Voorbeeld: Voor J/46 vindt men 6,1, 3,1, 1,2, (6). De breuken (19) zijn: 156 1058 23’ 156' Door achtereenvolgens van de wijzergetallen, 6,1, 2,0 weg te laten krijgt men de paren 18 33 14’ 18’ A A 1’ 4' 2_ J_ 2’ 2• 2_ 2_ 1’ 2' en dat laatste wordt door (21) voortgebracht. 1/46 is dus nu ineen oneven periode omgezet. De eerste helft van bet symmetrische deel der periode is volgens bovenstaande berekening : 6,1, 2,0, 2, of 6,1, 4. § 11. Om nu C inde vorm a? 262 te brengen, vinden we, de manier van § 8 volgend: Men heeft dus weer G„_i = G„, en C = F2n-2GI (22) Voorbeeld: 1/686 = 26, 5,4, 1,1, 3,2, 10, (26). Ineen oneven periode overgebracht, wordt de eerste helft van het symmetrische deel 26, 5,4, 1,2. Men moet nu bij de ontwikkeling deze wij zerge tallen volgen en aan de teller 2 denken. Dan komt men in den loop der berekening op: