Prijs 33 cent

SPORTKRONIEK

WAARIN OPGENOMEN DE OFFICIËLE MEDEDELINGEN VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE VOETBALBOND

en van de Afd. 's-Gravenhage K.N.V.B.

HOOFDREDACTEUR: J.MOORMAN. REDACTIE: H. P. KUIPHOF, J. HARINCK ORGAANCOMMISSIE: K. J. J. LOTSY, S. COLDEWEY, Ir. H. F. KOPSTER

BUREAU: DEN HAAG, ZWARTEWEG 1. TELEFOON 18.23.55 ABONNEMENT: ƒ 4.- PER KWARTAAL INCASSO: 15 CENT.

maandag 11 JULI 1949 No. 28 – Weekblad 48e JAAR

MOORMAN's PERIODIEKE PERS. DEN HAAG

NADRUK VERBODEN Postrekening 4% 71 5

é " In dit Nummer: „Helmond” in moeilijkheden ¥ Professionalisme betekent verlies van clubleven

Do&r een bril zonder glazen bekeken

Voetbalsystemen bestaan niet

Voetbalproblemen zijn er nochtans te over

(Door een zeldzame en mitsdien zeidzaam-vrijmoedige medewerker)

ETBAE wordt van de oorsprong af gespeeld tussen vier lijnen betr*tu”v- *®Sen 11 spelers en volgens regels, die sindsdien slechts weinig veranderingen hebben ondergaan, zodat het het In 1900 werd beoefend met vijf voorwaartsen, drie zelfde*in** achterspelers en een doelman, vrüwel op de- Voetbal*!***" “® * verlopen als thans, een halve eeuw later, duizenden h ” schaak- of een ander intelligentie spel, waarbij *aken, nee evenzoveel verrassingen kunnen veroorsport tot • ** ht wendingen verliest zich bij onze populairste dan een n” Een wedstrijd biedt immers niets anders Mieter te van fouten. Een prachtige voorzet, een decieen second**" * voorwaarts, die een bal een fractie van tiewijzen va kopt, een schot dat de lat millimetert, ziedaar dictio in ♦ ” f**inimale tekortkomingen. Het zijn echter contraboeiend t.?*"*”***'® bouten welke een wedstrijd zo geweldig gevoliTß *“MMen maken of stierlijk vervelend, wanneer ze ten- technische gebreken bij de spelers enorme af•ueungen aannemen.

stel je voor.

Werd de bal altijd zuiver geplaatst, de strijd zou gedoemd zijn m een zo volstrekte schoonheid te sterven, dat er niemand langer dan een kwartier naar zou Kijken. Het zou steeds gelijk opgaan, ais volgt: Aftrap, afgemen pass door het midden of naar vleugel, through pass of voorkopbal, raak; geen genstander kan tegen die ma- uitgekiende, feilloze pmars iets uitrichten, I—o. Ais Uöri. ® tegenpartij middenuit mag nemen, herhaalt zich hetzelfde op 1-1 speelhelft en het wordt, 'l® fouten, Matthews ondat de trappen, ters ni„ kepaald aantal meleS. centimeters af-

Niets nieuws onder de zon.

Wij poneren deze misschien wat wonderlijke stelling om aan te tonen, dat men bij ons spel nooit iets nieuws kan invoeren, dat al niet bestond. Dacht u werkelijk dat b.v. de oude Corinthians niet wisten wat switch of Plaatsverwisselen was en dat onze vroegere „fans” er onschuldig stonden? Vleugels als en Ruffelse- wisselden zo nodig on- als Wilkes en En ais Plegen te doen. mindere het ander! wel wist van zijn verdedigers’ a‘=hoof het kaar, riep de®bi!n!nspeT en probeerde met doorbraken toch een slissing te forceren. verrichtte zo’n instinctmatig, keek t van de cracks en leerde zo aan de .spel.’ egels, de paar mogelijkheden, als

het vastleggen van de gevaarlijkste spelers de kans op uitschakelen van «en doortastend midvoor b.v. benevens het stereotiepe afspraakje van de backs, „die de buiten- of binnenspelers namen”, het voordeligst kon uitbuiten. Die paar mogelijkheden, heden ten dage met de wijdse naam van systemen betiteld, zijn in wezen nog precies dezelfde van voorheen: het enige wat in het spel veranderde, is de snelheid, ten zeerste gestegen na de gewijzigde buitenspelregel en de sindsdien langzaam opgevoerde techniek.

Hoe meer men nu over die voetbalsystemen spreekt en schrijft en boeken samenstelt over modern voetbal, dat een ander gezicht kreeg, des te verwarder en belachelijker wordt de toestand.

Eenvoudig recept.

Het gehele recept voor voetbal rust op een enkele bases, t.w. een voortreffelijke lichamelijke conditie, de techniek: de behandeling van de bal en het instinct, de feeling om te rechter tijd op de plaats te staan of te lopen, waar men behoort te wezen.

Onlangs lazen we in de Sportkroniek dat Stoffelen altijd zo onverwacht opdook en daardoor menig zeker schijnend doelpunt op de doellijn tegen Ajax voorkwam. Juist. We kennen Stoffelen helemaal niet, maar durven met de hand op ’t hart verklaren- dat hij telkens naar zo’n bedreigd punt snelt, louter omdat zijn spelinstinct, zijn gevoel hem er toe dwingt, niet omdat hij in een of ander boekje heeft gelezen, hoe, of dat hij er heen moest racen! En zo is de ervaring van oudsher. Zo speelden en zwierven in het verleden Schröder en Hisgen, zo deden het later

De Korver en Dirk Lptsy, Mannus Francken, Ruffeise en v.d. Wolk, de Verweijs, Jan Thomée. de Kesslers, nog later Dénis, Gupfert, de Natris en Hordijk, Vos en Buitenweg, Tap, Verlegh, Bulder, Wels en Ruisch, v. Heel en Paauwe, Bakhuys, Smit en nog honderd anderen, die vóór Lenstra, Wilkes en v. Schijndel het oranjehemd met ere droegen. Ze leerden het spel niet door er over te lezen, ze leerden (beter: cultiveerden het) buiten op het veld, door de harde practijk en niet anders, van elkaar en van Engelse meesters.

Ondeugende Britten.

Ofschoon, die Engelsen hebben ons lang, te lang voor het lapje gehouden. Vroeger gold als de beste oefenmeester hij, die met een bal aan de voet tussen dozijnen hem aanvallende leerlingen door kon scharrelen; daarvan staken de jogs echter geen steek op. Die onderwijzers waren alleen maar dure ballenjongens, heerlijke profiteurs van de Hollandse vereerders hunner gewiekste baltechniek en slimme trucks. Daarin is gelukkig verbetering getreden, hoewel

de kern van de zaak naar onze mening toch nog te weinig wordt doorgrcmd.

De taak van de goede oefenmeester is vóór alles het aanwezige jonge talent te zien of op te sporen en vervolgens te polijsten. Als hij verstandig is, zal hij zijn ontdekkingen en de ontwikkeling daarvan nooit van de daken schreeuwen. Die stof blijve zijn eigendom, geheim en daarmede laadt hij binnenskamers de aan zijn zorg toevertrouwde jongelui. Zodoende bouwt hij de voornaamste peiler voor het succes op t.w/: het kweken van zelfvertrouwen en wederzijdi begrip. De trainer moet bij-aWien zijn mensen dóór en dóór kennen en als hij het elftal samenstelt, weten wat hij er mee kan doen; wie de kanspaardjes zijn, wie de twijfelnummers. Hij zal inderdaad in de grote lijn zich een mening hebben te vormen over de manier waarop de hem meestal wel bekende tegenpartij moet worden aangepakt en gelijk hierboven reeds werd gezegd de paar oer-oude mogelijkheden voortspruitend uit de spelregels, onder het oog dienen te zien om er zijn spelers vervolgens deel-'

genoot van te maken, evenwel zonder er al te starre opdrachten aan te verbinden. Het mogen niet meer dan summiere richtlijnen zijn; overhellend naar een z.g. systeem drijft hij zijn schapen onherroepelijk in de kooi en op' de duur naar de voetbaldood.

Markante uitspraken.

Voetbal is niet te leren gelijk grammatica, steno of meetkunde. De uitspraak van Mr. Birrell van Chelsea (door de heer Wagenaar onlangs in dit blad herhaald) is nagenoeg gelijk aan die van een Schots oefenmeester, nu circa twintig jaar geleden in ons land werkzaam. Deze man verbaasde zich over het gepruts met de bal en vertikte het eenvoudig zijn spelers baloefeningen te decreteren.

Wie het „eye on the hall” mist en als schooljongen met een tennisballetje niet heeft kunnen dribbelen, niet in staat blUkt ’n bal uit de lucht ineens te vangen of dood te maken, betoogde hij, zal het zelden tot grote voetbalhoogte brengen. Dergelüke grondbeginselen moeten er van nature geheid inzitten, want de doorsnee speler Is het handigst met de bal op jeugdige, laten we zeggen, 17/18 jarige leeftijd. Dat hij later sneller en voor ’t oog misschien nog behendiger wordt, is niet het onmiddellijke gevolg van zijn groeiende vaardigheid of voetenvlugheid, maar van zijn lichamelijke conditie en ademovervloed, die hem veroorloven de bevelen van zijn geest of instinct dadelijk op te volgen.

Zijn body gaat bovenal. Hoe sterker en evenwichtiger het lichaam en de loop worden, hoe

(Vervolg zie volg. pag.)

LAAKBARE SPORTJOURNALISTIEK

Handen af van Spelers en Officials!

De pers vervult in het maatschappelijke leven een belangrijke rol. Zij heeft o.a. tot taak het publiek van voorlichting te dienen en het op te voeden in de beste zin van het woord. Voor de sportpers geldt hetzelfde. In het algemeen gesproken, kunnen wij constateren, dat deze zich van haar taak heeft gekweten op een wijze, waarvoor wij waardering kunnen hebben. Zonder twijfel heeft de pers veel bijgedragen tot de verbreiding der Sport in het algemeen en de bloei van de Voetbalsport in het bijzonder. In het verleden hebben wij soms perioden beleefd, waarin de belangstelling der sportjournalisten ons te-machtig was. In dit verband herinneren wij aan de „We gaan naar Rome”- stemming en de vaak overdreven schrijverij over onze Nederlands Elftal-spelers, die als bijzondere mensen werden aangediend.

leder weldenkend mens weet hoe faliekant dergelijke berichten werken zowel op de spelers, die zich wondermensen

gaan wanen, als op het publiek, dat zijn nuchterheid verliest, daarbij vergetende, dat voetbal een spel is, weliswaar een edel spel, maar toch niets meer dan dat.

Helaas hebben wij vooral de laatste . maanden wederom een ongezonde belangstelling moeten constateren, zij het in een andere vorm. Enkele journalisten zoeken het thans in de richting der sportschandalen of hangen sterke verhalen op over de levensloop van wieg tot Nederlands Elftal van spelers, die men in het centrum der belangstelling weet. Het grote publiek smult van de sensatieberichten, w'at blijkt uit gesprekken in tram, trein of bij de kapper. Waren de berichten juist, dan viel er slechts te praten over de vraag, of het nuttig, nodig en verantwoord is, Hat in het openbaar

wordt geschreven over zuiver particuliere aangelegenheden van een jonge man, die tot heil van zijn lichaam en geest en voor zijn genoegen het voetbalspel beoefent. Het beantwoorden van deze vraag kan niet anders dan ontkennend zijn.

Nog erger is het echter, als de berichten wemelen van onwaarheden en halve waarheden, welke elke insider onmicldcllijk kan aanwijzen, doch die de doorsnee-lezer helaas aanvaardt met alle gevolgen van dien! Wij denken hier speciaal aan de schrijverij over het amateurisme van enkele vooraanstaande spelers en Bondsbestuursleden, di<? gespeend was van elk journalistiek fatsoen. Hiermee is men op de verkeerde weg, omdat het opvoedend element heeft plaats gemaakt voor do opwekking der sensatielust. Onze mooie sport is te goed voor deze onwaardige bemoei, zucht, die uit winstbejag voort_ spruit.

Met de Bondsvoorzitter zeggen wij: „Handen af van onza jongens."