We kunnen dus zeggen: Geeft [/C een regelmatige kettingbreult met culmineerende of bijnaculmineerende periode, waarvan het aantal wijzer getallen geen viervoud is, dan komen er, in de nul-éên notatie ontwikkelend, 2 opeenvolgende quotiënten D + l/C D' + l/C ... voor y-,— en ——=— waarbij Hi Mi öf E' =2 E bf E = 2E'. In het eerste geval is C D/2 + 2E2; in het tweede geval C = D'2 + 2 E'2. We kunnen nu ook het omzetten ineen oneven periode bekorten. Zoodra n.l. het geval E' =2 E of E=2 E' zich voordoet, kan men, zooals uit de voorbeelden 251 en 1046 gemakkelijk te zien is, door op geschikte manier eender tellers in 2 te veranderen, de gewenschte oneven periode krijgen. § 10. Als z even is dan is 2 P' Q*_! 4 Q'2 = 2 en de breuken (19) komen weer overeen met 2n en H‘>n ±>2n + l mits men in (12) het onderste teeken gebruikt. Verder kunnen wede beschouwingen van § 7 voor dit geval herhalen, maar komen dan eens tot dit paar breuken: 2 2_ f 2 die uit de kettingbreuk z+\ 2 voortgekomen zijn of, inde één-nul notatie: ii Mi 11 i JJ i JJ /2n 1 T|o _r[T +[ I +|o +|i • • • ■ (