digc, aan Tommy en wat er met den jongen gebeuren moest. Hoe lang kon je met drie dollar en tachtig cent rondkomen als je bovendien nog een kleinen, hongerigen jongen op je dak had die weggeloopen was van thuis en niet meer terug wilde...? En hem weer de straat op sturen, hem aan z'n lot over laten, dat zou John Newcomb nooit gedaan hebben, al had hij het geld voor hun levensonderhoud moeten bedelen
HOOFDSTUK 2
Het was nog voor in den middag toen Dodge van de krant The Clarion dien Zaterdag het park in slenterde en zich met een ontevreden uitdrukking op zijn gelaat op een bank liet neervallen.
Er was niets nieuws in het Westen, zooals hij het uitdrukte. Den heelen dag was hij op zoek naar copie geweest, maar niets tegen gekomen dat de moeite van vermelden waard was. En Dodge was juist tot
ae conclusie geK.oiueii dat er niets anders op
zat dan de gebruikelijke, oninteressante berichten maar weer op te rakelen, toen zijn oog viel op de gestalte van een jongeman die op de bank tegenover hem zat.
De kerel had een gezicht waarop wilskracht en ondernemingsgeest te lezen stonden, maar toch was het duidelijk te zien dat de jongeman op 't oogenblik niet veel pleizier meer in 't leven scheen te hebben. Hij zag er ontmoedigd en terneergeslagen uit. Met een tevreden gebrom haalde de journalist zijn potlood voor den dag, en begon een schets te maken van den vreemdeling met zijn interessante gelaat, z'n kleine baardje en sprekende oogen. De gelegenheid om een schets te maken was gunstig, want de man scheen in gedachten verzonken en bewoog zich niet. Dodge was van plan om hem als de teekening klaar zou zijn, even te interviewen. Het was niet de eerste keer dat Dodge de stof voor een artikeltje in het park opgeduikeld had
En juist toen hij klaar was, stond John Newcomb (want dit was inderdaad de vreemdeling) op, trad op den journalist toe, en vroeg: „Zoo... aan 't schetsen?"
Dodge glimlachte, en antwoordde terwijl hij het schetsboekje in zijn zak liet verdwijnen: „Ja, heeft U het zelf wel eens geprobeerd?"
„Dat zou ik denken,' 'antwoordde John lachend, „ik geloof niet dat er veel dingen bestaan die niet heb geprobeerd en... die me niet mislukt zijn."
„Is dat heusch waar?" vroeg de journalist belangstellend, terwijl hij z'n uiterste best deed om enkel medeleven en sympathie in zijn stem te laten klinken, daar hij niet wilde laten merken dat hij copie voor een
krant noodig had. In zijn binnenste kon hij wel juichen
van blijdschap omdat hij nu eindelijk iets gevonden had waar hij den heelen dag naar gezocht had. Hij hoorde de bittere klank in John's stem maar al te goed, hij zag hoe blij de man was eindelijk iemand gevonden te hebben bij wien hij zijn hart kon uitstorten, hij begreep dat hij op een mensch gestooten was die in moeilijkheden zat en zijn hart wilde luchten tegen iedereen die maar luisteren wilde.
Het verhaal, hetzij waard om in de krant te zetten of niet, kon in ieder geval aangehoord worden, en Dodge ging er eens goed voor zitten in afwachting van de dingen die komen zouden.
„Ik denk," zoo begon hij, „dat U wel een beetje overdrijft, zoo erg als U zegt zal het wel niet zijn."
„Toch is het zoo erg, het is de zuivere waarheid," antwoordde John ietwat geprikkeld omdat de ander zijn woorden in twijfel trok. „Ik kan bewijzen wat ik zeg, alles heb ik geprobeerd, vraag maar raak, dan zult U zelf wel zien." — „Goed,' 'zei Dodge lachend, „we zullen de proef op de som nemen. Heeft U het al eens in de muziek geprobeerd?"
Als antwoord haalde John 'n mondorgel uit z'n zak en speelde er meesterlijk een paar melodietjes op. „Daar heb ik ook al eens geld mee opgehaald,' lichtte hij toe.
„Prachtig," zei Dodge, „ en heeft U wel eens aan de medicijnen gedacht?"
Dc Amerikaansche millionaic ]. P. Morgan arriveerde aan boocd van zijn jacht Corsair te Southampton.
John schudde zijn hoofd, en antwoordde: „Tja, medicijnen is een raar ding. Je weet het of je weet het niet. Ik voor mij heb het niet verder gebracht dan behandeling van honden en katten."
„Zoo... misschien gestudeerd voor advocaat...?" — „Een jaar lang," antwoordde John. — „In de handel geweest?"
„In New York heb tik zes maanden verschillende winkels gedreven."
„In de oorlog geweest?"
„Ja, op de Pnilippijnen."
„Zoo, en nooit gedacht over civiel ingenieur?" — „Dat soort werk heb ik in Australië gedaan." — „In het boerenbedrijf geweest?"
„Ja, in Montana."
„Drommels, lang kon U het dan nergens uithouden," zei Dodge lachend.
De ander schudde zijn hoofd, en zei: „Nee, ik hield van afwisseling. Drie keer ben ik de wereld rond geweest, ik heb goud gedolven in Californië, aardappelen gepoot en gerooid in Maine, verder had ik nog twaalf ambachten dertien ongelukken. Ik heb sinaasappelen ge¬
kweekt in Florida, en koren in Canada." — „Dan bent U wel in het leven geslaagd, zou ik zoo zeggen."
„Geslaagd?" herhaalde John sarcastisch, „ik ben zoo geslaagd dat ik op het oogenblik precies een dollar vijf en dertig in m'n zak heb.'
Dodge lachte, en zei: „Ik denk dat het tijd wordt dat U een vrouw neemt die U een beetje tot rust brengt."
„Misschien was het wel het beste," zei John half in gedachten verzonken. „Bovendien," zoo vervolgde hij, „zou ik dan meteen uit den nood zijn wat het geld betreft. Ik zou n.1. dertig duizend dollar kunnen verdienen als ik trouwde." — Dodge spitste zijn ooren, en keek den ander verbaasd aan. Toen vroeg hij: „Dertig duizend dollar? U bedoelt dat U een vrouw wilt nemen die dertig duizend dollar bezit? Kijkt U niet een beetje te hoog voor een man die zelf niet veel meer dan een dollar rijk is?"
,U begrijpt me verkeerd, ik zou zooals ik al zei, zelf dertig duizend dollar verdienen door een huwelijk. Alleen door het feit dat ik een vrouw genomen had, en met haar ergens in een huis woonde zou ik een rijk man worden omdat ik een erfenis ontvang zoodra ik trouw."
De journalist zat met een schok recht overeind, en schreeuwde bijna: „Goeie help nog an toe, beste man, wat bedoelt U eigenlijk met die woorden?" (Wordt vervolgd).