pelsgewijze, tot de massa juist samenhangend geworden is (de hoeveelheid water kan niet nauwkeurig worden aangegeven, daar de ene bloemsoort meer water verdraagt dan de andere, doch hoe minder water wordt toegevoegd, hoe beter!) Pak nu het deeg met koele handen vast en vorm het zo luchtig mogelük drukkend, tot een bal Wentel deze luchtigjes door bloem en leg de deegbal op een met meel bestoven keukentafel of aanrecht. Druk er nu, weer heel luchtig, met de deegrol op en rol het deeg tot een, zo mogelijk vierkante, lap, uit. Keer de deeglap telkens, bij voorkeur met een mes om en rol hem iets dikker dan een kwart cm uit. Borstel alle overtollig ebloem onder het uitrollen telkens weg, daar deze het uitspringen der verschillende deeglaagjes, waaruit feuilletée of bladerdeeg bestaat, tegengaat. Vouw de deeglap zowel in de lengte als in de breedte, in drieën op. Herhaal deze bewerking van uitrollen en opvouwen nog twee keer. Er worden dus in het geheel drie van deze bewerkingen gemaakt, die men sarnen als „één toer" aanduidt en laat het deeg dan, opgevouwen, minstens 3 kwartier op een zo koud mogelijke plaats rusten. In die rus'.tijd krijgt de boter weer gelegenheid, op te stijven.
II. Maak weer een toer, maar rol het deeg iets dunner uit dan de eerste keer en vouw het, zowel in de lengte als in de breedte, in drieën op. Laat het opnieuw minstens drie kwartier rusten.
III. Herhaal de bewerking onder II beschreven, maar rol het deeg niet dunner uit, vouw het
er op en iaat het nu zo lang mogelijk rusten
Iv. een nacht). Bereid er nu elk gewenst soort
bak van, zoals dit b.v. onder enige van de
volgende recepten wordt aangegeven.
Banketletter (voor één letter)
125 gram bloem, 125 gram boter, % dl. water, 1 theelepel zout. Voor het vulsel: 125 gram aman-, delen of half amandelen, half witte bonen, 1 groot ei, 125 gram suiker, wat geraspte citroenschil en bij het gebruik van witte bonen een of twee druppels amandelolie.
Bereid het bladerdeeg zoals boven werd beschreven en rol het deeg ter dikte van iets minder dan een kwart cm en ter breedte van 81/2 cm uit. Zorg dat intussen de amandelpers gereed staat. Breng hiervoor de amandelen met ruim koud water aan de kook, neem ze van het vuur, zodra het water kookt, pel ze, maal ze door een amandelmolen en vermeng ze met alle overige ingrediënten. Maal de massa dan opnieuw door de molen en laat de zgn. „spijs" het liefst, dichtgedekt met een vochtige doek, een nacht of zelfs meerdere dagen op een koele plaats staan. Bel, wanneer witte bonen gebruikt worden, de bonen niet. was ze alleen, leg ze, uitgespreid op een bakblik en laat ze bijna gaar stomen. Handel dan verder zoals voor amandelen werd beschreven. 'Bij gebruik van alleen witte bonen is het aan te bevelen zo mogelijk een klein gedeelte ,^kvan door perziken- of abrikozenpitten te ver\^mgen).
Vorm van de amandelpers rolletjes, die zo dik zijn, dat de deegreep er ruim omheen geslagen kan worden. Plak de deegranden met water op elkaar, geef de verlangde vorm aan de banketletter, nadat de utieinden zijn omgevouwen en eveneens met water zijn dichtgeplakt en bestrijk de bovenkant met eierdooier, die met 1 eetlepel water even is losgeklopt. Leg de letter met de dichtgeplakte kant naar beneden op een met water bestreken bakblik (op een met boter bestreken blik zou het deeg uitlopen!) en zorg er hierbij voor, dat de ronde vorm zo goed mogelijk behouden blijft. Verwarm een gasoven 10 minuten met vol gas voor, schuif het bakblik in het midden van de oven, temper het gas tot de vlammetjes zo klein mogelijk zijn geworden (de temperatuur in de oven zal dan pl.m. 220 gr. C. blijven) en bak de letter in pl.m. 40 minuten gaar en lichtbruin.
Pasteitjes (6 a 8 stuks)
250 gram bloem, 250 gram boter, ruim 1 dl. water, ruim 2 theelepels zout. Voor het vulsel: vlees-, ham- of garnalenragout, kaasfondue of champignonragout. Bereid bladerdeeg zoals boven werd beschreven Rol nu het deeg ter dikte van pl.m. 8 mm uit en steek er met een glad rond uitsteekvormpje of glas 6-8 rondjes van. Steek met een veel kleiner uitsteekvormpje uit het midden van deze rondjes weer een rondje,
De juiste verhoudingen voor bladerdeeg op aanschouwelijke wijze voorgesteld!
zodat ringen ontstaan. Rol het overige deeg ter dikte van pl.m. 3 cm uit en steek er een gelijk aantal rondjes van dezelfde grootte als de eerste rondjes van. Gebruik deze laatste voor bodems, plak er de ringen op en bestrijk alleen de ringen met eierdooier (zie vorig recept). Prik het zichtbare gedeelte van het deegbodempje in, om rijzen te voorkomen. Berstrijk ook de dekseltjes met eierdooier en leg deze ofzonderlijk naast de pasteitjes, die op een met water bestreken bakblik zijn gelegd. Zie voor de oventemperatuur het vorige recept en bak de pasteitjes in pl.m. 1/2 uur goudbruin en gaar. Hol ze voorzichtig uit, vul ze met een der bovengenoemde vulsels en dien ze heet op. Gebruik als vulsel voor pasteitjes, die bestemd zijn voor een kaasschotel (zie foto) kaascrème, die als volgt wordt bereid: vermeng 75 gram gesmolten boter, onmiddellijk van 'het vuur, met pl.m. 175 gr. geraspte oude kaas, een tikje Cayenne peper of wat paprikapoeder, 3 eetlepels bouillon of warme melk en wat zeer fijn gehakte peterselie.
Rol met de goed draaibare deegrol van u af, dan weer naar u toe, niet kris-kras, maar steeds in dezelfde rechte richting, over het deeg.
(Halve maantjes (van overgehouden bladerdeeg) Steek met een uitsteekvormpje halvemaanvormige figuurtjes van het bladerdeeg, bestrooi ze met wat fijn zout, strijk er eierdooier op en bak ze op een met water bestreken bakblik in pl.m. 10 min. goudbruin en gaar.
Zoute Palmiers (van overgehouden bladerdeeg) Rol de beide uiteinden van een lapje bladerdeeg naar elkaar toe, zodat in het midden twee rollen naast elkaar liggen, snijd er koekjes van ter dikte van pl.m. een kwart cm en handel verder zoals voor halve maantjes werd beschreven. MARIANNE.
Is alle overtollige bloem telkens goed weggeveegd, dan geven we het in de lengte en breedte in drieën opgevouwen deeg, minstens gedurende 3 kwartier rust op een zo koud mogelijke plaats!
Assepoester en... Mascotte
(Vervolg van pag. 13)
Meer dan ooit besefte ze, dat op haar de taak rustte het gezin bij elkaar te houden en er de ziel van te zijn. Gelijkvloers waren lang geleden twee kleiner.e kamers verbouwd tot wat nu de grote, gezellige huiskamer was. Aan de achterzijde lag de keuken, de provisiekamer en het vertrek, dat vroeger vaders kleine studeerkamer was geweest en waar de gevulde boekenkasten nog net zo stonden als toen hij nog leefde.
Op de eerste verdieping bevonden zich twee grote slaapkamers. De ene, die van haar ouders geweest was, hield Cis nu voor logeerkamer; de andere was Toms kamer. Connie had de mooiste slaapkamer op de tweede verdieping.
Op de morgen na Lola's huwelijk lag Connie met wijd-open ogen in haar bed naar het plafond te staren. Haar gezicht was rustig en wat er ook in haar mocht omgaan, het kwam niet tot uitdrukking. Tegelijk, dat de oude gangklok negen sonore slagen liet horen, hoorde zij voetstappen op de trap en daarna het zachte gerinkel van servies. Dit vertelde haar dat Cis in aantocht was met haar ontbijt. Het bracht een glimlach van welbehagen om haar mond.
„Lief van je. hoor," zei ze, toen Cis binnenkwam met het blad. Ze had Cis nooit gevraagd om dit voor haar te doen. Connie was niet gewend, ronduit om iets te vragen, maar op de een of andere manier werd altijd alles voor haar gedaan Dus kwam Cis steeds, wanneer ze een dag vrijaf had van kantoor, haar ontbijt op bed brengen, alsof het zo hoorde.
„Hebben jullie het gezellig gehad, gisteravond?" vroeg Cis.
,.Ja, het was wel aardig. We hebben leuk gedanst." Connie ging rechtop zitten. „Geef me even mijn bedjasje aan, Cis, wil je. Zeg, heeft het je geen uren gekost om al die rommel aan kant te maken?"
„Oom Binkie heeft me geholpen," zei Cis. Ze hield haar ogen van haar zuster afgewend, terwijl ze het blad op een klein tafeltje naast het bed schoof. Het leek wel of ze een beetje buiten adem was, toen ze voortging: „We hebben een lang gesprek gehad, oom Binkie en ik. En ik moet je iets zeggen, Connie. Ik ga werken in een rijdende cantine en waarschijnlijk zal ik naar het continent gaan."
„Je bent gek!" riep Connie en stootte in een gebaar van hoogste verbazing bijna haar theekopje om. „Wou je hier weggaan? Wie moet dan het huishouden doen?"
„Er is hier gauw niets meer te huishouden voor mij, nu Lola weg is." „Zo! En wat moet er dan met Tom en mij gebeuren?"
„Nu Tom in Epham gestationeerd wordt, komt hij alleen thuis als hij verlof heeft, dat weet je ook wel. Trouwens. hii gaat gauw trouwen. Dan komt Julie hier wonen en zij zal wel liever het huishouden zelf beredderen. Voor hen zal het veel prettiger zijn, als ik er niet ben. Jij hoeft hen niet te hinderen, jij bent de hele dag op kantoor, maar ik zou me al gauw teveel gaan voelen."
„Heb je erover gedacht, wat ik moet doen, zolang Tom en Julie nog niet getrouwd zijn?" vroeg Connie uit de hoogte. „Je denkt toch niet, dat ik zin heb, om huiswerk te doen na een dag op kantoor."
„O jij kunt net zo vaak uit eten gaan, als je wilt," herinnerde Cis haar vriendelijk aan haar grote kennissenkring.
(Vervolg op pag. 36)