geworden; van de ernstige stoornissen zijn wij altijd behoorlijk verwittigd geworden. Een andere vraag is deze, of door den langen duur van het uitdnjvingstijdperk geen andere nadeelen veroorzaakt werden, die in deze verslagen niet medegedeeld kunnen worden, omdat zij eerst later bespeurd worden, ik meen prolaps der vaginaal wanden, beleediging van den bekkenbodem. Liggingsafwijkingen van baarmoeder en scheede hangen voor een groot deel af van de integriteit van het bekkencelweefsel, van de ligamenten en van den musculeusen bekkenbodem. Staat nu een hoofd langen tijd in het weeke bekken, voor de vulva, wordt het voortdurend, of althans met zeer kleine tusschenpoozen daartegen aan geperst door baarmoederoontracties of door inspanning van de buikpers, zonder dat deze voldoende zijn om de vrucht uitte drijven, dan bljft de levator ani of liever de geheele uit spierweefsel bestaande bekkenbodem langen tijd onder den invloed vaneen factor, waarvoor juist spierweefsel zeer gevoelig is, nl. gestoorden bloedsomloop. Het gevolg daarvan moet een gedeeltelijke, zelden een totale ischaemische paralyse, of parese dier spier zijn, die niet voor geheele genezing vatbaar is, en waarmede dus de eerste grondslag gevormd wordt voor het ontstaan van liggingsafwijkingen der bekken- of buikorganen. Ineen dergelijk geval is een duur van 2 uren voor het tweede tijdperk der haring misschien reeds te lang. Ineen ander geval blijft het hoofd uren en uren op den bekkenbodem staan, zonder weeën van eenige beteekenis, zonder dat de vrouw medeperst; men vindt geen spoor van oedeem, van veneuse stuwing inde weeke deelen der moeder en ook het caput succedaneum blijft binnen zeer matige grenzen. Hier valt de bovengenoemde schadelijke factor, circulatiestoornis inde moederlijke deelen, nagenoeg geheel weg; hier heeft de zeer lange duur van liet uitdrijvingstijdperk absoluut geen beteekenis. In nog andere gevallen ziet men, bij langen duur van het uitdrijvingstijdperk den voorwand der vagina naar buiten uitpuilen, of wel den achterwand; dat ook dit begunstigend werkt voor het ontstaan van prolapsus vaginae is duidelijk. Ook hier is dus de indicatie gegeven de haring spoediger te doen eindigen. Is dan do tangverlossing zelve geen aetiologisch moment voor prolapsus vaginae, voor blijvende beschadiging van den bekkenbodem? Wijst het groot aantal perineaal-rupturen niet daarop ? Ruptura perinaei en ruptura perinaei zijn twee. Bestaat zj alleen in een behoorlijke huidwond, dan is haar beteekenis natuurlijk niet groot; is daarentegen de bilnaad tot aan of tot inden sphincter ani verscheurd, dan kunnen de gevolgen, wat betreft de verplaat-
58