STEMMINGS-FOTO’S

neen vorig artikel vroegen wijde aandacht van den natuurminnenden amateur voor het fotografeeren inden morgen, meer speciaal het fotografeeren op zonnige zomerochtenden,

rijk aan stemming en atmosfeer. Gevolg gevend aan het vriendelijk verzoek der redactie, laten we hieronder nog enkele beschouwingen volgen, vooral over de technische zijde van de zaak.

Veelvuldig zijn ze niet, de stemmingsvolle ochtenden! Onze Hollandsche zomers kenmerken zich al te vaak dooreen aaneenschakeling van koele, regenachtige dagen, weliswaar onderbroken door dagen van machtige wolkenluchten, dankbaar voor hen, die zich de weelde kunnen veroorloven, daarvan op tijd te profiteeren.

Begeven we ons dus dikwijls ’s morgens op weg om een enkele maal inde gelegenheid te zijn onze collectie negatieven te verrijken met enkele goede exemplaren, dikwijls zullen we onverrichter zake huiswaarts keeren. Toch is onze ochtendwandeling nuttig besteed. Onwillekeurig leeren we beter om ons heen zien, verruimen we onzen blik, trachten overal motieven te speuren. Want al kunnen de omstandigheden ons plotseling wel eens gunstig zijn, we moeten toch niet alles overlaten aan het toeval. Een nauwkeurig bestudeeren van de omgeving, spel van lijnen, licht en schaduw, is noodzakelijk om tot een bewust geheel te geraken. Wanneer we iets ontdekken, wat ons aantrekt, dienen we dat geval in onzen geest te idealiseeren, d.w.z. we stellen ons voor hoe het beeld er uit zal zien, wanneer we het uitgewerkt hebben en wat daarin het hoofdmotief vormen zal. Dan komen we vanzelf ertoe den juisten tijd van opname te kiezen. Maken we ons deze wijze van werken eigen, zien we reeds ons matglasbeeld aldus geïdealiseerd voor ons, dan werken we doelbewust verder. Resultaat zal zijn een foto, die reden van bestaan heeft, omdat zij een gedachte vertolkt, ons en anderen iets zegt, wat toch het doel is van elk voortbrengsel van beeldende kunst.

De opmerkzame lezer zal na deze uitweiding de gevolgtrekking maken, dat we hier niet uitsluitend het oog hebben op den zomerochtend, maar dat elke karakteristieke gesteldheid, die de rijke natuur ons biedt, hekij morgen of avond, zomer of winter, ons kan boeien en dat we het dus als onderwerp kunnen kiezen.

We spraken reeds over de noodzakelijkheid en het gebruik van goede kleurgevoelige anti-halo platen, gecombineerd met een middel-geelfilter. Dit is vooral gebiedend, wanneer we ons bezig houden met opnamen tegen het licht in. En ieder kunstzinnig amateur zal

naar dit middel grijpen ter verkrijging vaneen goede atmosfeer-weergave. Hoe plastisch komen bij tegenlicht de verschillende voorwerpen uit, elk omgeven door een aureool van licht en hoe gunstig werkt de onderdrukking van al te overvloedige details ter verkrijging vaneen rustig geheel. Als objectief gebruiken we een gekitte lens, hetzij aplanaat of anastigmaat, met een brandpunt van liefst minstens 15 c.M. voor 9X12. Aan onze uitrusting mag ook niet ontbreken een lichtkapje, b.v. een cartonnen kokertje, wat vóór de lens geplaatst kan worden, ter wering van lichtreflexie op de lensoppervlakte. Dit middeltje, zoo dikwijls aanbevolen, doch betrekkelijk weinig toegepast, zal bij tegenlicht-opnamen eenvoorbehoedmiddel blijkentegen sluieren der platen.

Een moeilijke factor is bij dergelijke opnamen steeds de belichting. Te korte belichting geeft silhouetachtige, onware weergave der voorwerpen. Te lange belichting geeft spoedig aanleiding tot „vervlakking”, grijs worden der plaat. Eenige routine is hier vereischte. Meestal zal een korte tijdsopname tot het doel voeren, b.v. in normale omstandigheden ’/5 tot 1 a 2 sec. voor een lensopening f: 8, wanneer we tenminste geen „open terrein” vóór ons hebben; hierbij nemen we het gebruik vaneen middel-filter in aanmerking.

Tweede belangrijke factor is de ontwikkeling. Deze moet zich aanpassen aan het doel. Meestal is dat doel vergrootingen te vervaardigen in bromide of broomverf. We gebruiken een vooral niet hard-, doch helderwerkenden ontwikkelaar. Glycin b.v. beantwoordt zeer wel aan deze vereischten. Ook de universeele metolhydrochinon bewijst hier goede diensten, mits In flinke verdunning. Trouwens, hier geldt ook de stelregel: „’t beste materiaal is dat, wat men kent”.

Bezitten we een vergrootingslantaarn met condensor en kunstlicht, dan houden we onze negatieven vooral zacht, geen sterk gedekte lichten dus. Voor daglichtvergrootingen kunnen ze iets krachtiger zijn, daar de laatste wijze van vergrooten zachtere beelden levert, dan die met kunstlicht en condensor.

Nu we het toch hebben over het maken van vergrootingen, kan hef misschien nuttig zijn even uitte weiden over het verbeteren van landschapsbeelden, n.l. het indrukken van wolken. Menig amateur toch zal zich nog niet gewaagd hebben aan deze manipulatie, al is dit werkje hem bij contactdrukken niet vreemd.

E. M. v. OYEN.

(Wordt vervolgd)