De zaak Quick (N.) en Stanley Rosé

Volgens art. 78, 1, b, H.R. moet een speler om in door de KNVB uitgeschreven of goedgekeurde wedstrijden uit te komen, Nederlander zijn of ten minste 2 maanden woonachtig in Nederland. Blijkens de mededeling van het Bondsbestuur in de Sportkroniek van 30 Mei heeft het in 1947 aan Stanley Rosé, een Engels officier bij het bezettingsleger in Duitsland, die een „domicilie-adres" in Nijmegen had, toestemming gegeven om voor Quick Nijmegen uit te komen. Wij achten dit een verkeerde toepassing van het aangehaalde artikel. Immers, Rosé lag als militair wel tjjdelijk in garnizoen in Duitsland, maar bleef „woonachtig” in Engeland en zijn „domicilie-adres” te Nijmegen wts slechts een formaliteit. In 1948 is Rosé teruggekeerd naar Engeland, maar Quick heeft dit niet aan de KNVB meegedeeld, zodat deze wegens onbekendheid met de woonplaatsverandering van Rosé geen bezwaar heeft gemaakt toen deze in het seizoen ’49—’50 éénmaal voor Quick Is uitgekomen. Nadat In de degradatiewedstrijden Rosé voor Quick was uitgekomen, vroeg de VV Rheden op 7 Mei aan de KNVB of hg wel gerechtigd was om voor Quick te spelen, daar hij ook in Engeland uitkwam. Het Bondsbestuur antwoordde op 12 Mei, dat Rosé gerechtigd was om voor Quick uit te komen, omdat hij met ingang van 26 Sept. 1947 van de KNVB overschrijving verkregen had van Lejrton, Engeland, naar Quick. Op 16 Mei j.l. kreeg de KN VB zekerheid, dat Rosé zijn domicilie niet meer in Ngmegen had. Volgens het aangehaalde artikel besliste dé sectieleider, dhr. Valkema, terecht, dat Rosé dus niet meer voor Quick mocht uitkomen en op 17 Mei, vóór Quick's beslissende wedstrijd tegen Vitesse, ontving Quick hiervan telegrafisch bericht van het Bondsbureau, welk telegram bfj brief van 23 Mei is bevestigd. O Na bovenbedoelde publicatie In de Sportkroniek heeft Quick een brochure doen verschijnen, waarin zij zegt, „dat deze zaak wel erg scheef ligt”. Quick schrijft, dat zij na ontvangst van het telegram, dat Rosé niet meer mocht uitkomen, telegrafisch daartegen bij de KNVB geprotesteerd heeft en dat dit protest vóór de wedstrgd tegen Vitesse is herhaald tegenover de scheidsrechter. Dit laatste was nonsens, want volgens art, 19 Wedstrijdreglement kan een protest slechts worden ingediend tegen onjuiste toepassing van een spelregel door de scheidsrechter, wat dus niet van toepassing was. Maar Quick vertelt meer. Op 13 Mei, dus 3 dagen vóór het telegram, waarbij Rosé werd uitgesloten, maar 6 dagen na de vraag van Rheden, is Quick’s voorzitter, dhr. Huisman, opgebeld door het Bondsbestuurslid dhi’. Burgfwal, die vroeg hoe het eigenlijk zat met het meespelen van Rosé, waarop dhr. Huisman antwoordde, dat dit voor Quick niet twijfelachtig was, omdat de zaak volledig bekend was bij het Bondsbestuur, waarbij geen bezwaar bestond. Natuurlijk niet, want dit wist niet, dat Rosé niet meer in Duitsland was (met een ~domicilie-adres” te Nijmegen), maar terug in Engeland. Op Burgwal’s vraag of Rosé Inderdaad in Engeland Woonde, antwoordde Huisman vanzelfsprekend: ja. Hoe kwam dhr. Burgwal er toe dhr. Huisman op te bellen? Wel, hij deelde bij dat telefoongesprek mee, dat dhr, Herberts, ere-voorzitter van Vitesse, hem

„onder ons” had gevraagd deze zaak te onderzoeken, doch daarbfj gezegd had, dat Vitesse geen overspelen zou vragen als Rosé zou meespelen. Hulsman vroeg begrijpelijkerwfjze, wat dan eigenlfjk de be. doeling was van dit telefoongesprek, waarop Burgwal antwoordde: „beschouw dit van mijn kant alleen maar als een vriendschappelijke mededeling,” Daarop spraken beiden af op 15 Mei de zaak te bespreken met de secrearis-pennlngmeester KN VB, dhr. Brunt, Op 14 Mei was dhr Burgwal aanwezig bij Quick—Tubantia. Waarvoor hij daar was, vermeldt de geschiedenis niet. Rosé speelde mee. Huisman en Burgwal maakten een praatje, maar over het geval Rosé werd niet gesproken, slechts werd de afspraak voor een tjpspreking met dhr Brunt herhaald. Op 15 Mei was dhr Huisman in Den Haag en belde dhr Burgwal op om het uur van de bespreking met dhr Brunt te bepalen, Dhr Burgwal zei, dat deze afwezig was, dat de zaak in onderzoek was bij de sectieleider dhr. Valkema en dat tegen het meespelen van Rosé ook door Rheden bezwaar was gerr;aakt. Hij deelde echter niet mee, dat het Bondsbestuur dit bezwaar bij brief van 12, Mei had afgewezen. Mogelijk was dat echter aan Burgwal niet bekend. Op 17 Mei ontving Quick het bovenbedoelde telegrafische verbod om Rosé te doen uitkomen. Op 20 Mei hebben bestuursleden van Quick in de vergadering van het Bondsbestuur te Utrecht hun standpunt uiteengezet. De sectieleider, dhr Valkema heeft daarop de telegrafische beslissing als juist gemotiveerd op grond van art. 78,1, b. Quick schrijft in haar brochure, dat in deze vergadering geen beslissing van het Bondsbestuur is meegedeeld en dat haar afgevaardigden naar huis gegaan zijn in de veronderstelling, dat een definitieve schriftelijke beslissing spoedig zou volgen. Dat was wel heel erg naïef van die afgevaardigden, want de beslissing was reeds telegrafisch meegedeeld. Hadden zij niet begrepen, dat de toelichting door dhr Valkema geen verandering kon brengen in de genomen beslissing, dan hadden zij niet naar huis moeten gaan zonder een uitdrukkelijke beslissing te vragen. O Quick zegt, dat als van enig verzuim sprake mocht zijn, dat dan ligt bij de KNVB. Dit is onjuist. Immers de grond, waarop de KNVB (ten onrechte) aan Rosé toestemming verleend had om voor Quick te spelen, was vervallen enkel door het feit, dat hij was teruggekeerd naar Engeland en het was de plicht van Quick geweest dit aan het Bondsbureau mee te delen. Niettemin kan Quick zich volgens haar brochure niet onttrekken aan de gedachte „dat hier mysterieuze krachten werkzaam zijn geweest.” O Al achten wij de door het Bondsbestuur genomen beslissing juist, toch geven wij Quick toe, dat er wat* „scheef” is in deze zaak. Scheef is, dat de erevoorzitter van Vitesse, dhr Herberts, aan het Bondsbestuurslid, dhr Burgwal, „onder ons” heeft gevraagd deze zaak te onderzoeken. De zaken moeten niet in onderonsjes behandeld worden. Herberts had zich officieel moeten wenden tot de secretaris-penningmeester, of tot de leider van de sectie „overschrijvingen”, dhr Valkema.

Scheef is, dat dhr Burgwal, op dat „onderonsje” is ingegaan: hij had dhr Herberts moeten verwijzen naar de S.P. of de sectieleider.

Scheef is, dat dhr Burgwal het onderonsje met dhr Herberts vriendschappelijk op de 13e Mei heeft meegedeeld aan de voorzitter van Quick. Immers doordat Rheden op 6 Mei aan het Bondsbureau had gevraagd of Rosé gerechtigd was om te spelen, was de zaak officieel aanhangig gemaakt en was die vraag dus geen onderonsje meer tussen Herberts en Burgwal.

Scheef is ook, dat dhr. Herberts het geval „onder ons” heeft aangebracht bij dhr. Burgwal, met de mededeling, dat Vitesse toch geen overspelen zou aanvragen als Rosé zou meespelen. Als Vitesse bereid was de zaak over haar kant te laten gaan, had zij er over moeten zwij g e n en niet de zaak „onder ons” aan het rollen moeten brengen.

Ten onrechte heeft de KNVB in 1947 op grond van art. 78, 1, b, aan Quick toestemming verleend om Rosé te laten uitkomen, want hij was geen Nederlander, noch ten minste 2 maanden feitelijk woonachtig in Nederland, waar hij slechts een „domicilie-adres” had. Dat de Football Association Rosé toestemming gegeven had om in Nederland te voetballen, doet hieraan niets af, want niet de F.A., maar de KNVB maakt uit in Nederland in wedstrijden uitkomen mag. O De moraal van deze geschiedenis is, dat Bondsbestuursleden niet mo.eten meedoen aan „onderonsjes” en dat zij die niet „vriendschappelijk” moeten meedelen aan de betrokken verenigingen. Wordt een zaak, zij het zogenaamd „onder ons”, maar kennelijk met de tiedoeling om haar aan het rollen te brengen aan een bondsbestuurslid meegedeeld, dan is er maar één behoorlijke weg: de officiële, d.w.z. de zaak via de secr,- penningmeester in handen te stellen van het bondsbestuurslid, tot wiens sectie de zaak behoort.

Onderhands gedoe als „mededeling onder ons” en „vriendschappelijke mededeling” die beide geen effect kunnnen hebben, geven maar aanleiding tot narigheid als in dit geval. Reclit door zee en op«ui kaart! O, Dhr. Lugard, de befaamde U. D.’er, doet in een ingezonden stuk in dit nummer het voorstel om, deze zaak tussen het Bondsbestuur. en Quick te doen beslissen door een onpartijdige commissie. Deze procedure kennen de bondsreglementen echter niet. In het geval van een opgelegde straf (art. 14, juncte art. 13 HR) en in het geval van het niet spelen van vastgestelde wedstrijden (art. 14, tweede lid, Reglement competitiewedstrijden), kan de in het ongelijk gestelde partij in beroep

gaan bij de Commissie van Beroep, maar deze zaak valt niet onder deze bepalingen. Wel kunnen „alle gevallen” volgens art. 58, 5, b door het Bondsbestuur of de Bondsvergadering aan onderzoek en beslissing van de Commissie van Beroep worden onderworpen, maar daarvoor is ten deze geen geldige reden, want de beslissing van het Bondsbestuur is onaantastbaar juist. Quick is de dupe van haar verzuim. Had zij tijdig aan het Bondsbestuur meegedeeld, dat Rosé naar Engeland terug was, dan zou zij even tijdig vernomen hebben, dat hij niet meer voor haar mocht uitkomen, Als er maar geen ond,eronsjes en vriendschappelijke mededelingen geweest waren, zou Quick haar brochure wel in de pen gehouden hebben en was dit geval geen „zaak” geworden. MOORMAN.

BWO EN G.F.C. SPEELDEN TEGEN ZWEEDSE 3e KLASSER.

De Hengelose 3e klasser BWO had bezoek van Alvsjö, waarvoor grote publieke belangstelling bestond. Door beter voetbal wonnen de gasten met 2—3. Rust 2—2. De wedstrijd tussen GFC en Alvsjö te Goor eindigde in een geijlkspel 3—3. De rust kwam met 2—2. De kennismaking met het Zweedse voetbal uit de 3e klas was een verrassing, daar het spel op een veel hoger peil stond dan bij de Oostelijke 3e klassers. Een zwak onderdeel was het schieten. Ook werd het samenspel te ver doorgevoerd. Over enkele weken brengt BWO een tegenbezoek aan Zweden.

7inoAi»n^NoAor\nnAHachel^e situatie voor Nederlandse doel, doordat . **'CUcll 11 t'Rt’i lltlUi fi sluis is gevallen en wordt gepasseerd. (foto Anefo),

MENINGEN VAN ANDEREN

De zaak „Stanley Rosé ’ Dhr. H. M. Eugard (U.D. 1875), één der oprichters van de V.O.E.K. (Vereniging Oosteli.ike Eerste Klassers), Den Haag, schrijft ons: De brochure van Quick Nijmegen in heel ’t land verspreid behandelt het verbod om een speler van Quick (N) te doen uitkomen in de beslissingswedsciijd Vitesse—Quick. Zij geeft tevens antwoord op de lezing, die het Bondsbestuur hierover heeft gegeven ia De Sportkroniek van 30 Mei jl. Onze indruk is, dat het betoog van Quick (N.) beknopt, zakelijk en in het algemeen waardig is. Leggen wij beide zienswijzen naast elkaar, dan hebben wij er begrip voor, dat Quick in hoge mate verrast, verwonderd en.... gedupeerd is niet deze wonderlijk plotselinge beslissing op het meest critieke ogenblik. En wij hebben ook begrip voor de Nijmeegse indiuk, dat er mysterieuze krachten werkzaam zijn geweest. Dat de Nijmegenaars zo gedupeerd zijn, zal ieder waarpchtig sportman betreuren, maar nog veel erger in het algemeen beschouwd, is het feit, dat aan de KNVB in deze brochure officieel onwaarheden v/orden verweten. Deze aantijging kan juist omdat ze komt van een vereniging van erkende reputatie op gebied van eerlijkheid en sportiviteit, het Bondsbestuur zich niet laten welgevallen. Deze brochure verscheen na een onderhoud KNVB—Quick en na de publicatie van de Bond in het officieel orgaan „De Sportkroniek”. Of de KNVB moet Quick in slaat van beschuldiging stellen wegens onjuiste, beledigende aantijging, óf Quick moet deze waar maken. Het is inderdaad „niet geluk-

kig”, dat de KNVB zich NU beroept op een reglementsbepaling juist omdat de KNVB in Mei nog bericht had, dat de betrokken speler gerechtigd was. Maar wie werkt, maakt touten. Wij zien maar één oplossing en wel deze: Quick voor-de-bijl, wanneer zijn beledigende aantijgingen niet waèr zijn, maar het Bondsbestuur, als dit in het ongelijk gesteld wordt door een eventueel te benoemen neutrale commissie moet dat dan ook erkennen en er naar handelen. Mócht het zijn, dat het Bcndsbestuur ongelijk kreeg, clan zouden wij als één der oprichters van de Vereniging van Oostelijke Eerste Klassers het VÓEK-bestuur willen iiitnodigen het daarheen te leiden, dat de KNVB verzocht \\ordt, het komend seizoen de Ie klas afd. 111 uit 13 elftallen te doen bestaan, waarvan er dat jaar dan 3 zullen moeten degraderen. Een iets grotere degradatiekans, maar daar staat tegenover, dat men het gedupeerde lid Quick zijn reële kans geeft* en de VOEK haar sportieve plicht doet. Wil de KNVB bier niét aan, dan hebben in elk geval de Oostelijke Ie klassers getoond, dat zij de sportiviteit in de praktijk tot in het uiterste doorvoeren. Een neutrale Commissie, door beide partijen te benoemen, wier uitspraak zonder meer wordt aanvaard, zal niet kunnen worden afgewezen. Omdat hoe men het dan ook uitlegt degene, die weigert, schuld bekent. Wordt deze zaak in de doofpot gestopt, dan zal de reputatie van het KNVB-bestuur zeer worden geschokt bij o.i. heel de voetbalwereld en dat dient toch vóór alles te worden vermeden. Den Haag, 8-6-’5O. H. M. LUGARDU