MEDEDELINGEN VAN DE ..STICHTING VOOR FOTOGRAFISCH ONDERZOEK EN VOORLICHTING"

(Proefstation Vakgroep Fotografie)

DE METOL-HYDROCHINON-ONTWIKKELAAR VAN LAGE ALCALITEIT

door Dr E. W. Hellendoorn

1. INLEIDING

De combinatie van metol en hydrochinon voor het ontwikkelen van platen en van de verschillende soorten kunstlichtpapier met soda of potas als alcali is na zijn ontstaan in 1893 wel de meest gebruikte ontwikkelaar geworden. Bij de opkomst van de Leicafotografie, ongeveer inde periode van 1925 tot 1930, zag men al gauw in, dat de serie beelden op de filmband zachter ontwikkeld moesten worden dan zoals men gewend was bij het ontwikkelen van films, platen en filmpacks.

Dit hing daarmee samen, dat nu de negatiefj es op ontwikkelingspapier vergroot moesten worden, terwijl inde periode daarvoor iets pittig ontwikkelde negatieven wel gewenst waren. Zowel de zelfdrukkende daglichtpapieren als de edeldrukprocédé’s vergden pittige negatieven en voor de afdrukjes op chloorzilverpapier geldt bij de grote massa nog altijd, dat ze pas „scherp” worden gevonden als ze aan de krachtige kant zijn. Men kwam nu door zachter te ontwikkelen niet enkel tot een beheersing van de lichtcontrasten in het negatief, maar ook tot grotere harmonie tussen de negatiefj es op de filmband onderling. Bovendien bleek het op deze wijze mogelijk om de

onafgebroken nijdige blik naar de wondere wereld inde bloempot keek, te bekommeren en ging rustig het nest in en uit. Vlug werd de fopcamera voor de Leica verwisseld en nu bleek onze hoop in vervulling te gaan, want in ruim een uur tijds hadden we zes opnamen van de winterkoning gemaakt, waarvan afb. 4 er één toont.

Het ging zo vlot, dat we die zelfde dag nog in alle rust veertien opnamen vaneen grauwe vliegenvanger, die zijn bivak ineen vijgenboom ineen broeikas had opgeslagen, konden maken. Deze was zo weinig schuw, dat, ofschoon we geen fopcamera hadden gebezigd, we binnen tien minuten de eerste opname gemaakt hadden (zie afb. 5). Met een andere vliegenvanger hadden we dezelfde ervaring opgedaan. Dat de camouflage soms geraffineerder moet zijn, moge hier verder onbesproken blijven. Deze is bijv. nog te versterken door de groene hoes van het toestel met wat groene twijgjes en dergelijke te versieren, waarbij de lens vrij blijft. De zanglijster met jong bleek hier wel op gesteld te zijn. (Afb. 6). Wellicht is het dienstig nog te vermelden, dat alle opnamen werden gemaakt met Elmar f = 5 cm, waardoor niet alleen met zeer veel voordeel gebruik van de schitterende scherptediepte van deze lens kon worden gemaakt, doch tevens het nest in zijn omgeving kon worden gefotografeerd, hetgeen met de telelens >n mindere mate het geval is, al is het wel makkelijk als men over zo’n lens voor bepaalde gevallen kan beschikken. Dat de Elmar het ook doet, bewijst de foto van de winterkoning, een vogel die welgeteld 11 cm meet.

J. A. GEERS.

negatiefkorrel op de vergroting minder te doen storen. Inde 10 daaropvolgende jaren tot de oorlog werd dit kort ontwikkelen, om de korrels geen gelegenheid te geven om samen te bakken, tot het centrale probleem in amateurkringen gemaakt, waar menigeen op warm liep en daar alleen de kunst van het fotograferen inzag.

Inde eerste periode van de Leica-fotografie kende men niet anders dan de bovengenoemde M.H.-ontwikkelaars met soda of potas. Een negatief had maar enige minuten nodig om inde buurt van zijn eindgammawaarde te komen en alleen door sterk verdunnen kon de ontwikkelsnelheid zo vertraagd worden, dat men het enigszins inde hand had om de ontwikkeling te beëindigen bij de gewenste zachtheid van het negatief. Reeds spoedig zocht men de verlenging van de ontwikkeltijd niet meer in het verdunnen vaneen sterk alcalische ontwikkelaar, maar verminderde men de ontwikkelsnelheid door de alcaliteit van de ontwikkelaar lager te kiezen, hetgeen gemakkelijk kon geschieden door in plaats van soda of potas een zwakker alcalische stof te gebruiken, bijv. borax. Zo nam men toen zijn toevlucht tot de Kodak-ontwikkelaar D-76 van Capstaff, die in 1927 speciaal was samengesteld voor het ontwikkelen van kinonegatieffilm, waarbij de vraag van het harmonisch en fijnkorrelig ontwikkelen reeds lang op een oplossing wachtte. Door een uitvoerige publicatie van Carlton en Crabtree over deze ontwikkelaar in 1929 kreeg hij algemene bekendheid en werd hij nu ook te baat genomen voor het ontwikkelen van kleinbeeldfilms. Voor beide doeleinden heeft hij zijn plaats tot heden, 20 jaar later, weten te handhaven.

Laten wij ons even voor de geest halen, waarin het verschil in ontwikkeling moet liggen tussen het gebruik vaneen sterk verdunde M.H.-ontwikkelaar met soda en de onverdunde M.H.- ontwikkelaar met borax.

De kracht (de redox-potentiaal), waarmee de sterk verdunde ontwikkelaar de belichte broomzilverkorrels begint aan te grijpen, vinden wij bij meting maar weinig minder dan van de ontwikkelaar vóór het verdunnen. De ontwikkelaar is bij de korrels inde gelatinelaag echter heel gauw uitgeput, eensdeels omdat de concentratie van de ontwikkelende stoffen gering is en de aanvoer van nieuwe ontwikkel- en sodamoleculen uit de oplossing via de weg door de remmende gelatinelaag niet zo snel kan plaats hebben als er bij de belegering van de belichte korrels worden verbruikt, aan de andere kant ondervinden deze stoffen in hun geringe aantal een sterke remming van de reactieproducten van de ontwikkeling. Zo’n ontwikkelaar heeft een geringe capaciteit en is m.a.w. slecht gebufferd, zowel inde hoeveelheid reducerende stof als inde alcaliteit.

De ontwikkeling verloopt geheel anders bij het gebruik van de niet-verdunde ontwikkelaar met borax. De kracht, waarmee de reducerende stoffen de belichte broomzilverkorrel afbreken tot zilver is wel is waar geringer dan in het voorgaande geval, maar deze stoffen komen ineen zo grote zwerm inde gelatinelaag om de broomzilverkorrel voor, dat hetzelfde aantal uitvallers als in het voorgaande geval de kracht van de aanval maar weinig doet afnemen. In beide gevallen wordt de broomzilverkorrel maar ten dele ontwikkeld en er bestaat geen enkele grond om aan te nemen, dat bijv. de ontwikkelaar met borax een fijnere korrelstructuur aan het negatief zal geven dan de sterker alcalische, maar verdunde soda-ontwikkelaar.

Een fijnere korrelstructuur wordt pas verkregen, wanneer een