hunne behandeling van verschillende ziekten met zoutloos of zoutarm diëet. Zij hebben daarmede een blijvende verdienste verworven, al is met die behandeling ook niet alles bereikt, wat men er aanvankelijk van verwachtte. Het is begrijpelijk, dat van die onderzoekingen door de obstetrioi, wegens het Zoo veelvuldig voorkomen van oedemen inde zwangerschap, met belangstelling werd kennis genomen. Door S pi e g e 1 b er g *) en anderen in Duitschland, maar vooral door Bar2) en zijn school in Frankrijk werd dan ook de studie der keukenzoutstofwisseling bij zwangeren ter hand genomen. Die onderzoekingen toonden, onafhankelijk van elkander, aan, dat in het algemeen inde laatste maanden der zwangerschap een neiging bestaat tot keukenzoutretentie. Blijkbaar heeft men echter de praktische beteekenis daarvan niet voldoende ingezien, want de gevolgtrekking, waartoe die resultaten hadden moeten leiden: de behandeling van zwangerschapsstoornissen met zoutloos diëet, heeft men niet voldoende aanvaard, ongetwijfeld, omdat men met melkdiëet reeds zóó goede resultaten verkreeg, dat de behoefte aan een andere behandelingsmethode niet werd gevoeld. Inde obstetrische literatuur vindt men dan ook slechts weinige mededeelingen over behandeling van zwangerschapsstoornissen met zoutloos diëet en in die weinige beperkt men zich dan nog tot gevallen met sterke oedemen, zonder of met geringe albuminurie. De voornaamste onderzoekingen van Bar dateeren uit 1907. Allereerst heeft hij van 26 vrouwen, 15 I-parae en 11 M-parae inde laatste twee maanden der zwangerschap, nauwkeurig de uitgescheiden hoeveelheid HaCl bepaald, waarbij hem bleek, dat bij gewoon voedsel door de I-parae per dag gemiddeld 11,67 Gram met de urine werd uitgescheiden, door de M-parae gemiddeld 11,58 Gram. Daar het gemiddelde door vele onderzoekers voor normale personen op 12 Gram per dag is bepaald, scheen het dus, dat de zwangerschap op de NaCl-afscheiding geen invloed heeft. Bar was daarvan echter nog niet overtuigd, daar de dagelijksche hoeveelheden schommelden van ongeveer 4 tot 20 Gram niet alleen, maar ook omdat in sommige gevallen vóór het begin der haring een stijging van de uitgeseheiden hoeveelheid Na Cl, in andere gevallen daarentegen een daling werd waargenomen. Daarom deed hij bij 5 zwangere honden nauwkeurige bepalingen van de opgenomen en de zoowel langs den darm als de nieren afgescheiden hoeveelheid NaCl, waarbij ook het *) Spiegelberg, Lebrbucb der Geburtshülfe 1878. J) P. Bar, Leiens de pathologie obstétricale, 11, 1907.

31