De toestand van de cervix was als volgt: I-parae. M.-parae. volmaakt gaaf 47 39 een kleine inkerving 51 49 een 1 a 2 cM. diepe scheur .... 11 25 een scheur reikend tot aan het gewelf . 9 5 een ondiepe spleet 17 15 een diepe spleet 9 15 onregelmatig gescheurd 1 9 Totaal onderzocht ... 145 157 117 primiparae, bij wie de graad van ontsluiting bjj het breken der vliezen was genoteerd, en waar tevens de toestand van de cervix was nagegaan, leeren het volgende wat betreft de invloed van het vroeg breken der vliezen op het ontstaan van cervixscheuren. De cervix is • # Sh •+-3 De vliezen breken . g®ö S „ ®Ja bU een ontsluiting van g -s t g- ®g g % ® ® P d . CD o OL n (D -4J 024 32 112 111 114 2 2 21 5 311 13 41 1 53 1116 6 152 8 711 2 8 2 6 1 1 10 9 314 Volkomen. 26 23 3 8 2 62 Ü9 46 j 7 i 5 113 7 117 20 maal werd manueele dilalatie volgens Bonnaire gedaan; daarbij ontstonden 9 maal diepe scheuren tot aan of tot in het gewelf, en 1 maal een ondiepe scheur. In 10 gevallen ontstonden geen of geen noemenswaardige scheuren. (Zie placenta praevia, eclampsie en prolapsus funiculi). Ruptura perinei. Bij 39 patiënten ontstond eene ruptura perinei. 31 maal bij I-parae (waaronder 6 maal bij forcipale extractie) en 7 maal bij M-parae (1 maal bij forcipale extractie en 3 maal bij extractie aan den voet). Slechts 3 maal werd een zijdelingsche incisie gemaakt.

223