Uit de loopbaan van een eenvoudig scKeidsreckter:

Frans Kuitenbrouwer

„Rooie kool, bieten en andijvie . . .” Zo trof ik hem, terwyi ie van achter zpn karretje hoog boven alle straatgewoel uit, de roep van de dag de straat in „stentorde”. „Rooie kool, bieten en andyvie ” „Haaaa! die Frans ”, tnet deze begroeting haalde ik hem uit z’n groentenconcentratie en praaide hem. „Gefeliciteerd met die mooie onderscheiding” en met een blik op z’n ietwat verschoten colbertjasje: „Waar is je mooie insigne nou? Ben je daar niet trots op?” Hy glunderde en terwyi ie z’n wagen in de ruststand zette, hetgeen zoveel als een uitnodiging inhield om een zitje met hem op de bomen van het vehikel te delen, voegde hy er veelbetekenend aan toe: „Draag ik allééne Sundags, op mien Sunnese pakjen, bin’k völ te zunig op ” Hoe of hy het anders vond? Nou, dat de heren van de Bond hem met een stelletje collega’s na zoveel jaren trouwe dienst als scheidsrechter het insigne „Oudofficial” hadden uitgereikt, prachtig was dat, prachtig, maar dat de Bond nu tevens de tyd gekomen achtte om in verband met zyn leeftyd van zyn diensten als Scheidsrechter niet langer gebruik te maken, zie, dat schrynde hem tot in het diepst van zijn gemoed. Sip staarde ie over zyn Karretje. „Wil je wel geloven”, liet hy er ontmoedigd op volgen, „dat ’t leven me geen twee cent meer waard is? Vroeger, daags met de kar langs de weg, goed, moeiiykheden in de handel, goed, lastige klanten, goed, allemaal goed en wel, maar wanneer je ’t tot hier zat en daarby maakte hy een gebaar als een schooljongen, die vertelt hoe diep hy wel in de sloot heeft gezeten zie, dan kon de gedachte aan het vooruitzicht ’s Zondags weer fyn een wedstryd te moeten fluiten je d’r weer bovenop helpen. Zo’n Zondag, verre van de door-deweekse-beslommeringen, trok je op je fiets de binnenlanden van Overyssel en Gelderland in, temidden van een stel levenslustige jonge knapen, die zich uitleefden in dat mooie voetbalspel, hun uitbundigheid in sportieve banen geleid door één man: de scheidsrechter. Je genoot mee en i'e bleef er jong by ondanks het :limmen der jaren en je grootste beloning school in de simpele woorden na afloop: Scheidsrechter, bedankt voor de leiding, we hebben fyn gevoetbald.

Afgedaan, maar niet vergeten... Mistroostig vervolgde hy: Maar nu, de Zondag heeft voor my geen betekenis meer. Het kwam uit de grond van zyn hart. Opstaan, naar de kerk met het insigne op zyn beste pakkie —, daar sta je dan, doelloos. Of hy dan niet naar wedstryden ging Welzeker en hier yer-

helderde zgn gelaat zichtbaar en waar ik kom, by AGOVV, Robur, Go-Ahead of waar ook, is ’t: Loop maar door Frans en zoek maar een goed plaatsje uit. Och ja, als je al zo jaren meeloopt... Overigens een bewys van waardering voor zyn verdiensten. Een penibele vraag Hoe oud of hy dan wel is? Van een man mag je tegenover een man op zo’n vraag een rechtstreeks antwoord verwachten. Doch zo openhartig als hy zyn ziel tot dusver had geëtaleerd, zo geheimzinnig was zyn houding nu. Hy draaide er alsmaar omheen, doch dan kwam het hoge woord er uit: Twee-en-zestig. En met een blik als van een schurftige hond bekent hy dan de laatste tyden de Bond op papier een paar jaartjes te hebben beduveld, hetgeen dan het enige spetje is op zyn overigens smetteloze staat van dienst als scheidsrechter. Overigens was hy niet de enige vitale fluitist, die dit foefje heeft toegepast om zyn liefhebbery zo lang mogeiyk te kunnen voortzetten O

Het thans jubilerende, 75 jaar oude U.D., is van grote betekenis geweest op diens sportontwikkeling. Als kleine jongen lag hy veel op de Ossenweerd, het voormalige UD-home en daar was de eenvoudige arbeidersjongen als het ware kind aan huis door zyn relaties met de terreinknecht. Met gepaste trots vertelt hy hoe by het voorlaatste UD-jubileum een deputatie uit ’t bestuur hem ’t jubileum-verenigingsgeschenk kwam aanbieden.

Frans kon er zelf ook iets van.... ’t Was daar onder de Spoorbrug geweest, dat Frans al kijk kreeg op de techniek van het voetbalspel, door afkijken, alsmaar afkijken bij de training zowel als bij wedstrijden. Daarom acht hij het van groot belang, dat jonge voetballers bij goede wedstrijden de ogen de kost geven. Al gauw kwam hij bij een arbeidersclubje terecht, wiens ontstaan, zoals zoveel clubjes in die dagen, zijn oorsprong vond in een oude bal van UD. Hjj was nog heel jong, toen hij in drie achtereenvolgende jaren deel uitmaakte van het Gelderse elftal, speelde enkele jaren in Go-Ahead, toen de roodgelen ook nog onder de Spoorbrug speelden, doch zijn grootste triomphen vierde hij bij het juist dezer dagen ter ziele gegane DOTO, de Öeventer geheelonthoudersvoetbalver., die hy in de Oostelijke eerste klas hielp en waarin hy op de spilplaats een kracht van betekenis was! Zyn ogen glunderen nog van pret, wanneer hy vertelt van het tafereel, dat hij als speler van Go-Ahead die fameuze Göbel liet vissen en deze hem met een „Dat heb je mooi gedaan ” complimenteerde en van de genoegens, die hy beleefde met een toer door België, waar hij by het Pelgische publiek opgang

maakte als „de Indische Prins”. Voor de rooie kool, bieten en andyvie heeft Frans al lang geen oog meer, laat staan voor zyn geachte cliëntèle, die ’t al wel weer bevroeden, dat haar groenteman ergens zijn voetbalmémoires aan ’t spuien is O

Na het afsluiten van zijn voetballoopbaan is onze verteller dan scheidsrechter geworden in de toenmalige R.K.F. „Feitelijk had ik dat van het begin af moeten doen, verklaart hij. Zelf heb ik altijd met het grootste pleizier gevoetbald, doch ik heb nooit geweten, dat het leiden van wedstrijden nog grotere voldoening geeft.”

Zy, die_ in de loop der jaren met hem in contact kwamen, zullen dit moeten beamen. Wist men, dat voor een bepaalde wedstrijd in welk verlaten oord als scheidsrechter de Deventernaar met de illustre naam

FRANS KUÏTENBROUWEB

was aangewezen, dan wist elke vereniging, hoe allermiserabelst de weersomstandigheden ook zouden zijn, dat men op zijn aanwezigheid staat kon maken. Nooit zou hij het in z’n hoofd krijgen, zijn aanschrijving niet gestand te doen, zelfs niet in de oorlogsdagen, toen zijn trouwe tweewieler bij gebrek aan beter het met houten banden moest Btelleu en hij niet schroomde al-

klepperde-ldepperende een kilometers af te leggen om wedstrijd te fluiten!... Ik hoor wel eens van een kort aan scheidsrechters bij bonden. Laten vooral de oudvoetballers zich toch gaan be* kwamen als scheidsrechter ongetwijfeld zullen zij tot de* zelfde slotsom komen, is z’n ning. Dat „invloeden van buite» al” wel eens een beletsel nen zijn voor dezulken om aa" dit warme pleidooi gevolg geven, dat kon Frans zich nie* indenken, hetgeen ook al geen verwondering behoeft wekken, wanneer men weet, dat onze sportsman met zijn zoenen de leden van de andere sexe buiten zijn domein heeft weten te houden.

hedenjgty Seningen van doO*' k, nog niet zjjn

men in °^^^eukbare ‘ «anbod, dat hij

met verontwaardiging van de hand wees en dat als rechtgeaard geheelonthouder uiteraard ook kon doen... Een paar beboezelaarde vrouwen maakten cru een einde aan ons onderhoud met de woorden: „Déiche weê ut neét, Frans hef weer ’n gek ’evonnen veur zien voótballerieje en löt ons moar wachen”, welke uitlating nu niet bepaald een vleiend compliment voor uw onderdanige dienaar inhield!

Met zijn goedmoedige glimlach en een kwinkslag, waarmee hU boosdoeners op het groene veld in het rechte spoor hield, had hU alras zijn geachte cliëntèle ontwapend en zün galm vulde weer de straat: Rooie kool, bieten en andijvie,.!

En zo zal het z(in, elke dag weer, het levensrhythme alleen op de wekelijkse rustdag onderbroken met: opstaan, kerkbezoek en verder: doelloos? Welnee! Zolang niet, zo we je nog zien zelfs b(j wedstrijden van de laagste klassen, omringd door een schare voetbalvrienden, verworven in je lange sportieve loopbaan en je oordeel daar wordt gewaardeei^. Frans, dat er voor jou nog heel veel mooie Zondagen mogen komen, _ waarvan je in je beste pakkie mèt het insigne als dank voor je dienende taak in onze voetbalgemeenschap, moogt genieten. Uitgediend, maar afgedaan? Neen, niet zolang wy jou ten voorbeeld kunnen stellen aan de Jongeren. „Lelièvre”,

De Sportkroniet reeds ’s Maandags ad 33 cent aan alle kiosken

• Limburgia-doeiyiu 1 XUUI lis • punt. Nog juist kon keeper Mol corner stompen. (foto Het Zuiden)

ZJmimF Een lustig''Oetbalverhaal

r Femlleton'^

door JOOP HOVEN,

Korte inhoud vorige nummers. Het bestuur van de zeer zwakke V.V. Alle Hens Aan Dek in een Nederlandse provinciestad heeft de nieuwe postbode Amandus Carolus Jonassen, die door zijn postuur en kleding hilariteit opwekte, als trainer aangenomen, hoewel bevreesd voor de fabrikant Andrdmones, de financiële steunpilaar, maar ook grootgebekte dictator. De vordering der spelers bij de training trekken ook de aandacht van Lambost, onder vrienden genaamd het „Lammetje”, redacteur van het Westplaatse wekelijks Nieuwsblad „De Schreeuw”, die de supporters verkondigt „dat er grote dingen te gebeuren staan”. Als Andrdmones, die ook uitgever van het blad „De Jaloezie” is, genoernd naar zijn gelijknamige jalouziën-fabriek, zijn bezoek aan de training brengt, steekt de storm los, maar trainer Jonas permitteert niet dat er in het lokaal wordt gevloekt. Andrdmones ontsteekt hierover zo in woede, dat hij over een drempel struikelt en Jonas honderd-zes-en-tachtig pond verbolgen vlees uit de modder moet opheffen. Andrdmones drijft zo snel mogelijk op zijn woedeschuim naar huis...

In driftig-getekende, forse, ietwat hakerige halen, schreef'Andrdmones aan het Bestuur van de V.V. AHAD:

ü begrijpt, dat de negatie van mijn beste bedoelingen voor het welzijn der vereniging, zowel als de meer dan schaamteloze behandeling, die mij van de zijde van UW trainer ten deel viel, my alle lust benemen om voort te gaan UW vereniging finantiëel te steunen. Onder de gegeven omstandigheden acht ik dat weggesmeten geld en voel me, als zakenman, verplicht een dusdanig onnutte belegging te vermijden ”

In het statig straffe schrift, het beroep eigen, Medeman aan de Weled. Heer A. C. Jonassen, trainer van de V.V. AHAD:

H begrijpt, dat de mededeling van de heer Andrdmones het Bestuur pijnlijk getroffen heeft. Evenwel, gezien de uiteenzetting van de toedracht der zaak door het bestuurslid, de heer Denstam, heeft het bestuur gemeend, aan deze onplezierige zaak geen verdere gevolgen te moeten verbinden, doch U ernstig te verzoeken, eventueel begunstigers van de Vereniging met de benodigde tegemoetkoming te behandelen ” In het sprekende lettertype voor grote opmaak, „De Schreeuw” aan de lezers:

VOETBAL

Morgen, Zondag 15 September, ’s middags om balf drie voetbalwedstrijd AHAD^LEF (Scheidsrechter: A. Vriesseman)

Zoals vorige week aangekondigd, zou onze voetbalvereniging een oefenwedstrijd spelen tegen de kampioensclub 3e Klas KNVB LEF uit Haaromme. Deze wedstrijd heeft dan nu morgen plaats. Een vriendschappelijke wedstrijd, zeker, maar, een oefenwedstrijd met een inzet.' Men herinnert zich nog, met kilheid in het hart, de uitslagen van de competitie vorig jaar, toen AHAD door LEF met 11—1 uit en O—6 thuis werd om zeep gebracht.

Wat zeggen die cijfers nu? Trainer Jonas zegt: We zullen zien! De spelers zeggen: Dat is verleden tijd! WIJ zeggen: Wij hebben vertrouwen in trainer en spelers! Het LEF-clubblad zegt: We zullen het waarschijnlijk deze keer niet zo gemakkelijk hebben! De supporters van LEF zeggen: We maken ze in! De supporters van AHAD zeggen: Motten we eerst zien! De wijzen zeggen: Laat de feiten spreken! En zó is het. De feiten zullen het uitwijzen. Doch één ding staat van tevoren vast: het wordt een wedstrijd waar MUZIEK in zit. Van muziek gesproken: de Harmonie zal de zaak NIET opluisteren.

Het blaadje „DE JALOUZIE” gaf verleden Woensdag, in zo’n stekelig berichtje aan dat blaadje eigen, als reden daarvoor aan, dat ze geen treurmars op hun repertoire hadden en de debacle derhalve niet met de vereiste stemmige muziek konden begeleiden.

Pi Wij hebben er vrede rif yi!*'i:|f,'‘bne7i de verbruikers van „DE JALOUZIE” hun li op ons eerste elftal. Doch als zij na de jalouzieën laten zakken, dan zal dat, we zijn er zeker zijn om het overlijden van AHAD, maar om zich in hei' le te schamen over hun kleine moed. j^ggl Mannen van AHAD, staat achter jullie, alle jaloesie ten spijt. Veel »

De krant was in ieders wedstrgd hield aller geest bezig, AHAD waS i ' Kansberekeningen werden gemaakt in de huiskamer, i» in de kroegen van Oost-Westplaat en ook in het ’ iij^^enzicht”. Dat was nou Weer zo’n S pi» 1 ® van Jonas, die hiermee een vaste gewoonte ging invoer® p \ op de avond vóór een wedstrijd bfl elkaar te brengen Daar waren met Jonas eerste en tweede elftal en de reservespelers. natuurlijk ook van de partij, die was nu eenmaal, als een dY ”'er, tuk op gezelligheid. De wedstrijd werd zo nu ”eps in het gesprek betrokken en in hoofdzaak ging het *Ün artikelen. Jonas had de spelers die onder contróle, op matigheid in roken en drinken. Hij V Principieel in: in zijn diensturen rookte hij niet, maar » bem altijd met een stomp sigaar of stomende pijp in op de training! Dat was de spelers opgevallen en onw‘ KejiiXr “jn voorbeeld volgen. Maar tussen alle gezellig® Werdén er toch wijze lessen uitgegeven, opwerpingen {{P*et gemaakt, schertsend nuttige aanwijzingen te berde avond werd zó ingericht, dat trainer en \ o steeds hechtere gemeenschap gingen vormen, op het „Wie samen gaan strijden, moeten elkander in a kennen.” Elf uur, huiswaarts! . Mannen, morgenochteo loiu)! en weinig nicotine Wel te rusten. ff 'l Je kon zo’n belangrijke *®nuwachtig tegen treden als je trainer zo nuchter en kaliu j, In de beste zielestemmiuff , hia getrainde leden zagen ze de nieuwe dag tegemoet. ysf Dag van vernieuwing! D**’

DEEL II

Dadfi»* *‘glng

Deze Zondag was |r de gelukkigste aller stervelingen. HÖ "j, )>* % op het veld, —of eigenltik ook weer niet, want ?• al geïnspecteerd, • maar goed, hij was dan ‘■?giie*'de publieke belangstelling had. ’t Was nog maar een s f n, ,jjg toch geen centen voor een kaartje kregen, maar ‘it’or uur voor de aanvang al, bg het hek hadden post j, °ïal niets te missen van wat er te zien zou zijn. ef !(tk' di • En straks, als het publi®** — zou htf, met z’n mooie pet van de bezig zjjn met de voetballen, de netten, de vlagg® en ze zouden hè m zien! Ja, ’t waren grote das Hij dacht maar niet terug aan de man, die ja, toch, maar hij zag hem anders: Wat een kerel! Htl vereerde hem, aanhankelijk als & ”d. ’t Was uitstekend voetb® zon, geen wind, niet te warm en niet koud. De p ''®*'®uigiug rgk was, deinden heel flauwtjes als pt r n Verwachting. En de trek der toeschouiv® Achthonderdvierenzestig ® ®en record voor AHAD en toch nog slechts een begin.

«wvro AJciAA/ mi LEF "had een veertig waren zulke, die altijd méégaan: — weer ®P®1 knoeien, belangrijke of onbenullige ontmoet maar kwartier fietsen van Oost-Westplaat t . kwamen er geen „normale” supporters mede. AHAD k»” bevestigde reputatie, tenzQ van het volmaakte tegende® normale supporter eist. Trouwens de ruim 800 O s kwamen nu juist ook niet allemaal om de wedstrijd ''V De meesten kwamen aangedreven op de — maar allen hadden ze één wens gemeen: —• wel eens anders zien dan in zjjn postunifofk Hs zou nog voor lange tijd onvoldaan blijven, — tvaPt op de bank naast Lambost en Denstam, bestuurslid, — pas in, toen de wedstrijd al ' Ojjy vroegere ervaring, ondanks het diepe besef <1k — ze keken toen naar het spel en niet naar o^.^ Zwak handgeklap kond'® van de LEF-gladiatoren. Toch was dit optreden koel applaus. Want: — de tunnel van het

' —I kleedlokaal het terrein op trok, dan was dat prompt iedere keer weer een aparte sensatie. Jumbo was keeper-aanvoerder van de LEP-ers. Werd nooit anders vernoemd dan met die bijnaam, die hg aan zijn postuur te danken had. Jumbo was een keeper van bovenmaatse lengte, had een kort, breedgeschouderd bovenlijf en zeer lange, slanke benen. Daar hij nog al kouwelijk van gestel was hield hij steeds een dikke trui aan, wat hem boven nog breder maakte. Rende hij zo aan de kop van zijn troep de lijnen binnen, dan hield hij z’n tamelijk klein hoofd schuin achterover geheven en maakte daardoor de indruk van een verwaand paraderend voetbalwonder. Schijn bedriegt; hij was de gewoonste mens ter wereld en de goedmoedigheid zelve. Van de andere LEF-spelers behoeven we geen bijzonderheden te vermelden. Het geval LEF-keeper moest bekeken worden, omdat er ’s avonds in „Berkenzicht” sprake van geweest was, dat Jumbo, als-ie in het doel stond, dit_vrijwel geheel vulde.

Jonas had toen gedoceerd: De hoge ballen zyn liefhebberij voor hem. Z’n zwakte ligt op normale kniehoogte. Af en toe dus een paar paradeschoten, hoog, om hem gerust te stellen in misleiding, doch als er trefkans is, denk erom: een strak, laag schot, tamelijk dicht langs hem, niet in de hoek. Laag schieten, want dóAr is Jumbo het smalste, had Standwen gemeend. Maar Jonas, onderwyzend: Heb je hem wel eens bekeken als hy een bal van de grond pakt voor de uittrap ? Dan zie je zyn lange benen gestrekt en zyn korte boveniyf heeft nog maar net voldoende schamiering voor z’n armen om de bal te bereiken. Dat is een moeilyke stand voor hem! Zakt-ie iets door in zgn knieën, dan staat hy te wankel en kan niet vlug genoeg uit de voeten, als het nodig is. Dus dóAr ligt de grootste kans om hem te passeren, in dié buk ho u d i n g. Hoge ballen plukt-ie met gemak uit de lucht, grondballen in de hoek kan hy met zyn lengte gemakkeiyk bespringen, grondballen langs hem kan-ie met zyn been weren, maar een met kracht en snelheid aansuizende bal op 30 cm hoogte boven de grond, is voor hem het minst bereikbaar. Met z’n been stoppen is te riskant, hy moet er naar grg’pen, dus, zyn moeiiyke bukhouding aannemen en is dan zó het beste te verschalken. Nu, in de kleedkamer, werd er nog eens aan herinnerd en toen wees Jonas hen het veld op. Ditmaal was het applaus iets warmer, maar toch nog aarzelend genoeg om te getuigen, dat de AHAD-aanhang eerst wilde zien en dan pas belonen.

Het fluitje. Handjes geven. LEF wint de toss. De bal rolt! LEF-llnkshalf naar LEF-rechtsbinnen. Drafga onderschept en plaatst naar voren, maar LEF neemt het leer weer over. De bal, meestal in het bezit van LEF, zigzagt langzaam naar het AHADdoel. Alles gaat nog wat onwennig en stroef, vooral by AHAD. Als na een kwartier spelen de LEF-spil naar rechtshalf plaatst, geeft deze het leer door naar rechtsbuiten, waarop zonder aarzelen een hoge voorzet volgt. LEF-midvoor kopt naar linksbinnen béng! Tegen de paal! Bal weggewerkt, slecht geplaatst, komt weer terug. LEF doorgebroken! Schot van rechtsbinnen. Van Dopele raakt de bal nog met de vingertoppen GOAL!! O—l. Lammetje en Jonas kijken elkaar aan. De eerste bezorgd, de ander onbewogen: Eerste-kwartiers-zenuwen. Dit doelpunt moest komen. Nu gaan ze rustiger spelen en beter, let maar op. Inderdaad. Het Indianengehuil der, 40 plus een paar, LEF-supporters lokte geen aanmoedigingsorkaan van AHAD-steuners uit Maar dat doelpunt tegen, hoe gek dit de supporters in de oren zou klinken, was een beter tonicum, dan een opzwepend geloei met de kracht van de Niagarawaterval. Dat vroegtijdige doelpunt werd gevreesd, half verwacht, het hield de zenuwen in overmatige spanning: zou het komen? zou het kunnen voorkómen worden, als we eens het eerst konden scoren! daar heb je ’t al! neen, nog niet

En nu, het doelpunt bestond. Het feit wds er. De zenuwen ontspannen zich en richten zich nu op geleide werkzaamheid. Eerst thans komen in de gedachten van de spelers de lessen en raadgevingen aan bod. Zelfs de meest lusteloze toeschouwer ontging het verschil niet. Men kreeg de indruk, dat LEF na deze eerste oorlogsbuit verzadigd was en niet zo goed meer speelde. Dat was de schyn der tegenstelling. LEF ging niet minder goed spelen, doch AHAD ging beter spelen. De achterhoede werkte al heel geruststellend. De backs en Doppie waren in goede vorm. Het klopte allemaal op de centimeter af en ’t ging zo rustig, dat het leek of elke LEF-aanval uit zichzelf dood liep. De middenlinie verdedigde teveel naar de mening van het publiek, daardoor kreeg de AHAD-voorhoede te weinig kansen. Maar de spil en zijn mannen werkten volgens instructies: in de eerste helft LEF houden, de grote aanvalsontplooiing zou hen tot verhoogde activiteit prikkelen in het stadium, dat ze nog geheel fit waren. Ze zyn technisch en tactisch nog de sterkeren, dus moet het ons plan zijn om tyd te winnen, hen te vermoeien en te ontmoedigen door hun aanvallen te-breken. Ze komen daarby in de waan, dat we niet beter kunnen en dan na de rust onze slag zien te slaan, ’t Was fyn bekeken, en ’t scheen te werken! Met de rust was het nóg: O—l. (Wordt vervolgd).

Oordeel over vermeend ruw spel

Zitten de sclmldigen in Ket Oosten ?

In Elsevier’s Weekblad van 4 November jl. treffen wij een artikel aan van dhr. H. J. Lócman, waarin deze de vraag stelt of we met de spelverruwing een specifiek „Oostelijk verschijnsel” te doen hebben? Inderdaad zijn de wedstrijdverslagen van sommige wedstrijden nog al verontrustend en verdient de bestrijding van ruw spel onze aandacht. Als oefenmeester van DOS heb ik dit seizoen vrijwel alle Oostelijke Ie klassers zien spelen. Inderdaad gaat het soms nog al pittig toe, er zijn soms spelers (maar waar treft men die niet 7), die zich onsportief gedragen en niet correct spelen. Wij langs de kant, denken het altijd beter te zien en zijn het heus niet altijd met de scheidsrechter eens. In deze wedstrijden, wasir fel om de punten gestreden werd, bleven wij verschoond van de idee, een veldslag bij te wonen. Dat dit zo zal blijven, daar zijn we niet geheel gerust op. De versterkte degradatie en de afschaffing van de degradatiewedstrijden zijn de grondoorzaak van deze narigheid. Wij betreuren het dat het niet mogelijk is gebleken om te komen tot een Hoofdklas van 12 verenigingen en 4 Ie klas afdelingen van eveneens 12 verenigingen. Degradatie betekent voor vrijwel iedere vereniging, door de te verwachten teruggang der recettes ’n kleine ramp. Bezuinigingen zijn dan het gevolg, waardoor de gehele vereniging nadeel ondervindt. Is het niet duidelijk, dat de leiders, zodra degradatiegevaar dreigt, het uiterste van de spelers vragen. Gloedvolle toespraken, een beroep op de clubliefde, geladen komen de spelers binnen de lijnen. Het is dan niet zo vreemd dat er spelers zijn, die de grenzen van sportiviteit niet meer zien en overschrijden.

Volgens onze mening gaat het : niet op, speciaal de Oostelijke Ie , klassers van ruw spel te beschul- j digen. Als men speelt tegen een elftal als AGOVV, met zijn a*h- , letisch gebouwde spelers, dan kan men toch niet verwachten dat • deze gezonde jongens zich weg " laten drukken. Dat de strijdlust, : die de meeste Oostelijke Ie klas- j sers bezielt, veelal groter is dan ] bij sommige Westelijke Ie klas- , sers, mag men toch zeker niet als een tekortkoming beschouwen. Laten wij ook de hand in I eigen boezem durven steken en erkennen dat er ook onder onze s spelers zijn die de grenzen der i sportiviteit soms overschrijden. Is j dikwijls ook het publiek door zijn fanatisme niet mede schuldig dat , de gemoederen binnen de lijnen " oververhit raken? ' O 1

Men vraagt terecht van de ver- 1 enigingsbestuurders steun voor de c bestrijding van ruw spel. Sporti- \ viteit wordt bij de meeste ver- .. enigingen steeds gepropageerd, maar hoe gaat het in de prak- j tijk? Wij kennen hele beste en « knappe mensen in het dagelijks s leven, die tjjdens de wedstrijd en direct na de wedstrijd niet te ge- f nieten zjjn als hun vereniging t niet wint. Alles wordt dan afge- g kraakt. U kent ze toch ook, die j. 6

achter of naast het doel, soms langs de lijn, maar binnen de omrastering, gedekt door hun bestuursfunctie, uitlatingen bezigen die niet te pas komen. Men moet ondanks deze feiten, blijven hameren op de medewerking der verenigingsbesturen voor het sportief verloop der wedstrijden, maar de leiding van de scheidsrechter en de richtlijnen voor de bestrijding van ruw spel, te geven door het KNVB-bestuur, is van beslissende aard voor een prettig verloop der competitiewedstrijden. Spanning en sensatie geeft deze competitie ons vermoedelijk meer dan we prettig vinden. Veel zal van de zelfbeheersing zowel van leiders als spelers gevraagd worden. Dreigt het soms fout te gaan, laat ons dan niet aarzelen om maatregelen te nemen, ook als het onze eigen mensen betreft. Laat ons tevens in critiek op anderen deze in de juiste verhoudingen ter tafel brengen, maar niet de_ vertroebelen door vooral in één district de schuldigen to zoeken. W. De Beis.

KRIS-KRAS [DOOR PERS 1 EN CLUBBLADEN I

Ovcrsclirijving slechts 1 op 58 spelers

(Clubblad Sparta-R’dam)

De overschrijvingen zijn een dankbaar onderwerp voor sportjournalisten, die in de Sportkroniek naarstig plegen te speuren naar een bekende naam om „een mooie kop” te kunnen maken voor de krant. Zij hebben doorgaans weinig succes met hun speurderswerk, want van de ca. 6500 overschrijvingen, welke jaarlijks plaats vinden, zijn er nauwelijks 30, die het grote publiek interesseren, d.w.z. nog geen half procent. Is het wonder, dat die 30 ten volle worden uitgebuit voor de frontpagina’s? Maar, zult u zeggen, 6500 overschrijvingen per jaar, dat is toch wel erg veel! En u doet al mee in het koor van hen, die klagen over gebrek aan clubliefde en sarcastisch praten over „verandering van lucht”. Laten wij die 6500 eens nader bezien. De KNVB heeft 350.000 leden. Velen van die honderdduizende zijn wel lid, maar voetballen niet of niet meer. Denken wij maar eens (in eigen kring) aan de Oer-Spartanen en in het algemeen aan de talloze bestuurs- en commissieleden. Slechts twee derde van dit grote aantal is dus werkelijk actief voetballer. Maar het aantal actieve spelers bedraagt altijd nog 240.000! Daarvan vragen er 6500 per jaar overschrijving of één op iedere 38 spelers. De gemiddelde voetballer komt alzo in 38 jaar éénmaal aan de beurt voor overschrijving; dit betekent (gezien de „trek”-lust, die sommigen méér dan eenmaal doet verhuizen en de duur der gemiddelde voetballoopbaan) dat meer dan de helft der Nederlandse spelers blijft bij de keuze, die zij éénmaal als 12-, 13- of 14-jarig jochie hebbèn gedaan.

SWESTI

I> mmmÊÊÊÊÊmÊÊÊÊÊÊmÊÊÊmÊÊmÊm^ÊÊÊÊÊtÊÊÊ^^^m j/erMesje voojiPnspoiiTMM! B