Frans interlandvoetbal verkeert I in een impasse

Drie nederlagen in één maand tijds

PARIJS, Dinsdag. In één maand heeft Frankrijk met zijn Aprofelftal drie nederlagen geleden: I—4 tegen Nederland te Rotterdam op 23 April, O—2 tegen Schotland te Glasgow op 27 April en I—3 tegen Engeland te Parijs op 22 Mei. Niet bepaald fraai voor een elftal, dat in 1947 en ’4B uit zijn negen officiële interlandwedstrijden ses overwinningen; een gelijk spel en slechts twee nederlagen bad ' geboekt! De goalcijfers 2 in deze sombere maand geven al evenmin reden tot optimisme; tweemaal heeft de Franse voorhoede een razendsnel openingsdoelpunt (in Rotterdam na een paar minuten, in Parijs binnen de halve minuut) kunnen maken om daarna te verstarren' tot ’n improductiviteit, die zelfs bij de sterkste eigen middellinie en achterhoede als ruggesteuntje niet tot overwinningen kan voeren. En toch is het, nadat we in ruim een jaar tijds 35 wedstrijden voor de Franse profqompetitie gezien hebben, onze indruk, dat het spelpeil er beter is dan in het succesjaar 1947, toen de Fransen achtereenvolgens hun interlandwedstrijden tegen Nederland (4—0), België (4—2), Zwitserland (2—1) en Portugal (4—2) wonnen. Ra, ra, hoe kan dat?

Komt nu Lille aan beurt? Voor een goed deel zouden we de teleurstellende resultaten van de Franse A-ploeg in 1949 willen terugvoeren op de onvoldoende voorbereiding, op het zware competitieprogramma en zeer zeker ook op het zwakke opti-eden van de elftaldictator Barreau, die, zoals .we de vorige week al memoreerden, geen vaste lijn in zijn elftalsamenstelling volgt en na de ploeg met vijf spelers van Reims, die we in Rotterdam zagen, nu ineens een ploeg met vijf spelers van de Racing Club de Paris koos omdat de voorhoede van deze club in de bekerfinale op 8 Mei plots een geweldige dag had. Een week later faalde diezelfde Parijse voorhoede in de competitiewedstrijd tegen Toulouse, terwijl Gaston Barreau op de tribune zat, maar dat was vóór hem absoluut geen bezwaar om dagen er na de rechtsbuiten, midvoor en linksbuiten van de Rac. Club in de nat. ploeg tegen Engeland te kiezen in de vergeefs gebleken ■— hoop dat het wonder van de pchtste Mei zich zou herhalen. Dat wonder bleef echter achterwege, komt trouwens meer voor bij wonderen.... ' Het zal ons benieuwen uit welke club Gaston Barreau nu vijf

spelers gaat kiezen voor Frankrijk—Zwitserland op Zaterdag 4 Juni — misschien is Lille nu aan de beurt met Vandooren, Barratte e.a. — en het zal ons ook benieuwen of de groeiende oppositie, vooral in Zuid-Frankrijk, tegen deze wankelmoedige elftaldictator er eindelijk toe zal leiden dat de samenstelling van het nationale elftal wordt .opgedragen aan een commissie, die zelf de voornaamste wedstrijden volgt inplaats van zich, gelijk Barreau doet, voor 80 % tot Parijs en omgeving te beperken. De enkele Nederlanders, die de Franse sportpers lezen, zullen van dpze groeiende oppositie weinig gemerkt hebben als gevolg van het feit, dat de voetbalredactie van het leidende sportdagblad „l'Equipe’’ (vóór de oorlog heette dal „l’Auto”) en de redactie van het officiële bondsorgaan „Franse Football” beide in handen zijn van Gabriel Hanot, die met Gaston Barreau in de positie verkeert, welke men in het Nederlands gemeenzaam pleegt uit te drukken met „twee handen op één buik”. Ieder elftal van Barreau wordt in die beide bladen toegejuicht en de lezers dag aan dag ver. trouwd gemaakt met de gedachte dat er geen betere Franse elftallen bestaan dan deze, ook al winnen ze nooit! Als wederdienst laat de elftaldictator zich dan altijd, enkele dagen voor hij het elftal moet samenstellen, interviewen door ,4’Equipe”; aangezien het Hem is aan dat blad de primeur van zijn elftalkeuze te geven, vertelt „l’Equipe” dan dat Barreau niet mag zeggen, dat hij b.v. Quenolle zo’n goede midvoor vindt, waaruit de ervaren lezer meteen afleidt dat Quenolle op de midvoorplaats gekozen zal worden. Zó doet men in Ia douce France, men zou dat in Nederland niet hoeven te proberen!

Engrelsen nog steeds ongenaakbaar. Maar niettegenstaande alle legale en illegale hulp van de FarUse pers, die in Frankrijk de publieke opinie beheerst, verkeerde men enkele weken geleden na de 4—1 nederlaag in Rotterdam toch in een soort „Huddersfieldstemming” zoals we die in Nederland eind 1946 kenden en als Barreau niet gauw een winnend elftal weet te maken voor de nog resterende landenwedstrijden tegen Zwitserland en Spanje — dan zou alles vergeten en vergeven zijn bij het snel vergetend sportpubliek — vrezen we het ergste voor het reeds op zijn schouders wankelende hoofd de elftaldictator. Figuurlijk gesproken althans! Heel Wat later doet het B-elftal der profs het: 5—O tegen Nederland B en, met slechts één wijziging in de opstelling, 4—1 tegen Luxemburg. Aanvallend is deze ploeg, die drie spelers uit Lille’s voorhoede met zijn honderd competitiegoals bevat inderdaad zeer sterk, zoals ook de negen doelpunten in deze twee wedstrijden aangeven, doch er zou naar onze smaak een veel en veel sterkere verdediging, te kiezen zijn. Maar ook dat is afdeling-Barreau,

Na de wedstrijden Nederland—Frankrijk, Ned. Bondselftal—Eng:eland B en Frankrijk—Engeland A gezien te hebben, mogen we vaststellen, dat de Fransen ook met een wders samengesteld elftal hun wedstrijd tégen Engeland A verloren zouden hebben. In techniek en in positiespel zijn de Britten, die met een minimum krachtsinspanning een maximum rendement bereiken, nog steeds ongenaakbaar en evenals in Amsterdam speelden ze in Parijs na rust door hun tempo de tegenpartij tenslotte op de knieën. De stug dekkende Fransen hielden midvoor en vleugelspelers nog enigszins in bedwang door er resp. hun stopperspil en hun vleugelspelers pal tegenover te plaatsen, maar de doelpunten, die men van deze drie „puntspelers” pleegt te verwachten in het moderne voetbal, kwamen nu van rechtsbinnen (2 x) en rechtshalf nadat ze in Rotterdam tegen vrijwel dezelfde defensie gekomen waren van linksbinnen (3 x) en rechtsbinnen in de Nederlandse ploeg.

Engelse keepers vliegen niet. Er was in Parijs een Engelse verdediging, die zo safe was als de bank van Engeland, alleen keeper Williams kon ons minder bekoren, maar daar staat tegenover dat de Britten met hun nuchtere voetbalstijl juist het acrobatischgewaagde werk van de Franse doelman Vignal afkeurden. De laconieke ex-keeper Swift drukte dat'uit in‘de woorden: „goalkeepers in England do not fly” (in Engeland vliegen de keepers niet) De Engelsen bouwden hun aanvallen op vanuit de verdediging, die veel beter plaatste, toen eenmpal het Franse aanvangsvuur een stroovuurtje was gebleken en de Britten het rhythme gevonden hadden, waarmee ze bijna elke tegenpartij kunnen doodspelen. Nog steeds zijn de voetballeermeesters uit Groot Brittannië de primi inter%ares, mits ze maar willen. Alleen een „vacantiestemming" na een zwaar leagueseizoen kan hun noodlottig worden, gelijk kortgeleden in Stockholm en daarom zal het de taak der Engels» leiders zijn om voor het wereldkampioenschap in de zomer van 1950 een elftal mee op reis te nemen, dat werkelijk wil. Zo niet, dan komen de Britten uit het zware toumooi in Brazilië, waar men bezig is een stadion van 150 duizend overdekte zitplaatsen te bouwen zonder aan staanplaatsen te doen, niet zegevierend te voorschijn tegen allerlei fanatieke tegenstanders met Zuidelijk bloed. De aanvankelijk wij talrijke overtredingen der Fransen „inspireerden” de Engelsen, die zoiets toch waarlijk niet nodig hebben, om meer te doen dan de spelregels toestaan. Toen de Fran-' sen zoals de eerst steeds roeke-

loos doorzettende midvoor Quenolle begrepen hadden dat scheidsrechter V. d. Meer heel wat minder toeliet dan de doorgaans vrij zwakke fluitisten in de Franse profcompetitie, maakten alleen nog de Engelsen freekick, wat anders helemaal hun gewoonte niet is, de recente uitzondering van Huddersfield Town in Rottei'dam daar gelaten.

Gunstig oordeel over V. d. Meer c.s. Toch was in deze harde wedstrijd de verstandhouding in het veld heel wat beter dan de vorige keer, toen we onze landgenoot V. d. Meer een wedstrijd tussen Franse en Britse voetballers hadden zien leiden: tijdens het Olympisch voetbaltournooi te Londen, waar hij bij de niet bepaald in Olympische geest gespeelde wedstrijd tussen de amateurs van Frankrijk en Groot Brittannië (na hun zege op het Nederlands elftal) meer als leeuwentemmer dan als voetbalscheidsrechter moest fungeren.

We hebben in het vorige nummer reeds onze waardering uitgesproken voor de leiding van het trio V. d. Meer—Schipper—Aussum; in het toonaangevende sportdagblad „I’Equipe” schreef Gabriel Hanot erover: „Scheidsrechter V. d. Meer leidde behoorlijk een moeilijke wedstrijd, welke in de eerste helft door fanatieke voetballers en na rust door spelers, die door de hitte overstelpt waren, gestreden werd. Door die beide oorzaken waren er talrijke overtredingen en scheidsrechter V. d. Meer, goed gesteund door zijn beide landgenoten als grensrechters, had de verdienste dat zijn waakzaamheid niet verslapte”.

Toen we na de wedstrijd het Nederlandse arbitrale trio in de scheidsrechterskamer opzochten en vertelden dat in de Franse profcompetitie neutrale grensrechters verplicht zijn gesteld, kwam als het ware vanzelf de vraag naar voren waarom zoiets ook niet mogelijk zou zijn in de eerste klasse K.N.V.8., die nog steeds laboreert aan min of meer betrouwbare clubgrcnsrechters behalve, tegen het einde van het seizoen, bij het kampioenschap van Nederland en de promotiedegradatiewedstrijdeh. "We vrezen dat het systeem der neutrale grensrechters in ons land niet ingevoerd kan worden zolang we zestig eerste klassei's hebben, want als er elke Zondag zestig neutrale grensrechters aangesteld, zouden moeten worden, zou dat gaan ten koste van de arbitrale leiding bij de 120 tweede klassers, de 240 derde klassers en de 480 vierde klassers uit onze competitiepyramide.

De helft der plaatskaarten in voorverkoop. De drie Nederlanders hadden zich over het publiek niet te beklagen, maar ze vonden ’t vreemd dat de toeschouwers het ene moment een speler van de eigen partij daverend toejuichten om

dezelfde speler èen halve minuut later oorverdovend uit te fhiiten, waardoor het publiek in Frankrijk nooit zo’n voortdurende morele steun kan zijn als in ons land, waar men alleen aan aanmoedigingen doet. ’s Lands wijs ’s lands eer! Ook bevreemdde het hun, dat het stadion van Colombes met zijn 65.000 plaatsen zo'n verwaarloosde indruk maakte en in de laatste tien jaar blijkbaar nooit een kwastje verf gekregen had. Het stadion wordt slechts zeven of achtmaal per jaar gebruikt, namelijk voor de interlandw'edstrijden, voor de bekerfinale en voor enkele competitiewedstrijden, waarbij men meer toeschouwers verwacht dan er in het veel gemakkelijker bereikbare Pare des Princes (30.000 plaatsen) geborgen kunnen worden, terwijl bij ons de stadions elk door een club bespeeld worden in de competitie. Van de 65.000 plaatskaarten, die voor een interlandwedstrijd goedkoper zijn dan voor een competitiewedstrijd (!), was de ene helft, waarbij alle zitplaatsen, gedistribueerd via de voetbalclubs zoals vire dat ook in Nederland kennen. De andere helft (24.000 staanplaatsen van twee kwartjes en een gulden, 7000 zitplaatsen van twee gulden) was een week tevoren in voorverkoop gegeven aan een adres in Parjjs, waar zich Zaterdagavond om zes uur de queue vormde voor de'voorverkoop van Zondagmorgen negen uur. leder wachtende kon drie plaatsen krijgen. Uiteraard kwamen er zodoende heel wat in de zwaï te handel, maar daar is men in Parijs gemoedelijker mee dan in óns land, getuige het feit dat kort voor” de aanvang van de wedstrijd de politie-agent«n zich ertoe beperkten „doorlopen, heren” te zeggen tegen de zwarte kaartenverkopers bij Colombes om daarna, als ze iemand zagen die merkbaar op jacht was naar een kaart, de weg te wijzen: ~daar links moet u zijn om de hoek, daar hebben ze kaarten te koop!” tVe schreven het zo net al: ’s Lands wijs, ’s lands eer!

M. J. ADRIANI ENGELS.

DOS tourde naar Engeland

DOS heeft een tegenbezoek gebracht aan Chelsea Marines F.C. te Londen, dat het vorige jaar de gast van de Utrechtenaren was. Volgens DOS-Klanken was de ontvangst allerhartelijkst, zowel door de gastheren, als door officiële personen, o.a. de Lord Mayor van ChelSea en zijn vrouw, alsmede door kapitein ter zee Kredit namens de Ned. Legatie. Het hoogtepunt was het bezoek, dat Prinses Ellzabeth en de Hertog van Edinburgh aan de spelers in hotel Victory brachten. De hoge gasten gaven toestemming tót het maken van een groepsfoto, die in DOS-Klanken is afgedrukt. DOS heeft ook nog gevoetbald tegen Chelsea Mariners, Hayes en Cambridge Town. Van de eerste werd met 5—2 gewonnen. Beide anderen werden verloren met I—4 en O—l.

Spelers verloren ?R gewicht hij Engeland

„France Football”, het officiële , orgaan van de Franse Voetbalbond • om zo te zeggen; de Franse Sportkroniek schreef: „De twee Nederlandse grensrechters waren geenszins passief; ze gaven met hun vlag onmiddellijk alle overtredingen aan en liepen het veld op om precies de plaats aan te ■wijzen waar Kon een handsbal had gemaakt of waar Rowley een freekick had veroorzaakt. Dat was een actieve hulp! Het woord „teamverband” was van dit Nederlandse trio niet tevergeefs geschreven.” We vermeldden de vorige week' ïtl dat het tijdens deze wedstrijd gloeiend warm was. In deze onweerachtige atmospheer transpireerden de spelers van beide elf- ■ tallen dusdanig dat ze enige kilo’s in gewicht afnamen. Dat is geen overdrijving, want de Franse Voetbalbond had in de Kleedkamer van zijn elftal een weegschaal gebracht, waarop de spelers vóór en na de wedstrijd gewogen werden. Daarbij bleek dat elk der vijf voorhoedespelers twee kilo verloren had en de zwoegende linkshalf Hai zelfs drie kilo. Bevreemder was het dat ook keeper Vignal twee kilo was afgevallen; men is go gauw geneigd om te zeggen dat het keepersbaantje veel minder vermoeiend is, maar dan vergeet men dat een fel in de strijd meelevende doelman heel wat energie gebruikt in zijn zenuwenspanning. Jammer is het dat er in de Bcheidsrechterskleedkamer ook niet een weegschaal stond! We schatten Karei v. d. Meer ook op minstens twee kilo verlies.

M. JANSEN ÖE n/v. SCHW