niet dood gegaan hier het lijkt zelfs, of zijn bloed gezonder wordt. Soms heeft hij behoefte te praten met iemand anders dan zichzelf, doch hü is er nog niet toe gekon^n.

De huisjuffrouw loopt met Duc de laan op en neer. Zij heeft een makkelijke dienst vanavond en schuwt het gezelschap van den nieuwen patiënt. Door het openstaande deurraam ziet Kreb Jos in de avondzon. Als ze, door zijn licht gerucht omziet, zegt ze alleen: O! —en ze knikt hem toe, zóó, dat rtri mond zich moet plooien tot eeji glimladi.

Dan. bladerend in de radio-gids, voelt hij het bloed prikken onder zijn haren. Het geeft hem even een schok als hij een foto van Frederik ziet, als predikant. Zijn mondhoeken trekken naar beneden. Die zijn broeder haat, is een doodslager. Ja, hij weet het nog wel. Hij haat Freek niet. Hij is dat haten wel verleerd.

Kreb legt het blad voor zich en laat zich aanstaren door den theoloog, die zijn oudste broer is.

Waarom hebben wij ’t nooit kunnen vinden, denkt hij nu. Waarom heb ik nooit wat gevoeld voor al de dingen, waarvoor jij warm liep. Voor (Je J. V.; voor de politiek; voor de kerk. Waarom heb jij met ouderlingen kunnen praten en ik niet.

Hoe komt het, dat jij mij zelfs hebt kunnen aanvaarden als afgedwaalde broeder. hebben toch samen in het groote plaatijzeren ledikant gelegen en geluisterd naar de regen in de dakgoot. Ik weet toch ook nog wel dat jij je oogen niet in je zak had.

En toch moet ik je er van verdenken dat je me tegengewerkt hebt. Zeven jaar geleden heb ik je gescholden voor een schoft. Maar je bent mijn broer en je bent nu ook nog „bedienaar des Goddelijken Woords . Na zeven laar zie ik |e voor ’t eerst terug in de |

je bent zwaarder geworden, Freek. Het huwelijk doet je goed; ze zorgt goed voor je, die zuster in den Heer. Gelukkig maar, dat ze nog wat meer meebracht dan haar hooge boordjes en haar lange rokken.

Hij stemt af.

Ergens gilt een hysterische vrouwenstem. Een sloome Engelsman praat er doorheen. Verder draait hij de koptelefoon klemt op zijn ooren.

Heel in de verte wordt een koraal gezongen. Hij draait fel gespannen het blijft een cock-tail. Ergens zet een snerpende jasz in en huilt een saxophoon. Dan opeens, komt machtig de psalm door, stoer en breed gezongen. Hij herkent de wijs de woorden en het schokt hem even, na zooveel jaren.

Alleen de stem, die volgt, brengt teleurstelling. Ja ja hij herkent het ~geklank”: ~In de mogendheid des Heeren Heeren.

Hij is eigenlijk blij, dat hij eergisteren niet geweten heeft dat Frederik sprak.

Straks staat hij in de tuin, met de rug naar Jos toe. Juffrouw Gerrits keert van haar schreden terug en stapt de huiskamer binnen om voor de thee te zorgen.

Als ze Jos een kop thee gebracht heeft, staat ze besluiteloos naar de rug van Kreb te zien. Zal ze hem roepen? Ze roept hem.

Meneer Krebbers, thee zegt ze en wacht zijn antwoord niet af.