I

I

MOEDER'S LAATSTE WENSCH

James Moore, de agent van het Hazlitt landgoed, een bewegelijke, dikke man die bijna overdreven eerlijk was kwam vragen hoe hij de vijftien honderd akker grond, waarover zij nu meesteres was, beheeren moest. Hij vroeg of ze tevreden was met zijn regelingen, en probeerde haar een indruk te geven wat het eigenlijk beteekende zooveel grond te bezitten. Want Virginia scheen heel weinig belang te stellen in haar rijkdom en bezittingen, ze staarde meestal met droomerige oogen voor zich uit, scheen dikwijls niet meer op de aarde te leven. Het kwam haar dan ook werkelijk voor alsof een ander, en niet zij zelf eigenares van de rijkdommen geworden was.

Toch voelde ze dat er nu een groote verantwoordelijkheid op haar schouders rustte. Mevrouw Goring had het landgoed buitengewoon goed beheerd, maar één ding had ze vergeten, en dat was: Virginia over het een en ander in te lichten. En toch had ze daar, te meer daar ze wist dat haar gezondheidstoestand bedenkelijk was, rekening mee moeten houden. Mevrouw Goring had steeds een oplossing geweten voor de problemen die men haar van alle kanten voorgelegd had: Ginnie aarzelde echter een besluit te nemen, en als ze het dan tenslotte genomen had, was het meestal nog verkeerd.

Ook het voornemen om een tijdje naar haar tante Georgette te gaan, leek haar meer een droom dan iets dat verwezenlijkt zou kunnen worden. Wie zou alles voor haar vertrek gereed moeten maken nu haar moeder er niet meer was, wat moest ze bij haar tante doen zonder het gezelschap van haar lieve moeder?

Mevrouw Jonhson was de vriendelijkheid zelf. Lenthall bood zijn diensten ook aan, en hij deed dit zelfs zonder dat het hem al te veel moeite kostte. Doch toen het meisje meegegaan was, en zich eenmaal in het huis tegenover de Kensington Gardens bevond, voelde ze zich meer als een wassen beeld dan een echt, levend wezen.

En toch waren de twee weken die op den dood van haar moeder volgden van meer belang voor haar dan iemand wel vermoeden kon. Ze had nu niet langer voor oogen dat haar moeder in de nabijheid was om haar ter zijde te staan, ze werd zelfstandig al kostte het ook moeite.

Virginia zelf had er geen flauw vermoeden. van hoeveel wilskracht en persoonlijkheid er in haar school. Door den storm, die over haar hoofd gegaan was, groeide haar zelfvertrouwen met den dag. Tot nu toe was ze niets meer dan de echo van een sterkere persoonlijkheid, haar moeder, geweest. Maar nu kwam ze met elk besluit dat ze nam, hoe klein het ook was, nader tot haar doel; groeide, niet uiterlijk, maar innerlijk en werd aldus langzaam aan berekend voor de taak die op haar schouders gelegd was door het plotselinge overlijden van haar moeder.

HOOFDSTUK V.

Virginia logeerde al meer dan veertien dagen bij mevrouw Johnson voor ze weer eens iets van Fordyce Merivale hoorde.

O, ja, tusschen het telegram en dezen brief in had hij nog een keer een paar woorden geschreven om haar te condoleeren met het groote verlies. Dit briefje had ze hem op dezelfde korte wijze beantwoord, schrijvend dat ze hem bedankte voor de deelneming en voorloopig bij mevrouw Johnson ging logeeren.

In de laatste brief schreef hij

dat hij van plan was terug te komen en den volgenden middag waarschijnlijk wel ter plaatse zou zijn. Ze was er zelf verbaasd over dat ze eigenlijk van dit bericht schrok, want ze had tijd genoeg behad om er zich op voor te bereiden. Dadelijk dacht ze aan haar overleden moeder en wat de grootste wensch van de lieve doode geweest was.

Ze maakte zich zelf wijs dat alles in orde zou zijn zoodra ze hem zag; dat de veranderde gevoelens tegenover hem slechts een gevolg waren geweest van zijn afwezigheid, omdat hij op het critieke oogenblik niet bij haar geweest was. Ze meende da,t het gevoel van kameraadschap en aanhankelijkheid met zijn verschijnen terug zou komen. Alsof er wonderen

gebeuren konden Alsof

het zien van hem haar de kracht zou geven om haar

No. 4

moeder s verlangen gaarne ten uitvoer te brengen

Toen de bewuste dag aanbrak, voelde ze zich echter T£»nii\\ra f-Vitin on nnnistin. Het kloooen od de deur deed

haar opspringen van schrik en haar hart begon pas weer langzamer te slaan toen zee merkte dat het alleen het dienstmeisje maar was.

Doch eindelijk was het zoo ver. Er werd gebeld en het meisje deed open. Ze hoorde Merivale's stem haar naam uitspreken, haastte zich op haar teenen naar de balustrade, en zag dat hij zijn hoed en jas aan den kapstok hing. Toen vluchtte ze als het ware de kamer weer binnen, en bleef met kloppende polsen bij den schoorsteen staan terwijl ze mompelde: Als ik hem spreek is alles weer in orde... als ik hem spreek is alles weer in orde...

Een oogenblik later keken ze elkaar in de oogen. Ademloos wachtte ze op het wonder dat de vriendschap en gevoelens van aanhankelijkheid weer in haar hart zouden vloeien, maar het wonder gebeurde niet. Toen hij zijn twee handen naar haar uitstak, en haar diep in de oogen keek, zou ze het liefst maar weggeloopen zijn. Ze kon den blik in zijn oogen niet verdragen, had op dat moment zelfs een hekel aan den vriend harer jeugd.

Maar ze liep niet weg en stak haar hand uit. Ze wist maar nauwelijks wat ze zei, en ze had een gevoel dat haar woorden vreeselijk vormelijk en onhartelijk waren klonken. Om tijd te winnen om haar gedachten te verzamelen en te concentreeren, zei ze tegen het meisje: „Wil je de thee brengen, Dawkins?"

Na deze woorden keerde ze zich weer naar Fordyce toe, en zei glimlachend: „Neem toch plaats en vertel me eens gauw wat je allemaal in den tusschentijd gedaan hebt. Schiet het huis al op? vroeg ze snel sprekend en onrustig.

Gelukkig scheen hij haar veranderde stemming en verwarring niet te merken, want hij gaf kalm en uitvoerig antwoord op haar vraag. Zoo bleven ze over koetjes en kalfjes praten totdat de thee binnen gebracht werd. Virginia trachtte het meisje onder allerlei zonderlinge voorwendsels in de kamer te houden, maar tenslotte verliet het kind het vertrek toch weer, en nu voelde Ginnie zich nog ongelukkiger dan voorheen.

Ze begon over haar moeder te spreken, en hij betuigde haar nog eens zijn deelneming met het droevige voorval. Zenuwachtig'gaf ze korte, verwarde antwoorden, het ging er maar om hem aan de praat te houden en geen intieme onderwerpen aan te roeren.

Maar dit was niet vol te houden zooals ze zelf ook wel gevreesd had. Op een gegeven oogenblik stond hij op, zette het tafeltje wat opzij en kwam naast haar staan.

Ze week een beetje terug en begon zenuwachtig haastig weer over allerlei oninteressante onderwerpen te praten. Maar hij lachte, kwam dichter naar haar toe en legde zijn arm om haar schouders.

„Ford niet doen, Ford " smeekte ze, terwijl ze een poging deed

om op te staan, maar hij was doof voor haar woorden, en fluisterde: „Nog steeds verlegen en een beetje schuw? Maar nu ben ik niet van plan om nog langer consideratie met je te gebruiken. Ik wil je kussen, dat hoort er toch bij, nietwaar?"

Hij trok haar dicht tegen zich aan, en vervolgde even later weer: „Je bent van mij, niemand anders heeft recht op je " ze voelde zijn adem

„David en Goliath" in de vliegtuigwereld. Deze foto. die in Londen gemaakt werd, toont het grootste Duitsche vliegtuig, uitgerust met vier motoren die elk 1000 P.K. ontwikkelen, en ruimte biedt aan 38 passagiers.