wereldwijs kan maken.

Kreb moet stil lachen om hem. Hij mag van Dijk wel. Zoo’n eerlijke, onbedorven jongen, die precies zegt wat z’n hart hem ingeeft.

Hoor es, zegt Kreb, ik geloof direct, dat jij meer verstand hebt van een goed vers dan van een vrouw. Ik zal je even gauw uit de droom helpen. Op ’t rijtje af maar: Edith.

Louter hysterica; Luce idem. Mevrouw Visscher: een jaloersche kat. Let op, als haar man overkomt. Die gaat zenuwziek weg.

Ik dacht dat Edith zegt van Dijk, een beetje nijdig.

O, dacht je dat. Mis. Geen meisje voor jou. Die is ’t best op haar gemak als ze praat met getrouwde mannen. Van dat soort meisjes heb ik mevrouw van lersel, die gisteren bij haar man op bezoek was, tegen de directrice hooren zeggen, dat ze bij risjes moesten worden opgehangen. Ja, dat zei die fatsoenlijke dame, met die lieve kinderen bij zich. Zij schijnt haar heer gemaal door te hebben en die meisjes ook.

Blijft Jos over. Jos is een goed meisje alleen wat te weinig wilskrachtig .. . Hart van goud en boordevol met medeleven, zie je. Zorg, dat je zoo’n vrouw krijgt.

Op dit moment luidt de gong voor de avondthee.

De zomeravond is warm en stil.

Zuster Gesine heeft zich laten verleiden: Nu staat de gramophoon buiten en draait de mooiste platen.

Het leven is deze avond zwaar van verlangen.

– Wat zouden wij, zonder het verlangen peinst Kreb, die met van Dijk de laan op en neer loopt.

Ze hebben al leeren zwijgen samen zoo kan het wel goed gaan, nu ze deze hiaten niet meer vreezen.

Als ze weer het huis naderen, zingt het Orpheus Quartet Kreb’s lievelingsplaat.

Zij blijven staan.