DE SLUITER VAN ONS FOTOGRAFIE-TOESTEL 111 de gordijnsluiter
eze sluiter is vaneen geheel ander genre dan de sectoren-sluiter. Beider werking is absoluut niet met elkander in overeenstemming ; niet alleen wat betreft het mechanisme,
maar evenmin wat de belichtingswijze betreft. Om het een en ander duidelijk te kunnen maken, is het noodzakelijk eerst de samenstelling van dezen sluiter na te gaan.
Het geheele mechanisme is gemonteerd op den grond
en hetzelfde aantal tanden. Beide raderen draaien onafhankelijk van elkander om een gemeenschappelijke as. Ze zouden dus ten opzichte van elkander eiken willekeurigen stand kunnen innemen, indien dit niet werd belet door het rondsel d, hetwelk zoo lang is genomen, dat het in beide raderen tegelijk grijpt. Tevens grijpt nog in het rad c2 het rondsel /, hetwelk vast aan de rol g is bevestigd. Het is nu duidelijk, wanneer het rad e door middel van den opwindknop a een afstand van b.v. twee tanden gedraaid wordt, tevens het rad c* twee tanden verplaatst wordt. Daar de beide rondsels d en / in dit rad grijpen, moeten ook zij deze draaiing over denzelfden afstand mede maken. Dit heeft weer
plaat i. De opwindknop a en het tandrad b zijn beide onbewegelijk op een gemeenschappelijke as bevestigd. Het rad b grijpt in een tandrad c2\ hetwelkopzijn beurt weder in het rondsel d van de as e grijpt. Het tandrad c2 is dubbel aanwezig. Deze twee tandraderen c en c2zijn gelijk en gelijkvormig. Zij liggen op elkander en dekken elkaar precies. Zij hebben dus dezelfde grootte
tengevolge, dat het rad c, hetwelk in het rondsel d grijpt, ook twee tanden verplaatst wordt. Tusschen de raderen cen c2, en vast aan 2c bevestigd, bevindt zich een palrad, waarin de pal j grijpt. Deze verhindert, dat de gordijnen bij het opwikkelen niet ontijdig afloopen. De gordijnen zijn bevestigd aan de rollen gen h, terwijl de bandjes op de rol e gewikkeld worden. De onderste rol h kan draaien om een lange as, welke aan beide kanten van de rol uitsteekt. Tevens bergt deze rol een spiraalveer, welke den sluiter doet werken. Deze veer heeft ongeveer de lengte van de rol, en is met het eene einde aan de as k en het andere einde aan de rol h bevestigd. Door de as k' te draaien, wordt de veer gespannen en door haar bevestiging met de rol h, krijgt deze laatste vermogen om rond te draaien, en de gordijnen neer te halen.
De rollen e en g hebben gelijken diameter, en daar dit ook met de rondsels d en ƒ het geval is, zijnde omtreksnelheden der beide rollen ook gelijk. Was dit niet het geval, was b.v. rol e dikker of het rondsel d kleiner, dan zou e grooter lengte bandjes opwikkelen dan g gordijn. Hierdoor zou een spleet, welke beneden 2 c.M. meet, onder het opdraaien geleidelijk kleiner worden, en in zijn bovensten stand beduidend minder zijn dan 2 c.M.
Om den sluiter voor moment-opnamen te gebruiken, wordt de schuif n naar beneden geschoven. Het armpje o, hetwelk tusschen twee pennetjes geleid wordt, en draaibaar is om het schroefje in m, wordt hierdoor ook een weinig naar beneden getrokken. Om de gordijnen nu af te laten loopen, drukt men op het stiftje q. Hierdoor wordt r, hetwelk een opstaand stuk van m is, tegen pal g gedrukt. Deze wordt uit het palrad op c2 gelicht, zoodat de gordijnen kunnen afloopen.
Voor tijdopnamen wordt n naar boven geschoven, o maakt deze beweging weer mede en bevindt zich nu recht tegenover het hoekvormig uiteinde van pal p. Wanneer q nu wordt ingedrukt, zal gelijktijdig met pal j ook pal p weggeduwd worden. De gordijnen joopen nu niet geheel af. Door het wegduwen van p 's het boveneinde van dezen pal inde baan van het nokje op schijf b gekomen, en houdt zoodoende het afloopen tegen. Drukken wij nu niet meer op q, dan springt m terug, evenzoo ook p, zoodat het nokje vrij komt. Echter gebeurt dit laatste niet eerder, voordat pal j weer goed en wel ineen der tanden van zijn palrad ligt, zoodat de sluiter geen gelegenheid heeft gehad om verder af te loopen. Dit vasthouden van den sluiter gebeurt op het oogenblik, dat het bovengordijn juist zal beginnen af te wikkelen.