En iets bijna schrijnend-ontroeiends ligt in het laatste vers:

Na-gebed.

Heer geef mij na vandaag een kalme nacht

en wil mij niet verschrikken met mijn zonden,

zie mij verscheurd, versmeten en geschonden,

een zieke dwaas huiverend huil ik zacht:

ontferming Heer, ontferming voor één nacht!

Jammer dat de rest niet overal op dit niveau staat: uiterste verzorging der uitdrukkingswijze, het wegen en a.h.w. proeven van de kracht van ieder woord zijn juist voor epigrammatisch-korte, scherpe en flitsende strophen een eerste vereischte, en dan, als steeds, héél veel zelfcritiek!

Rest nog te zeggen dat de uitgave smaakvol en zeer verzorgd is.

FR. V. TH.

ANNALEN DER CRITISCHE PHILOSOPHIE. Jaarschrift onder medewerking van Drs. D. Bartling, Prof. Dr. E. Cassirer, Dr. T. Goedewaagen, Prof. Dr. A. Görland, Prof. Dr. C. Horst, Prof. Dr. B. J. H. Ovink, Dr. H. van Oyen, Dr. H. Schmidt Degener, Dr. P. Sterkman, Dr. H. B. F. Westerouen van Meeteren e.a

Deel I, 1931. Van Gorcum & Co., Assen.

~Critische philosophie is wetenschappelijke philosophie,” zegt de inleiding, en zij vervolgt: ~zij is slechts schijnbaar een zaak, die buiten cultuur, buiten vraagstukken van recht, natuurwetenschap, politiek, moraal, kunst, religie omgaat en het eigenlijke ~leven” niet zou raken. Zij raakt ze alle, zij het ook op hare wijze, door n.l. want dat is haar wetenschappelijke methode hun grenzen scherp te trekken en zoo hun onderscheid en samenhang duidelijk te maken.”

Zoo geeft dit jaarboek, de eerste publicatie van het sedert een achttal jaren bestaande ~Genootschap voor critische philosophie”, iets, dat ieder, die belangstelling heeft voor de behandeling van philosophische vraagstukken interesseeren moet. Wanneer we ons om ons even bij de kunst te bepalen afvragen waar de grenzen van kunst liggen, in hoeverre een Yervalschte Van Goch kunstwaarde heeft; waarom wel waarom niet dan vinden we hier pogingen om zuiver critisch denkend, zuiver critische grenzen te trekken. En zoo is het met andere vraagstukken eveneens het geval. In dit jaarboek (het kondigt zichzelf aan met het grouwelijcke Germanisme ~Jaarschrift” ) worden zoo uiterst belangrijke onderwerpen als wereldbeschouwing, godsdienst, paedagogiek en kunst behandeld, evenals de verhouding van recht en zedelijkheid bij Kant. De behandeling is in den goeden zin populair, d.w.z. dat alles vlot geschreven en even vlot leesbaar is, zonder dat aan de strenge wetenschappelijkheid ook maar iets te kort gedaan wordt.

Reeds zijn voor de komende jaargangen bijdragen toegezegd door geleerden van naam en internationale bekendheid. Met evenveel belangstelling als we kennis genomen hebben van deze publicatie mogen we dus afwachten de dingen die nog komen zullen. FR. y. th.