HET DEMONSTRATIEF CONGRES DER V.A.R.A.

BEDE VAN G. J. ZWEBTBBOEK.

(Vervolg.)

Er mag hier in ’t voorbijgaan op gewezen worden, dat ook in het buitenland zich dezelfde ontwikkelingsgahs voltrekt, en dat ook daar het beginsel van de „algemeenheid” van den Radio-Omroep zich heeft baan gebroken.

Ik mag dus met recht constateeren, dat de luisteraars principieel het pleit hebben gewonnen, dat onze meening heeft gezegevierd en dat de vroegere leiders van den „neutralen” Omroep zich hier zeer ernstig hebben vergist.

Allen gezamenlijk omschrijven wij dus de leuze: de Radio-Omroep zij algemeen. Maar eilieve dat is hyi Zoo algemeen mogelijk.

Hij kan, principieel althans, moeilijk „algemeener” zijn. Zelfs in de wet is dit beginsel vastgelegd. Het is alleen nog maar een kwestie van verdere organisatie en wegschavlng van 'enkele belangrijke oneffenheden in de practische uitvoering.

Maar algemeen Is hy waarlijk. De vier groots bevolkingsgroepen, vertegenwoordigd door V.A.R. A., K.R.0., N.C.R.V. en A.V.R.O. verzorgen leder een gedeelte van den geheelen Omroep, ieder naar zijn aard en eigen beginselen. Zij zorgen leder voor een naar hun meening juiste verhouding tusschen ivermaak en ontspanning en cultureels en persoonlijke ontwikkeling. Zij zijn actueel in dien zin, dat zij de brandende vraagstukken van den dag niet hnks laten liggen, maar ze behandelen. leder van hun eigen standpunt. En tengevolge hiervan is de grootst mogelijke objectiviteit gewaarborgd, want geen enkele zaak is uitgesloten van behandeling, en daar verschillende standpunten door de omroepvereenigingen worden ingenomen, is de luisteraar in staat zich zelf een (jordeel te vormen, na het hoor en wederhoor te hebben toegepast.

En bovendien hebben de algemeen-cultureele omroepvereenigingen zich vereenigd in een comité, waarin de algemeene belangen van den omroep in zijn geheel worden behartigd. De algemeene omroep bestaat in ons land dus wel ten volle.

Waarover gaat dan eigeniyk de stryd, en waarvoor demonstreeren wij hier op dit congres? Niet voor de „algemeenheid” van den Omroep. Die is veroverd en verzekerd. Maar wél voor een biliyke uitvoering van de wet. Vóór het recht van den Arbeiders-Omroep, den zelfstandigen omroep van een kwart der georganiseerde luisteraars. En tegen degenen, die den Arbeiders-Omroep willen onthouden, waarop hij naar zijn meening ten volle recht mag doen gelden.

Wanneer, op hetzelfde oogenblik, dat de leiding van den vroegeren neutralen omroep tot het resultaat kwam, dat het ideaal der volkomen neutraliteit, zelfs al ware het schoon te noemen, toch door de overgroote meerderheid der luisteraars niet werd gedeeld, en zij deswege tot het inzicht kwam van haar verassing en de idee van den neutralen omroep prijsgaf voor die van den algemeenen omroep wanneer zy op ditzelfde oogenblik het roer werkeiyk geheel zou hebben omgegooid, de meermalen aangeboden samenwerking op grond van gelijkheid met de andere omroepen zou hebben aanvaard en zich niet tot het uiterste daartegen zou hebben verzet, dan zou deze demonstratie niet noodig zyn geweest. Dan zou er reeds sedert eenige jaren vrede in de omroepwereid heerschen. samenwerking zou tot stand zijn gekomen, o.a. op het gebied der prógramma-regularisatie het voorkomen van dubbele uitzendingen van geiyken aard en van soortgeiyke programma’s op hetzelfde tijdstip en het mag hier even worden aangestipt, op het gebied van techniek. Dan zouden we niet meer sukkelen met zenders van een veel te geringe energie, dan zouden de omroepvereenigingen gezameniyk al sedert lang goede zenders exploiteeren van voldoende capaclreit om door het geheele land tot in alle hoeken én tot ver over de grenzen te kunnen worden ont-

vangen. Dan zouden allerlei andere moeilijkheden, die thans vrijwel onoverkoombaar Hjken, niet meer bestaan.

Inplaats echter van hun verandering van meening de volle consequentie te trekken en in de samenwerking tusschen de verschillende omroepvereenigingen de belichaming van den in waarheid Algemeenen Nederlandschen Nationalen Omroep te zoeken, inplaats daarvan uitte men de belachelyke pretentie, dat uitsluitend de tot dan toe neutrale omroep de „Algemeene” was, dat de leiders daarvan, een college van personen van één bepaalde gezindheid en kleur, alleen wel in staat zijn de behoeften en begeerten van het Nederlandsche volk in al zijn verschillende schakeeringen te peilen, en dat de door de luisteraars zelf geschapen omroepbrganisaties, omvattende de overgroots meerderheid, tot het tweede plan teruggebracht dienden te worden.

ik noem dit een belachelijke pretentie. Wanneer het wenscheiyk en mogelijk zou zijn,, een dergelijke ééne „Algemeene Omroep” te doen bestaan, dan zou de organisatie daarvan toch zoodanig moeten zijn, dat de luisteraars van elke richting daarin behoorlijk zeggenschap zouden hebben. Dan zou de leiding dienen te berusten by een college van vertegenwoordigers van verschillende volksgroepen, waarin de luisteraars van alle gading het volste vertrouwen konden stellen. Namens een kwart van de luisteaars, georganiseerd In de V.A.RJt., verklaar Ik hier echter nadrukkelijk, dat op grond van de geschiedenis van den omroep en van al hetgeen daarin gebeurd is, inplaats van dit vertrouwen slechts het allergrootste wantrouwen bestaat. Alleen al de totstandkoming van den tegenwoordigen zich noemenden algemeenen omroep uit N.O.V. en A.N.R.O. motiveert dit nooit weg te nemen wantrouwen der arbeiders-luisteraars volkomen. En waar ook de andere cultureels omroepvereenigingen in gelijken zin hierover denken, is het een belachelijke pretentie te meenen, dat enkele toevallig bijeengekomen personen Bich tegen den wil van de meerderheid der luisteraars en der bevolking zouden kunnen belasten met de verzorging van den Algemeenen Nederlandschen Ómroep. Zoo min deze mag worden opgedragen aan den Katholieken Omroep alleen, aan den Ned. Chr. Omroep alleen, aan de V.A.R.A. alleen, zoo min mag deze worden opgedragen aan den omroep, die ongeveer de bevolgingsgroep omvat welke overblijft wanneer men de door de zoo juist genoemde drie omroepen vertegenwoordigde volksgroepen aftrekt. Juist bij Algemeenheid kan eenzijdigheid niet worden geduld. Er is bovendien nog een zakelijk bezwaar, dat ik ook noemen wil.

In ons land steunt de Omroep tot nu toe op het particulier initiatief. De luisteraars worden vrygelaten of ze al of niet een bydrpge in de aanzieniyke kosten van den Omroep zullen geven. Er is indertijd in het rapport der Staatscommissie Ruys de Beerenbrouck voorgesteld, een wetteiyk verplichte retributie te heffen, zoodat er geen klaploopers meer zouden overbiyven. Alle Omroepvereenigingen zijn met dit plan oorspronkeiyk accoord gegaan. Het is evenwel niet verwezeniykt, en zelfs de mogeiykheid van de heffing van zulk een retributie is uit de wet genomen. Hierdoor is het aan elke Omroepvereeniging zelfstandig overgelaten, de middelen te vinden om zijn Omroep te financieren.

Nu spreekt het vanzelf dat die Omroep, die over de meeste zenduren beschikt, een zeer groot zakelijk voordeel geniet. Een zakelijk voordeel, waarvan thans sedert lange jaren één der Omroepvereenigingen in het byzonder neeft geprofiteerd. Want tal van luisteraars die uit bUlij’Kheidsoverwegingen aan den Omroep willen bijdragen, steunen allereerst die Omroeporganisaite, die hen het meeste geven kan, daartoe in staat gesteld door den zendtijd waarover zij beschikt. Eqn „algemeenen” Omroep opdragen aan slechts één der Omroepvereenigingen, en deze het daarvoor noodige leeuwendeel van den zendtyd ter beschikking stellen, beteekent