1

Panne

Mevrouw Johnson begaf zich naar de kamer van haar nicht, klopte aan. Daar ze geen antwoord kreeg ging ze naar binnen.

Virginia lag voorover op bea, gekleed in een ochtend japon en sandalen, terwijl heur goudblonde haar verward om haar hoofd lag.

„Op datzelfde oogenblik waren alle moederlijke gevoelens bij mevrouw Johnson ontwaakt, en ze riep verschrikt: „Ginnie... lieve wat is er aan de hand? Wat is er gebeurd? O, ik wist wel dat er iets gebeurd was, ik wist het!" — Virginia ging half overeind zitten, en zei: „Ik ben zoo blij dat U er bent, tante Georgette, zoo vreeselijk blij!"

Na deze spontane begroeting kon de vrouw zich niet meer inhouden, en sloeg haar armen hartelijk om het meisje heen. „Kindlief," zei ze teeder, „vertel me wat er gebeurd is, vertel me alles. Ik weet wel dat ik je niet zoo zal kunnen helpen als je lieve moeder, maar ik zal m'n best doen."

„Tante Georgette, ik zou eigenlijk niet weten wat ik II vertellen moest. Ja, ik kan wel zeggen wat er gebeurd is, maar ik weet niet of het wel iets bijzonders is, of U er waarde aan zult hechten "

„Vertel me alles, Ginnie," drong de vrouw aan. Georgette ging naast het meisje op bed zitten en nam haar handen beschermend in de hare. Op dit oogenblik voelden ze pas hoe ze de laatste veertien dagen langzaam tot elkaar gekomen waren, elkaar waren gaan begrijpen en liefhebben. Mevrouw Johnson had reeds het gevoel dat ze de dochter, waarnaar ze altijd zoo verlangd had, in haar armen hield.

Nu vertelde Ginnie, terwijl ze zich aan haar tante vast klemde, dat Merivale geweest was en wat er gebeurd was. „En ik vind alles juist zoo vreeselijk,' 'eindigde ze, „om,dat moeder wou dat ik van hem hield. En ik kan het eenvoudig niet verdragen als hij me kust. O, als zij maar hier was om me raad te geven!"

„Je moet er eens kalm en verstandig over nadenken, lieveling. Dat moeten we allemaal doen, bij dergelijke dingen kunnen andere menschen geen raad geven," zei Georgette langzaam en ernstig. Toen voegde ze er aan toe: „Ginnie, heb je vroeger dan wel echt van hem gehouden?"

„Ik heb nooit van iemand gehouden, tantetje, en ik geloof ook niet dat het ooit komt," snikte het meisje. Ik vind liefde iets verschrikkelijks."

Mevrouw Johnson glimlachte, en zei: „Kom, kom, Ginnie, je zult nog wel eens merken dat je te haastig met je oordeel geweest bent."

„Nee, tante, ik weet het zeker. Ford houdt van me, en het is vreeselijk!"

„Dus de verloving is verbroken?" vroeg de dame.

„Nee, dat niet," riep Ginnie haastig uit.

„Maar wat dan ?"

„Ik mag de verloving niet verbreken. Moeder zei dat er nooit iets tusschen Ford en mij mocht komen."

„Maar lieveling, zou je dan willen trouwen zonder liefde ?"

„Ik weet 't niet precies, in ieder geval moet ik doen wat moeder wou, zij had het altijd bij het rechte eind. Ik mocht hem wel graag lijden, maar nu hij van me houdt is hij zoo veranderd. Ik wilde ondanks alles moeder gehoorzamen, maar iets hield me tegen, iets dat sterker was dan ik zelf."

„Instinct," zei mevrouw Johnson.

„Maar ik wil haar niet weerstreven!" riep het meisje opgewonden uit.

„Dat begrijp ik," zei tante Georgette knikkend, „je wilt je moeder ge- hoorzamen, maar je instinct doet je aarzelen."

Virginia dacht even na, en zei dan: „Ik weet heusch niet meer wat ik er tegen doen moet, en ben dan ook maar van plan om alle tegenstrijdige gevoelens in m'n binnenste wat te laten bekoelen. Misschien kan ik m'n afkeer voor bem nog overwinnen."

(Wordt vervolgd)

liezen. En dit was het gevolg van een plotselinge emotie die haar van haar stuk gebracht had en het bloed door haar polsen joeg.

Met nietsziende oogen stond ze op en liep naar de deur toe. Maar Desmond was eveneens opgestaan, en plaatste zich vlak voor haar. Even later voelde ze twee armen om haar heen, en toen ze hem aankeek, beefden haar lippen als van een klein kind dat op 't punt staat om te gaan huilen. Ze stotterde dan ook: „Ik... ik begin dadelijk nog te... te huilen..."

Hij zei slechts: „Huil maar gerust, dat doet je goed," en na deze woorden duwde hij haar zacht in een makkelijken stoel, terwijl hij haar handen in de zijne nam en zijn oogen niet van haar af wendde.

Ze keek hem aan, totdat ze zijn blikken niet langer meer verdragen kon. Ze sloot haar oogen en spande haar wilskracht tot het uiterste in om de tranen terug te dringen. Maar het lukte niet, en langzaam drupten groote droppels tusschen de gesloten oogleden door. Toen boog ze haar hoofd en snikte hartverscheurend.

Hij stond bewegingloos naast haar, en wachtte geduldig totdat deze uitbarsting van verdriet voorbij zou zijn.

Had ze een blik op zijn gelaat geworpen, dan zou ze verbaasd aestaan

hebben over de teederheid van zijn uitdrukking, maar toen ze tenslotte haar oogen weer opsloeg, waren ze te veel door tranen verduisterd om iets juist te kunnen waarnemen. Ze zag alleen dat hij haar glimlachend aankeek. Toen liet hij haar handen los

„Wat moet ik nu zeggen, hoe kan ik me verontschuldigen voor m'n zonderlinge gedrag?" stamelde ze, af en toe nog snikkend.

„Zeg maar niets," sprak hij kalm.

„Maar ik schaam me eigenlijk heelemaal niet", zei ze met groote, verschrikte oogen.

„Dat is ook heelemaal niet noodig," zei hij glimlachend, „en ik hoop dan ook maar dat je geen spijt over je tranen hebt; het heeft je goed gedaan."

Het viel haar heelemaal niet op dat hij haar met jij en jou aansprak, en ze verbaasde er zich ook niet over. Instinctmatig begon ze heur haar wat op te kammen en de sporen van den tranen weg te vagen. „Hoe komt het dat U me zoo goed begrijpen kon?" vroeg ze plotseling, hem strak aankijkend. — „Omdat ik ook een eenzame ben," antwoordde hij eenvoudig.

„Dus eenzaam zijn wil niet altijd zeggen je beste vriend verloren hebben?" vroeg ze langzaam, denkend aan haar moeder.

„Integendeel," antwoordde hij, „je bent nog veel eenzamer als je je beste vriend nooit gevonden hebt."

Even was het stil, toen zei ze: „Ik had sedert den dood vah m'n moeder nog heelemaal niet gehuild."

„Heelemaal niet?" vroeg hij snel.

„Ik kon eenvoudig niet huilen."

„Ik had eerder naar je toe moeten komen, dan had je misschien wel gehuild," sprak hij kalm.

„Ja, dat is zoo," zei ze zuchtend.

Plotseling stak hij zijn hand uit, en zei: „Wil je de groeten aan Georgette doen?" — „Gaat U al weg? Ik heb U door het huilen toch niet afgeschrikt?"

„Zie ik er dan naar uit alsof ik zoo gauw schrik?" vroeg hij glimlachend.

„Makkelijk niet, maar ik vermoed dat ik Uw geduld wel op de proef gesteld heb." — „Stel me weer op de proef als je me noodig hebt!" zei hij

ernstig. „Ik bedoel blijf nooit meer alleen, er is altijd iemand die " Hij

zweeg plotseling. — „Waarom bent U zoo goed voor me?" vroeg ze verbaasd. — Hij zweeg even, wist er bijna geen verklaring voor. Toen sprak hij: „Toen ik je voor het eerst zag, voor het raam zooals je weet, las ik het leed van je gezicht en het deed me meer pijn dan ik kan zeggen dat ik weggaan moest zonder je te kunnen troosten, ik was zoo graag naar je toe gekomen om je over de moeilijkheden heen te helpen, want ik wist dat je troost noodig had."

„Ja, dat is ook zoo. Het was zoo'n vreeselijke slag voor me dat moeder

stierf. Ik voelde me o, ik kan het niet zeggen hoe ongelukkig, eenzaam

en verlaten."

„Ik verlang heelemaal geen verklaring," zei hij kalm, „tenzij je er behoefte aan hebt," voegde hij er aan toe.

„Hoe kan ik U bedanken?" vroeg ze zacht, terwijl ze hem haar hand toe stak. Hij nam haar hand in de zijne, glimlachte, en zei: „Je weet dat we NOOIT vreemden voor elkaar geweest zijn, dank ik dus overbodig en belachelijk." Na deze woorden ging hij

Toen mevrouw Johnson tegen den avond thuis kwam, hoorde ze van Dawkins dat mister Merivale geweest was en weer gauw weggegaan. Mister Preston was eveneens geweest, iets langer dan Merivale, maar hij was toch ook weer vrij snel verdwenen. Virginia had zich verder niet laten zien en bevond zich dus in haar eigen kamer.

Georgette fronste haar voorhoofd. Ze maakte zich zorgen over Virginia, het meisje had dien middag ook al zoo vreemd gedaan. Was 't niet zonderling dat Merivale maar zoo kort gebleven was? Wat was er voorgevallen? Eigenlijk bestond er maar één mogelijkheid.