zo weinig mogelijk aan de omgeving, waarin zich het nest bevindt. In het alleruiterste geval knippe men een takje weg, meestal kunnen de takjes tijdelijk, zonder breken, weggebogen worden, waardoor het blad fris blijft. Men moet er voor zorgen het nest niet van zijn natuur-
lijke bescherming te beroven. Een „opengedekt” nest gaat in negen van de tien gevallen zijn ondergang tegemoet, want indien dit niet door kwajongenshand geschiedt, dan zullen de eksters, vlaamse gaaien en dergelijke er zich wel over ontfermen. Inde natuur heeft ook de vogel voor de nodige bescherming tegen de zon gezorgd. Jonge vogels, vooral nestblijvers, die kaal uit het ei komen, gaan zeker dood wanneer ze gedurende langere tijd aan de felle zonnestralen worden blootgesteld. En heeft men met dit alles rekening gehouden, dan is er nog de angst der ouders door de aanwezigheid van de foto-
graaf bij het nest. Alvorens ook hiervoor enige aanwijzingen te geven, zou ik eerst het belangrijke hulpmiddel bij dit soort fotografie, het statief, willen bespreken. Het gebruik vaneen drie-been statief is in zulke gevallen sterk af te raden, daar het buiten veelal wankel staat of geheel wegzakt inde zachte bodem. Ik sloopte voor dit doel een oud statief en bevestigde de kop op een ronde houten stok, die groen werd geverfd. Deze stok heeft een meter lengte en werd vaneen punt voorzien om gemakkelijkcr inde grond gedrukt te kunnen worden. Bleek het statief voor bepaalde gevallen te kort, dan werd een dikke tak, die men buiten overal kan vinden, als hulpstuk inde grond gedrukt en met een touwtje het statief er aan vastgebonden. Ten einde het glimmende van de camera weg te nemen, werd een donkergroene hoes gefabriceerd, die vóór de opneming op het toestel werd geschoven. Deze hoes, die tevens geluiddempend werkt, werd aan de zijkant bij de opwindknop van het toestel opengelaten, ten einde gemakkelijk een volgende opname te kunnen voordraaien. En zo togen wij mijn fotocompagnon en ik er op uit om een winterkoning, die wij daags te voren ineen rhododendronstruik „ontdekt” hadden, te fotograferen. Het geluk was ons gunstig, want de ouders bleken juist van huis te zijn en onbemerkt kon het toestel v/orden opgesteld. Voorzichtig nog werd een takje in het nest gestoken; hierop zou ons „model” zeker
plaatsnemen. En passant werd één der jongen, die een takje, dat van het nest was losgelaten en dat vrij diep in zijn keel stak, vaneen wisse dood gered. „Klein Jantje” was wellicht door het prachtige weer even goed gestemd als wij, want hij had onder zijn druk „inkopen doen” ook nog tijd voor zijn altijd opgewekt, luid schallend liedje. Wij kozen schuilplaats achter een struik in het hoge gras op ongeveer 15 meter afstand van het nest. Met een verrekijker een hulpmiddel, dat men hierbij niet kan missen – werd de woning constant „onder vuur gehouden”. We hadden zelf al beslist dat we ineen uurtje wel klaar zouden zijn.
De jongen waren vrij groot en met een gezin van zes peuters moet er heel wat proviand worden aangesleept. Lang duurde het dan ook niet of één van de ouders kwam naar het nest maar.... niet er bij. Hij had het toestel opgemerkt (zo’n vogeloog ontgaat niets 1) ondanks onze camouflage en dat hij van deze belangstelling niet gediend was, liet hij heftig snetterend horen. Aangezien hij ook na ruim een uur niet te bewegen was zijn jongen te voeren, besloten we het toestel weg te halen, want we hadden afgesproken alles in het werk te stellen om geen ongelukken te maken.
Onze bescheiden poging om de op één na kleinste van onze vogelbevolking te fotograferen, was deerlijk op niets uit gelopen en enigermate teleurgesteld gingen we naar huis. Echter
geenszins met het plan onze pogingen te staken, al waren we er beiden van overtuigd, dat „onze winterkoning inde rhododendron” niet meer te kieken was, daar de jongen binnen twee dagen het nest zouden verlaten. We zouden het anders aanpakken en al spoedig kregen we een tip, dat op de bloemisterij vaneen buitenplaats in een bloempot een winterkoning met gezin huisde. De avond te voren werd een fopcamera bij het nest geplaatst (afb. 3); een dotje gras werd ineen donkergroene lap gewikkeld, terwijl een rond sigarettenblikje voor de vervanger van de Elmar moest doorgaan. Het geheel werd met een
touwtje op een stok gebonden. We zouden nu zien, hoe de vogel er op reageerde, wanneer hij bij het aanbreken van de dag de „camera” zou zien. Hij bleek zich niet het minst om dat vreemde ding, dat er uitzag als een spichtig oud vrouwtje, dat met