Ï-Tö-I- ï, net

Bedenhngen tegen I n . tel rapport

De studiecommissie voor reorganisatie van ’t competitiewezen besluit haar rapport met de hoop uit te spreken, dat de beslissing op de bondsvergadering gebaseerd zal zijn op overwegingen, welke het resultaat van een grondige bestudering van het rapport zijn. In tegenstelling met vwige keren, zal zy moeten toesremmen, dat het haar ditmaal niet aan belangstelling heeft ontbroken. Verder is gebleken, van hoeveel betekenis het is, de beschikking te hebben over de Sportkroniek als officieel orgaan, dat zijn kolommen steeds voor beschouwingen openstelt. Nu besloten is, de bondsvergadering te verdagen, om de kwestie nog eens van alle kanten te bekijken, kan worden nagegaan, wat de „voorpostengevechten” hebben opgeleverd. Van alle kanten is men met bedenkingen en suggesties gekomen, maar ik kan my niet aan de indruk onttrekken, dat de schynwerpers te eenzydig zijn gericht op de Ie klassers en de beschouwingen over „de rest” vaag en oppervlakkig waren. Ook hier zal men zich meer moeten verdiepen in de consequenties. Onze bond bestaat nu uit een kleine 3000 clubs, waarvan slechts 60 het praedicaat „Ie klasser” bezitten. dit is dus ongeveer 2 (zegge twee) procent! Het wel en wee van die 60 gaat ook mij ter harte, hoewel de onderlinge verschillen daar nog zo groot zijn, dat het niet mogelijk is, ze alle over één kam te scheren. De rest, zegge en schrijve 98 %, dient meer op de voorgrond te worden geplaatst, want zij zal allereerst gebaat zyn met een goed uitgebalanceerde competitieregeling. De goeden onder de begeren niet te na gesproken, kan worden geconstateerd, dat de gezonde amateuristische geest in de z.g. lagere clubs het best bewaard is gebleven.

o Ik hoorde een van onze bondshoogmogenden de vraag stellen: „Snap jij nou, hoe er één van de lagere clubs vóór het rapport-Burgwal c.s. kan zijn?” Mijn antwoord hierop luidt ontkennend, want ten aanzien van de grote massa zijn de perspectieven in het rapport wel zeer vaag omlijnd en er zijn tal van bedenkingen. Ik zie hei compromis van de commissie nog steeds als ’n noodsprong, waarbij meer wordt aangegeven, hoe het niet, dan hoe het wel moet. Van de 30 pagina’s zijn dan ook maar ruim 11 besteed aan de reorganisatie, zoals de commissie die ziet. Het overige deel van het rapport (hoe belangrijk overigens) is gewijd aan „de onoverkomenlijke moeilijkheden”, waartoe inkrimping van het aantal districten zou leiden. Bü de voorbesprekingen is komen vast te staan, dat een grote meerderheid niets voelt voor competities met meer dan 12 clubs, maar verder is men eigenlijk niet gekomen. De andere bezwaren zijn daardoor te veel op de achtergrond geraakt en toch is het noodzakelijk, dat deze bedenkingen niet aan de aandacht ontsnappen en stuk voor stuk worden overwogen. Om het geheel wat overzichtelijk te houden, geef ik hieronder puntsgewijze aan, welke bezwaren mij nog beroeren: 1. Al jaren wordt gestreefd naar de bouw van zuivere en gelijkvormige pyramiden en het resultaat is nu, dat men er de top af knapt, waardoor het einddoel voor iedere club: „Kampioen van Noord, Oost, Zuid of West” gaat ontbreken.

2. Wil men de districten in stand houden en wordt de eerste klassers (de hoofdgroep) er aan onttrokken, dan zal dit tot gevolg hebben: desorganisatie. De gevolgen zijn by deze tegenstrijdigheid nimmer te overzien. By het „losmaken” van de districten blyft het onzeker, waar de gedegradeerde clubs moeten worden ingedeeld. „Wat wenselijk geacht wordt en de bedoeling is," zal niet altyd mogelijk blijken. Het contact met de hoogst geplaatste ploegen uit eigen district gaat verloren, zowel met de lagere elftallen als met de andere clubs. 3. De beoogde spelverbetering rechtvaardigd niet, dat men de districten uit hun verband rukt. Verbetering van het spelpeil over de gehele linie krijgt men niet, door één bepaalde groep verenigingen kleiner te maken. Opvoering moet „van onderen af” geschieden. 4. De promotiekansen voor de grote massa zijn gering en worden nog kleiner, als men de top minder ruim maakt. In 1923 waren er op nog geen 1000 clubs 50 in de hoogste klas, d.i. ruim 5 % en thans slechts 2 %. By vermindering van het aantal eerste klassers wordt dit percentage nog kleiner. 5. Men wil automatische degradatie, maar een competitie van 3 kampioenen om één plaats verschilt weinig met een van 2 kampioenen en 1 laagst geplaatste. Als van 12 clubs er 2 automatisch degraderen, dan is dit nog „voordeliger” dan wanneer van 10 clubs er één degradatiewedstrijden moet spelen. In het eerste geval kunnen zich steeds 10 verenigingen handhaven. 6. De versterkte degradatie, welke al zo ruïneus gewerkt heeft, gaat nog door. 7. Het „platteland” wordt de dupe en verschillende centra, welke van grote betekenis zijn voor de propaganda en verbreiding van ons spel, zullen verdwenen. 8. Geen spreiding van het hoogste voetbal over het gehele land.

9. Grotere reizen met financiële en ideële (vaak nog belangrijker) bezwaren. 10. Het rapport werkt te veel met „cijfers” inplaats van met „mensen”. Noord, Oost en Zuid hebben een eigen bevolkingssfeer, wat ook in het spel tot uiting komt. Ieder speltype kan echter in zijn soort van goede kwaliteit zijn. 11. By de promotie van de afdelingen naar de 4e klas wordt geen rekening gehouden met de zeer uiteenlopende bevolkingsdichtheid en -aanwas. 12. Met geen woord is in het rapport gewaagd van de consequenties ten aanzien van de honds reglementen. De thans gevolgde weg is organisatorisch volkomen onjuist en kan tot allerlei moeilijkheden leiden. 13. De kampioenscompetitie blijft bestaan, waardoor het seizoen onnodig gerekt wordt en de gelegenheid tot het houden van andere wedstrijden (districts-beker-liefdadigheidstournooien e.d.) wordt bemoeilykt., 14. De zomersporten blijven in het gedrang. O Ziehier een opsomming der punten, waaraan nog te weinig aandacht is besteed. Nu de bondsvergadering is uitgesteld, verdient het aanbeveling, deze zaken nader onder ogen te zien en de nodige reglementsherzieningen vast te koppelen aan de voorstellen, opdat men dadelijk de gevolgen kan overzien. Dhr. Bockmeulen heeft in de Fedératievergadering van 2e, 3e en 4e kl. wel gezegd, dat de commissie zich aan de realiteit gehouden heeft, maar deze zienswyze is zeer aanvechtbaar. „Zonder zich al te zeer in détails te verdiepen” (ook een opmerking van dhr B.) zal men toch moeten nagaan, wat de gevolgen kunnen zijn. Daarvoor heeft men nu nog opnieuw de tijd gekregen. Alle instanties, welke rechtstreeks bij het belangrijke competitievraagstuk zijn betrokken, zullen over alle onderdelen moeten beraadslagen, teneinde tot een bevredigende, logische oplossing te komen. J. G. GREBEN

Indeling van de 2e, 5e en 4e klassers

Nu de voorgestelde indeling der Ie klassera in 5 groepen van 12 veel kans schijnt te maken aangenomen te worden stel ik onderstaand schema voor. Eén district laten vervallen en het land indelen in 5 districten. Hiermee wordt voorkomen, dat wij een pyramide krijgen waarvan de kop weer afgehaald wordt. Wat betreft de Ie klassers kan er elk jaar opnieuw bekeken worden hoe ze ingedeeld worden in verband met de reisafstanden. We zouden de pyramide-verhouding 1-2-4-8 moeten vervangen door 1-2-6-9. We komen dan over het gehele land tot 5 maal 2 afdelingen 2e klassers, totaal 10 afdelingen. De kampioenen van deze 10 afdelingen zouden dan in groepen van 5 een halve competitie kunnen spelen om de 5 plaatsen in de Ie klas. De nummers 1 en 2 gaan dan over naar de Ie klas en de nummers 3 spelen nog een beslissingswedstrijd. Ook kunnen we 5 groepen van 2 elftallen maken en uit en thuis laten spelen om een plaats in de Ie klas. Ook dan echter loten wie tegen elkaar komen, dus niet per district. Hierdoor komen wij tot het punt waar alles om gaat en wel: de sterkste elftallen naar de hoogste afdeling. De onderste uit de 1 klas gaat naar de 2e klas zonder het spelen van degradatiewedstrijden. De 2e, 3e en 4e klassers worden zo ingedeeld, dat de districten zoveel mogelijk aaneen sluiten, waarbij het kan voorkomen, dat verenigingen uit dezelfde stad in

verschillende districten komen. ■Dat komt ook nu voor. Daar wij kunnen aannemen, dat de versterkte degradatie, welke voor dit seizoen is vastgesteld, doorgaat, maken we een indelingsschema naar het aantal elftallen, die bij het ingaan van seizoen 1950—1951 in de resp. klassen zijn. Voor een vlot verloop lijkt het ons beter de 3e en 4e klassers in afdelingen van 11 in te delen, zodat er enige ruimte overblijft, die te benutten is voor de bekerwedstrijden e.d. We komen dan tot de volgende

2e klas: 5 districten van 2 maal 12 elftallen, totaal 120 Wij hebben 20, 20. 20, 27, 20, 20 elftallen, totaal 127 Moeten degraderen naar de 3e klas 1 De 3e klas moet dan worden: 5 districten van 6 maar 11 elftallen, totaal 330 Wij hebben 50, 46, 54, 56, 46, 47 elftallen, totaal 299 Tekort 31 Komen bij uit de 2e klas 1 Plaats voor 4e klassers 24 De 4e klas moet dan worden: 5 districten van 9 maal 11 elftallen, totaal 495 WiJ hebben 119, 104, 89, 76, 60, 81 elftallen, totaal 529 Over 34 Gaan naar de 3e klas 24 Blijft een overschot van 10 Deze 10 elftallen zouden versterkt kunnen degraderen in die landstreek, die naar de bevolkingsverhouding berekend het sterkst vertegenwoordigd is, H SPIERDIJK Secretaris The Haarlem Boys

/^SWEDSTRIJDEN LANDSKAMPIOENSCHAP Heerenveen—Enschedese Boys — Limburgia—Maurits COMPETITIE IE KLAS DISTRICT NOORD Frisia—Sneek TOURNOOIEN, WAARAAN OOK BUITENLANDSE CLUBS DEELNEMEN Amsterdam — AJax. Deelnemers: Frigg (Noorwegen), Lancashire (Engeland), Karlstads Boll, Idrotts Klub (beide Zweden) en Ajax (9 en 10 April). Ajax-jeugdelftal tegen Coventry Modem School Boys (5 April) „ — Blauw-Wit. Deeln.: Sparta, La Gantoise, Walthamstow Avenue Club, Sports Institute en Blauw-Wit (9 en 10 April). » — KBV Jeugdtournool. Deeln. o.a. Vidar (Denemarken) (9 April). Breda — NAC Kopfenburg (10 April). Haarlem — HFC. Jeugdelftal tegen County Modern Boys School (7 April). Rotterdam — Progress. Deeln.: Axa FC Merksem (België), Astra FC (Frankryk), Sais FC (Zürich) en Progress (7 en 8 April). „ — Neptunus: Rotterd. jeugdelftallen, Waltham Abbey FC (18—22 Jr.) (8 April). „ — Zulderster tegen Rumst Sport Kring (België) (9 April). Roosendaal — AiUance tegen A S Bayeux (Frankr.) 10 April), Schiedam — Hermes/DVS tegen Kon. Lierse Sportkring (10 April) Venio — VW tegen Ludrika Förening För Idrott (10 April) Vlaardingen — VFC tegen ASF Perreux (9 April) Westerkwartier idem (10 April) Winschoten — Winschoter elftal tegen Houss low and District Football League (8 April). (Voor de Competitie- en Bekerwedstrijden verwijzen wy naar het programma in de Sportkroniek van 27 Maart.)

jmiLEVM-UITGAVEIS

Het Gouden Gedenkboek

van Ajax Hoe dik Ajax In haar goud zit, bewijst de uitgave van haar gedenkboek „dat is opgedragen aan hen, die in de loop van 50 jaren het Ajax-shirt met ere hebben gedragen”. Zelden hebben wij een weelderiger uitgave gezien, dan dit boek, waarin een beeld is gegeven „hoe door samenwerking, opoffering en clubgeest datgene Is bereikt, waarop iedere Ajacied met voldoening kan terugbiikken”; het beeld van ~de Oude Garde, die de fundamenten van het Ajaxhuis legde, en de „Giorieuzen” van de roemruchte gouden ploeg, die opdoemen uit het al meer en meer vervagende leven.” Behalve (bestuurs-) leden met organisatorisch talent, hebben de roodwltten twee architecten gekend, Jack Reljnoids, „die het voetbal in Ajax vormde tot een aparte stijl" en Daan Roodenburg „de voor de vertolkers van dit stijlvoiie voetbal een passende omgeving schiep”. Bondsvoorzitter Lotsy typeert de roodwitte club dan ook met deze 3 woorden: Ajax is Ajax! Geen wonder, dat burgemeester d'Ally verklaart „dat heel Amsterdam er prijs op stelt Ajax als een van haar sportkinderen te mogen beschouwen”. 50 Jaren Ajax is 50 jaren roem: kampioenschappen en Nederlandsche

elftalspelers. En het vergaren van roem gaat voort: ~Ik hoop het volgend jaar de gouden plak te komen halen”, zei voorzitter Koolhaas, voor wie ~Ajax een stuk van zijn leven is”, in de laatste bondsvergadering. Het heeft er veel van dat dit bewaarheid zal worden. En er zitten alweer 6 Ajacieden in het Nederl. elftalclub met Joop Stoffelen als aanvoerder. Aan de redactie-commlssie F. H. W. de Bruyn. Al Desmit en J. Schoevaart: huldel

40 Jaren DHG

DHC’s jubileumuitgave is een bescheiden aandenken aan d© „vriendschap, eendracht en spor. tieve opvattingen”, die In dezé Delftse club heerst. Burgemeester Mr van Walsum, wiens „persoonlijke belangstelling voor voetbal niet al te groot is en in Delft nog nooit een normale competitiewedstrijd heeft bijgewoond, omdat deze op de Zondagen worden gespeeld, maar die eg nog net genoeg van weet om een goede wedstrijd te kunnen waarderen en open oog heeft voor d© grote plaats, die het voetbalspel in het leven van brede lagen van onze bevolking inneemt”, brengt hulde aan de bestuurders van DHC, die geen tijd en moeite sparen om de beoefening van voetbal in goede banen te leiden en daarmee een belangrijke bijdrage leveren voor de oplossing van het vraagstuk der vrije tijdbeschikking voor zichzelf, voor de spelers en voor de toeschouwers” De grote verandering, die er in 40 jaren heeft plaats gehad blijkt ook in de wijze van feestviering. Voor de viering van het eerste lustrum op 17 Maart 1915 werdea niet meer dan 55 personen verwacht en voor die waardige herdenking werden aangeschaft: 55 bier- en limonadeglazen, kop en schotels voor de koffie, die bijna niet werd gedronken, 110 liter bier, 150 Kremlin-sigaretten, 200 sigaren, 2 pond boter, 1 kilo ham, 155 kadetjes, 50 krentenbollen, 3V4 kilo koek en zoutebollen en rookvlees, 55 feestmutsen en feestliederen. Er was alzo aan alles gedacht. Do stemming was natuurlijk bij zo’n tafeltje dekje „goed en het feesl dus prima”.