Z)3? V\RA VAN VELE WEEK'

door Amdré

Op het Zondagochtendconcert van 4 Mei worden om 10.15 uur een paar zeer fraaie gramofoonplaten afgedraaid, die bevatten de Slavische Dansen van den Tsjechischen componist Anton Dvorak., aan welken belangrijken toondichter het V.A.R.A.- orkest destijds eens een geheelen Zondagochtend wijdde. Toen werd o.m. ook zijn symphonie „Aus der Neuen Welt” uitgevoerd en middenin het schitterend gespeelde laatste deel was de neutrale A.V.R.O. zoo liberaal om met vandalenhand af te breken omdat het 12 uur was. Daarmede was ook weer bewezen, hoezeer de V.A.R.A. meerderen zendtijd noodig heeft.

Anton Dvorak is van Boheemschen bodem, een componist die zün muzikale inspiratie’s heeft verkregen uit het volksleven zélf. Hü is veel minder „beschaafd” dan z’n groeten tijdgenoot Smetana en z’n Slavische volksdansen zün een merkwaardig voorbeeld van zün mentaliteit. De volksziel in het vroegere Bohemen, thans Tsjecho-Slowaküe, is doordrenkt van muziek. Zeer zeker was hier de beoefening der vocale en instrumentale muziek geenszins beperkt tot de betere standen. Integendeel. En Anton Dvorak wordt niet voor niets de „democratische” componist genoemd. Anton Dvorak is de vader der Boheemsche muziek die een zeer sterken, nationalen inslag heeft. Den Bsten November 1841 werd hij geboren in Nelahozeves, bü Kralup. Hij was de zoon van een herbergier en z’n vader had met hem geen groote bedoeling. Anton Dvorak zou n.l. slager moeten worden. Maar de jongen had heel wat meer ambitie om met z’n onderwijzer viool te spelen, dan om een slagersmes te hanteeren. Ondanks de ongunstige omstandig-' heden, die dit talent dreigden te verstikken, brak het genie zich toch baan. Eenmaal op de organistenschool te Praag, begon een degelijke studie, die den grondslag zou leggen voor den lateren geweldigen opbloei van dit hoogbegaafde kind.

Itlaar hoe muzikaal begaafd men ook moge zün,

men moet ook eten. Men neemt het artisten wei eens kwalijk, dat zy ook een maag hebben. Welnu, Dvorak had ook een maag en om z’n dageUjksA brood te verdienen, moest hij medewerken in vierderangs strijkjes. Toen hy 21 jaar was. kreeg hij, vooral in moreel opzicht, een eenigszins betera werkwyze. Hy werd toen n.l. altist in het orkest van het Nationaal Theater te Praag.

Hü was natuurlijk reeds lang aan het comfito neeren én toen hij het geluk had, dat zijn voor gemengd koor en orkest te Praag werd gevoerd, begon Fortuna hem minzaam toe te| lachen. Het werk had veel succes en de algemeen# aandacht werd er door op den bescheiden musiMM gevestigd. De Staat schonk hem voor enkele jareßl een studiebeurs, zoodat hij z’n orkestbaantje 4T aan kon geven om zich geheel op de compositie toei

Dvorak vond steun bij twee figuren uit het toenmalig muziekleven, nl. bü Brahms en Von Bülow, die het hunne deden om den jongen componist voort te helpen en zijn werken propageerden. Ze deden dat niet om de een of andere zelfzuchtige reden, doch louter en alleen om derwille van het werk. Het was geen wonder dat Brahms, die zelf soms een halve Zigeuner is in zijn muziek, zich tot het werk van Anton Dvorak voelde aangetrokken.

Zoo had het genie Dvorak eindelijk groei-ruimte verkregen. Vele vereenigingen in binnen- en buitenland benoemden hem tot eerelid en de Weensche en Berlijnsche Akademies erkenden zijn verdiensten en de Universiteiten van Praag en Cambridge Uoden hem het eere-doctoraat aan.

Al dit uiterlijk eerebetoon deed hem niet veel; hij werkte maar kalm door en componeerde het eene werk voor, het andere na, in vrijwel alle genre’s. Hij werd leeraar in harmonie en compositie aan het Conservatorium te Praag en in 1892 liet hü zich door de dollars verleiden om een benoeming aan te nemen aan het conservatorium te New-York. Hij bleef daar drie jaar, om daarna naar Praag terug te keeren, de prachtige 5e Symphonie („Aus der neuen Welt”) als muzikale bagage met zich voerend. Als Tsjechisch-nationaal componist manifesteert Anton Dvorak zich wel heel sterk in zün

Slavische Dansen,

waarvan dezen ochtend enkele Parlophon-opnamen zullen worden ten gehoore gebracht. Deze dansen ademen den echten Slavischen geest, d.w.z. ze vereenigen in zich uitersten van opperste, uitbundige en ongebreidelde vreugde cn den weedom van een zóó diepe melancholie, dat wij min of meer nuchtere Westerlingen die als een sensatie ondergaan. Het is hemelhoog juichend en direct daarop; bedroefd tot in den dood. Slavische rhythmen en Slavische melodieën zijn de kernen van heel het werk van Dvorak. Geen wonder dus, dat z’n „Slavische Dansen” voor klavier vierhandig (opus 46) en z’n „Nieuwe Slavische Dansen” voor orkest (opus 72) en z’n „Drie Slavische Rhapsodieën” (opus 45) ook voor orkest, bij uitstek representatief zijn voor den geest van zijn werk. En dan moet men daarbij ook noemen de prachtige Zigeunerliederen, die Lydia van der Meer—Scager destijds zoo uitnemend voor de V.A.R.A. heeft gezongen.

Des avonds om 6 uur geeft het V.A.R.A.-orkest, onder leiding van Hugo de Groot, weer een B r a ndesconcert, dat o.m. bevat de zeer effectvolle compositie: „Scènes Pittoresques”, van J. Massenet, en de zeer beminde, uitstekend geschreven Spaansche Dansen van Moszkowskl