Eerst leiden we eenige bizonderheden van die getallen af; (28) wordt in verband met (23)

2 En_3 En—2 + Hiervan (27) aftrekkende: En—3 En—2 = 1' Uit (25) volgt dan En—3 == Dn—2 D„_l. En vergelijkt men dat met (24) dan vindt men Dn-1 + D„_3 = 0 (29) Maakt men hiervan gebruik in (26) en (28) dan krijgt men En—4 En—3 En_2 En_l 0 en, daar E„_i = 2 En_s, En-4 = 2En_2 (30) Nu gaan we C ontleden. Door (27) met 2 te vermenigvuldigen en van (28) af te trekken: 0=2 D2_2 D„_i (31) Vervangen we Dn-i volgens (25): C=2 D2_2 (En—2 D„-2)2. Volgens de identiteit 2a2 b2 = (2a ±b)2 —2 (a± bf wordt dat: C = (D„_2 + En-2)2 2 E2_2 .... (32) waarbij Cin de vorm a2 2b2 gebracht is. Het kan nog op een andere manier. Vervangen we in (31) D„_ volgens (24): C=2 (En—3 Dn—3)2 D2_3.