Op zoek naar een vrouw

Shirley Temple krijgt van een der Amerikaansche film-grootheden een Shetlandsche pony cadeau, die voor het vertrek naar Hollywood nog even mocht worden bewonderd door de tallooze vriendjes en vriendinnetjes van Shirley. De pony was daartoe tijdelijk ondergebracht in de Londensche diergaarde.

„O wees maar niet bang hoor," zei de jongeman geruststellend, „de rekening van het eten kan ik wel betalen," eindigde hij glimlachend terwijl hij drie biljetjes en wat klein geld uit z'n zak haalde.

„Is dat alles?" vroeg Tommy medelijdend.

„Ja," zei de jongeman met een wrang glimlachje, „tenminste alles wat ik in m'n zak heb. Er wachten nog wel ergens dertig duizend dollar op me die van mij zouden zijn als ik een zeker ding deed, maar dat eene ding doe ik nu juist niet, al kon ik er drie keer zooveel geld mee verdienen."

De laatste woorden had hij onverstaanbaar en tot zich zelf gesproken, maar Tommy bezat scherpe ooren, en hij had alles verstaan.

„Waarom doet U dat dan niet?" vroeg hij ongeloovig.

De jongeman haalde zijn schouders op, en zei: „Ik geloof dat ik het zelfde antwoord moet geven als jij op mijn vraag: Omdat ik er geen zin in heb, omdat ik het niet doen wil."

Weer was het een heele tijd stil, en John Newcomb's oogen keken in de verte zonder iets te zien. Tommy, die de laatste kruimpjes nu ook opgegeten had, draaide onrustig op zijn stoel heen en weer, en zei ten slotte: „Nou baas, nog eens bedankt voor het fijne eten, hoor, maar ik moet nu toch heusch gaan."

Met een schok kwam John weer tot de werkelijkheid terug, keek Tommy met groote oogen aan, en vroeg: „Waar wil je naar toe?"

„Een baantje zoeken natuurlijk."

„Maar waar blijf je vannacht dan?"

Tommy fronste zijn voorhoofd, en zei schouderophalend: „Dat weet ik nog niet precies, maar ik denk dat ik meteen daar blijf waar ik werk vind."

„Hmmm " bromde John, die wel begreep dat de jongen toch niets

vinden zou, „hmmm ik zoek ook werk, jongen. Zullen we samen dan

maar op pad gaan?"

Tommy hield zijn hoofd wat schuin, en keek den ander doordringend aan. Toen antwoordde hij kalm en beslist: „Nee, baas, dat doen we niet, ik voel er niets voor. Stel eens voor dat ik een baantje vond dat zou ik vervelend voor U vinden. Vooral omdat ik zulk lekker eten van U gekregen heb wil ik U geen baantje afsnoepen."

John Newcomb onderdrukte met moeite een glimlachje, en hij zei ernstig: „Tommy, dank je wel hoor voor zooveel kameraadschappelijkheid." Toen stonden ze op, en terwijl ze het restaurant verlieten, zei John: „Hoor eens hier, Tommy, laten we zoo afspreken. Als je geen werk kunt vinden en dus niet weet waar je vannacht gaat slapen, treffen we elkaar precies om vijf uur bij de bewuste bank in het park, je weet wel, die bank van vanmorgen. Voel je daar iets voor ?"

„Prachtig, dat doe ik beslist," riep de jongen opgetogen uit. „Maar ik denk niet dat ik er zal moeten komen," voegde hij er hoopvol aan toe, denkend aan het baantje dat hij nog zoeken moest maar dat hij in gedachten al had. Toen gooide hij den stok met het pakje eraan gebonden weer over z'n schouder, en liep weg.

John keek zijn kleine kameraadje met half toegeknepen oogleden na, en

zei een beetje ongerust: „Zoo'n klein ventje alleen in zoo'n groote stad... Nu ja, ik heb voor hem gedaan wat ik kon, en... ik zal hem vanavond wel terug zien, daar ben ik niet

bang voor," besloot hij terwijl hij zich omkeerde en del andere richting in liep

Een paar uur later begaf John zich weer naar de bewuste bank in het park, en het verwonderde hem heelemaal niet daar zijn kameraadje aan te treffen. De jongen was erg neerslachtig en moedeloos, zoodat Newcomb hem zoo opgewekt mogelijk aansprak.

„En heb je wat gevonden?" vroeg hij lachend, ofschoon hij wel op

het gelaat van Tommy las dat zijn vraag overbodig was.

„Nee... nee, baas... nergens wat te krijgen," antwoordde de knaap ontmoedigd. — „Huil maar niet, hoor," zei John terwijl hij hem op z'n schouder klopte, „je bent de eenigste niet, ik heb ook niets kunnen vinden. Ik begin zoo langzamerhand een gevoel te krijgen dat ze mij op deze aarde heelemaal niet meer noodig hebben..."

„Datzelfde gevoel heb ik ook," zei Tommy, die wel huilen kon.

„Niet zoo somber, jongen, dat mag jij niet zeggen," zei John bestraffend.

„Maar U zei het zelf ook," viel Tommy verontwaardigd uit.

„O... nou ja, dat kan wel..." zei John lachend, want hij had meer in gedachten gesproken, en zijn woorden waren niet voor Tommy's ooren bestemd geweest. „Maar als ik het zeg is het nog heel wat anders. Maar alla, 't is 't beste als je met me mee naar huis gaat. Zoolang je nog geen baantje gevonden hebt, kunnen we een beetje praten en plannen maken."

Als John Newcomb nieuwe ideeën of plannen gehad had bij het uiten van deze woorden, smolten ze als sneeuw voor de zon weg bij het antwoord van Tommy. Want het is heel begrijpelijk dat de jongeman niets liever wilde dan den jongen weer veilig naar zijn ouders brengen. Doch Tommy zei beslist: „Als U me belooft niet te vragen waarom ik thuis weggeloopen ben. en geen moeite te zullen doen om me weer terug te brengen dan ga ik graag... heel graag mee..."

En daar er niets anders overbleef, beloofde John maar wat de jongen vroeg. Dit was dus de reden waarom John Newcomb, toen hij dien avond de eetzaal van het armoedige pension binnen kwam, vergezeld werd door een jongen van een jaar of twaalf, die een dubbel portie eten naar binnen werkte ofschoon iedereen hem op z'n handen keek. En Tommy had het zoo druk met eten dat hij geen der vragen die de boekhouder en de aardige stenografiste stelden beantwoordde.

Maar dien avond lagen de twee kameraden naast elkaar in bed. Tommy sliep na vijf minuten ondanks het vreemde bed en de vreemde kamer als een roos, maar John kon niet slapen, en staarde met groote oogen naar het plafond alsof hij daar een oplossing kon vinden op de vraag wat hij met den jongen beginnen moest.

Hij dacht aan een hoogen heuvel en een zekeren kleinen jongen die geprobeerd had er over heen te klimmen. En hij dacht er over na dat er weer een andere heuvel opgedoken was zoodra de eerste overwonnen was.

t Was allemaal makkelijK, heel erg makkelijk gegaan, en het was veel interessanter geweest steeds weer iets nieuws te ondernemen dan altijd op dezelfde plaats, in dezelfde betrekking te blijven. Maar de twee laatste keeren was het niet zoo eenvoudig geweest om een passend baantje te vinden. Het was dan ook voor het eerst van zijn leven dat hij minder dan vijf dollar in zijn zak had. Hij was er zich van bewust dat hij den laatsten tijd meer dan eens een gevoel van hopelooze verlatenheid had gekregen. De laatste keer toen hij gekeken had wat er aan den anderen kant van den heuvel was, was tot hem doorgedrongen dat het verlangen naar vrijheid niet meer zoo groot was als voorheen. En hij begreep dat, indien hij niet zoo'n avonturier, zoo'n zwerver was geweest, hij nu misschien iemand gevonden had die aan zijn zijde wilde leven, met wie hij gelukkig kon zijn. Bovendien sloot dit in dat de dertig duizend dollar dan automatisch in zijn zak terecht waren gekomen...

Hij bedwong zich en wilde weer denken aan het tegenwoor-

No. 2