Biecht *)

P. ]. RISSEEUW,

Op een middag, als de gong voor de thee voor de tweede maal is geluid en het rustuur voorbij is, staat daar, bezijden het huis, Kreb. Hij kijkt naar Hans en Grietje, de loop-eenden.

Het is goed weer er wordt vandaag buiten thee gedronken. Zal hij erbij komen? Niemand praat er over.

Hans en Grietje waggelen weg achter het huis.... De directrice schenkt in ook voor Kreb.

Hij komt nader en probeert zijn onzekerheid te maskeeren door nonchalanche.

Goeden middag, zegt hij en drinkt staande zijn thee. Tot het avondeten blijft hij in de onmiddellijke nabijheid van het huis. Een half uur staat hij op dezelfde plaats bij Mieke schaap, die hem eindelijk toeblaat. De meisjes in de keuken vinden het griezelig. Moet er voor hem gedekt worden?

Jos weet er niet meer van, dan dat hij gezworven heeft. Alleen Van Dijk heeft een onberedeneerde sympathie voor hem. Van lersel spot over ~Willem de Zwijger”; niemand weet, waar hij vandaan komt en hoe zijn naam is. Hij stelt zich aan niemand voor, en dwingt ieder, die te dicht in zijn nabijheid komt met de oogen of met zijn rug terug.

Zoo gaan de dagen op Huize Erica. De patiënten zijn te gezond voor een Sanatorium en te ziek voor de maatschappij. Ze wachten, ieder op zijn wijs, op beterschap.

Sommigen wachten al heel lang er zijn er bij die zich schijnbaar hebben geschikt. Anderen murmureeren de dag door.

Vanavond zijn allen genoodigd bij de doktersvrouw, die haar verjaardag heeft gevierd.

Alleen de huisjuffrouw blijft achter met Jos, die te veel verhooging heeft. Het wordt een stille zomeravond in Juni.

Het huis ligt uitgestorven.

Jos neemt een boek ze moet wel naar bed eigenlijk, doch rekt nog wat; de avond zal lang genoeg duren. Een enkele keer scheurt een claxon op de Putschestraatweg de stilte.

Jos zit uit de wind in een gemakkelijke stoel, dicht bij de geopende deuren van de huiskamer. Er is vanmorgen een brief gekomen, dat Vader ontslagen IS na een en veertig jaren dienst. Voor het eerst grijpt haar de vernederende pijn van werkeloosheid. Zij zal niet kunnen blijven kuren – ik moet er wat op verzinnen, peinst ze. Haar handen zijn gevouwen, terwiil ze zoo zit.

Zoo is Jos ze kan nog wel lachen ook, met een die blij is.

Kreb IS thuis pbleven en staat voor het radio-toestel waar Van Dijk zijn gids heeft laten slingeren. Het interesseert Kreb wel, de radio. Hij heeft er in het buitenland niet zoo veel aan gehad nog. Hij is ook nog

*) Fragment uit een nieuwe Novelle.

X