p. , , Het is ongetwijfeld een e on on bewjjs voor intensieve en krachtige beoefening van de Engelsche artistieke fotografie, dat de beroemde London Salon, de tentoonstelling die een wereldnaam heeft, tijdens den oorlog niet gestaakt werd. Wel waren de eerste jaren magertjes en was er van internationale beteekenis geen sprake, doch allengs herstelde zich dit zóó, dat die van het vorige jaar, ondanks de toen nijpender omstandigheden, belangrijker was dan die welke een jaar ervoor gehouden werd.
Doch deze tentoonstelling is niet alleen beter dan die uit den oorlogstijd zij overtreft alle vorige. Daarover zijn verschillende autoriteiten en critici het eens. Het aantal laten we nog daar, al is dit veel hooger dan te voren, nl. meer dan 450 werken! Maarde kwaliteit is steeds stijgende. Datgene wat de Engelschen zoo juist betitelen met „pictorial effect” (daar is geen goed Hollandsch woord voor, want de dikwijls gebezigde vertaling „artistiek” heeft niet dezelfde strekking), dat pictorial effect wordt steeds hooger opgevoerd. Er is waarlijk geen enkele foto bij, die dat mist. Trouwens, het Selection Committee waakt er wel voor, dat het doel van den Salon wordt nagekomen.
Dat doel is, vertaald: „De London Salon streeft er naar om alleen dat soort „pictorial” fotografie ten toon te stellen, waaruit duidelijk blijk gegeven is van persoonlijke artistieke opvatting en uitvoering.’’ Juist hierin ligt de groote vermaardheid van de Londensche expositie. Het ware te wenschen, dat in Holland eens. een begin gemaakt werd met dezelfde opvattingen') en dat er dan tevens een jury werkzaam ware met dezelfde critische en toch breede opvattingen. En het is geen geringe taak, die op dit Selection Committee rust, het is integendeel een reusachtige taak om uit de massa’s foto’s en uit het
1) Van de geregelde Hollandsche tentoonstellingen komt de Delftsche Salon dit doel zeker nabij. Red.
zéér uiteenloopende werk te schiften en daar verantwoordelijk voor te zijn.
Op één punt staan mi. de Hollandsche tentoonstellingen niet achter. Dat is wat de wijze van rangschikking aangaat. De wijze van hangen, wel regelmatig, doch vlak aaneen, moge inde oogen der Engelschen geslaagd genoemd worden, mij (en zeker velen met mij, althans zooals ik meende op te merken) was het te vermoeiend. Wanneer ik daarbij de tentoonstelling in Rotterdam vergelijk met de rustige grijze ruimte lichter de foto's, dan is deze wijze van schikking: rijen foto’s op lichte cartons tegen een zeer donkeren achtergrond, meer een reeks motieven dan e<m tentoonstelling, waar de kwaliteiten tot hun recht komen.
In dit verband hebben de witte opzetpapieren ongetwijfeld veel voor. Ik geloof ook wel, dat zij over’t geheel veel meer voldoen dan de donkere, zelfs meer dan de tonige grijze, die in Holland nog al te veel als het specimen voor opzetten dienen, even traditioneel als de witte voor een ets doch om voor alles een witten ondergrond te hebben, lijkt mij al te veel drijven in één richting. En die richting is er op ’t oogenbiik in Engeland.
Met een opsomming of bespreking van de werken zal ik de lezere niet vermoeien. Het heeft inderdaad geen nut om die vreemde werken met een paar woorden aan te duiden. En wat de Hollanders aangaat waarvan er een vijftal zijn laat ik eens trachten om een Engelschman te vinden, die er wat van zegt Dit lijkt me meer interessant, al sta ik er onbevooroordeeld tegenover. Slechts dit: Polak munt weer uit door zijn hier zeer geziene schilderij-inspiraties van oud-Holiandsche motieven, zeer knap fotografisch getransponeerd. De andere trouwe comparant Weinberg heeft een paar genre-beelden (Alchimist en Werkman) die een mooie verlichting hebben, waardoor het effect, de bedoeling niet weinig wordt ondersteund. Reuser heeft een paar pittoresque kijkjes van Rotterdam, waarvan „Reflecties”, ofschoon inde oogen
INDRUKKEN VAN DEN LONDON SALON
der Engelschen wat druk en een tikje te hard, het meest aantrekkelijke is. De foto van ]. de Boer „Coast of Holland” is wel een typisch stukje Hollandsche kust, goed uitgevoerd ook. Verschuur en Ziegler hebben beiden portretstudies, die goed zijn, doch m.i. niet op dezelfde lijn gesteld kunnen worden als die sprekende, natuurlijke Engelsche portretten, die ik als eender hoogste uitingen der portretkunst beschouw, zooals van Carnarvon, Park, Lambert.
Trouwens in alles komt het mij voor, dat het Engelsche werk dooreengenomen meer stemming en atmosfeer weet te bereiken, losser staat van het bindend-fotografische, ook origineeler en individueeler is dan het Hollandsche. En de Amerikanen lijken mij daarin nog wat sterker. Verschillende hunner foto’s, o.a. de gomdrukken van Lovegoy en Lebby, de foto’s met de sterke licht- en schaduweffecten van Weston, zouden in Holland met groote verbazing, wellicht belangstelling bekeken worden.
Behalve van Engelschen, Amerikanen en Hollanders is er werk van Franschen, Belgen (waaronder Missonne), Spanjaarden, Skandinaviërs, Italianen, Japanneezen en Chineezen. De Centralen zijn uit den aard der zaak niet vertegenwoordigd ... nóg niet. Wanneer de Volkenbond eenmaal tot stand is gekomen zal ook hun deelname weer toegestaan worden.
Het is wel jammer, dat de reisomstandigheden van dien aard zijn, dat de Hollandsche werkers, zooals vroeger wel gebeurde, niet een kijkje kunnen komen nemen. Wie dit toevallig niet kan combineeren met andere doeleinden, zal er althans niet licht toe overgaan. Er zou waarlijk veel te leeren zijn. Er is één gelukkig ding: de Salon blijft eenigszins voortbestaan in Photograms of the Year, Bestudeering daarvan zal de beoefening der artistieke fotografie in Holland zeker ten goede komen 1 ELLY