Voetbalglorie in Nood

Veel sympathie voor oude clubs, maar: prestatie boven traditie!

F EEN voorbeschouwing van de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 8 April trof ons de volgende zinsnede: „De Spartanen zullen begeleid worden door duizenden Rotterdammers en ook in Amsterdam zullen er duizenden zijn, die Sparta liever benouden zien voor de Iste klas dan dat men prijs stelt op het jonge clubje DWV, dat ergens aan de Overkant van het IJ is gevestigd .

Het SPIJT ONS voor de NRC, maar deze passage doet niet sympathiek aon en is evenmin weldoordacht, zoals toch voor dit blad gebruikelijk is. Met „het jonge clubje DWV.... enz.” wordt geringschatting uitgedrukt en er wordt mee gesuggereerd: zou het niet doodjammer zijn, als het oude, roemrijke Sparta, met zijn heroïsche geschiedenis, moest wijken voor een onbetekenend verenigingetje „ergens aan de Overkant van ’t IJ”? Let wel, wij gaan hier niet op in, omdat het DWV betreft. Wij staan in geen enkele relatie tot deze Nieuwendamse club en men mag deze naam vervangen door die van welke andere jonge, opkomende club ook. Er is hier geen club in het geding, maar een principe.

Onze tijd is langzamerhand zo ver, dat niet langer afkomst en geboorte beslissend zijn, doch talent en prestatie. Dit mag ook gelden voor onze voetballerij. Er zijn oude clubs in nood. Clubs met een grote naam, met een indrukwekkende staat van dienst, die veel waardevols voor ons voetbal hebben verricht. Geen ■wonder, dat veler sympathie naar deze clubs Sparta en DFC uitgaat. Ook wij zouden het jammer vinden, als zij uit de hoogste klasse moesten verdwijnen. O

Doch deze gevoelens van sympathie mogen ons niet de ogen doen sluiten voor het recht van de jeugd om de ouderen op te volgen, zo deze niet langer bekwaam en krachtig genoeg zijn om de eens veroverde post te blijven bezetten. Dat is tragisch, maar onontkoombaar en ook noodzakelijk. Meestal gaat het niet zonder strijd. Men geeft zijn posities niet vrijwillig prijs, in de sport net zo min als in het leven. Daardoor krijgt dit proces iets wreeds: de oudere, met de gevestigde reputatie, wordt verdrongen door de jongere, veelal nog zonder naam en traditie. Maar het is dom, de jongere om dit laatste gering te schatten en er smalend over te spreken. Het is verkeerd, zijn gebrek aan geschiedenis uit te buiten door de vermaarde historie van de bedreigde oudere er tegenover te plaatsen. Want het feit, dat hij uit eigen kracht tot deze bedreiging in staat is. Wijst er op, dat hij hoogstwaarschijnlijk op weg is ge. schiedenis te maken. Wat is, traditie, als er geen daden meer op volgen? Slechts een verleden, dat geen heden kent. Wij begrijpen heel goed, dat de sportredactie van de N.R.C. Sparta graag voor de eerste klas behouden zou zien. Wij staan er Zelf niet anders tegenover en .wij zijn niet eens Rotterdammers. Maar wij denken er niet aan, DWV te laag aan te slaan en niet op prijs te stellen, omdat het jong is, omdat het geen traditie heeft els die van Sparta en omdat het ergens aan de Overkant van het IJ is gevestigd. Wat doet dat er toe?

Waar zouden wij met ons voetbal zijn, als er de jaren door niet van die jonge clubjes naar voren waren gekomen, in staat om de plaats in te nemen van de oudere, die niet meer mee konden? Vele dezer broekjes zyn in de loop van de tijd zeer waardige opvolgers gebleken, die zich niet zelden verdiensten hebben verworven en een waardevolle traditie hebben opgebouwd. De Ontwikkeling, die onaandoenlijk voortschrijdt, doet soms wreed aan met onafwendbare ver-

nieuwingen. Zij houdt voor eerbiedwaardige reputaties geen halt. Wat niet stand kan houden, moet verdwijnen. Daarmee beweren wij niet. dat Sparta tzo ook DFC) rijp is om af te dalen. Misschien blijkt de club sterk genoeg om deze zvvare strijd te doorstaan, misschien regenereert zij erdoor en zal zij haar rijke eerste klas-loopbaan kunnen vervolgen. Het zou ons voor de roodwitten en hun talrijke trouwe aanhangers (waaronder de N.R.C.) oprecht verheugen. Maar wij menen niet, dat haar dit bij voorbaat toekomt wegens ouderdom en traditie en dat zij daarom de voorkeur zou verdienen boven bv. DWV. Degradatie van Sparta zou ons spijten, maar toch: niet traditie, doch prestatie dient te beslissen. Liever een clubje ergens aan het IJ met toekomst, dan een grote Stadionclub met alleen een verleden. ERIC G. KOCH.

Spelregel-Rubriek Sf

Overtredingen en wangedrag

(Zie ook Sportkroniek van 21 Maart 1949).

Het is alweer enige weken geleden, dat mijn bijdrage over regel 12a en b het licht mocht zien. Thans derhalve 12c. i Een speler moet worden ge- j straft, indien hij opzettelijk de j bal met de hand speelt: d.i. opzet- , telijk aanraken met hand of arm (dit geldt niet voor de doelverde- ' diger binnen zijn strafschopge- , bied). Vast staat derhalve dat , niet elke aanraking van de bal i met hand of arm strafbaar is. Er j moet opzet bij zijn. Neemt een , speler de bal met de hand mede, , slaat hij hem voor een tegenstan- : der b.v. met de elleboog weg, ’ onherroepelijk zal het signaal van j de scheidsrechter weerklinken, ( althans indien deze de handeling 1 heeft waargenomen. Ik meen mij . ontslagen te mogen achten om aan te geven wat niet mag; duidelijk zal zijn wat niet gestraft mag worden. Een eenvoudig voorbeeld van niet strafbare aanraking is, dat , de bal van achter tegen iemands J hand of arm wordt aangeschoten 1 of het keren van een schot van t dichtbij gelost, dat tegen de gezicht beschermende hand wordt •, aangetrapt. Een vaste gedragslijn J valt ook hier weer niet te geven, ' wat de een strafbaar acht, laat een ander passeren. Wel moet een * ieder er op bedacht zijn, dat de ' aanraking die onopzettelijk geschiedt, nooit bestraft mag wor. den, omdat de bal daardoor van f richting verandert, of omdat de speler zelf voordeel trekt uit het • feit, dat de bal tegen zijn arm ‘ gekomen is. i Herhaalde malen heb ik gesprot ken van de arm, doch niet wat t daaronder wordt verstaan. Onder 1 arm moet worden verstaan, zo leren het althans de Engelsen, de ( onderarm en het grootste gedeelte s van de bovenarm tot ongeveer 1 10 cm. onder de schouder. Moei- 1 lijk om het precies aan te geven; i

enigszins duidelijker wordt het, wanneer men er bij denkt, dat het gedeelte van de arm, dat in het schoudergewricht draait niet meer tot de arm wordt gerekend. De Engelsen zijn wat het bestraffen betreft van dit onderdeel iets strenger dan wij. Zij stellen zich op het standpunt, dat men moet zorgen, dat de bal de arm niet kan raken en houden hun armen zodanig langs of achter het lichaam, althans wanneer zij in afwachting zijn van een van ver op hen toekomende bal, dat deze, mocht hij eens een andere loop nemen dan verwacht mocht worden, toch de arm niet kan raken. Een speler, die opspringend naar de bal, ook beide handen in de lucht heft mag dan ook eerder

gestraft worden dan iemand, die de handen omlaag heeft, uitgaande van de veronderstelling, dat beiden de bal met de hand aanraken. Toch moet ook onopzettelijk „hands” maken worden bestraft het klinkt vreemd en wel wanneer b.v. de doelverdediger de bal met de handen buiten het strafschopgebied speelt. Als regel zal hij dat niet met opzet doen, desondanks is hij strafbaar. Evenzeer zal het voor kunnen komen, dat een speler als gevolg van een onwillekeurige reflexbeweging de bal met de arm , wegslaat. In dat geval mag de t scheidsrechter wel opzet aanne-1 men. Vooral op dit punt moet t men mij niet misverstaan. Niet . elke reflex-beweging is strafbaar, . zie b.v. hierboven bij gezichts- of ! lichaamsbescherming, maar wel I die beweging, die ongewild en 1 waarschijnlijk niet voortvloeiend 1 uit de wil om de bal te slaan toch [ de bal met hand of arm doet ra: ken (het geval-Steenbergen bij I Holland—België? Red.). ■ De ervaren scheidsrechter zal terstond weten, wat ik hiermede I bedoel, de onervaren kan niet beter doen dan over dit punt eens rustig na te denken en zo nodig • aan een collega eens advies te vragen. Mr R. W. PIEK

Maass en

tad^^Jmering waarom

y Vindt u ook niet, dat we akelig nuchter zijn? $ Als we tegenwoordig een doO'jj ( kopen, zijn we al gelukkig, $ als er een beetje dragelijke Vroeger, voordat we hier de schilder over de vloer hadden, kwartje een doos en g af gezien van de, natuurlijk, haalden we er een opge- g vouwen lap borduurwerk of tiit, waarvan onze vrouwen S schone kussens maakten, tenminste 5 kleuren gedrukte portret van een onzer Met complete levens- 5 beschrijving en j Toen kocht je uiterlijk rust'’ sigaretten, maar inwendig v stond je te popelen van le niet wist, of Wels er uit zou ï komen of Bakhuys. Nu was datzo erg, want als je dubbele had, S toog je ter beurze en je ruilda uoor 1 Kick Smit. i Waar is dat beetje vererM> grote kinderen toch zo hard $ nodig hebben en dat ons van afhoudt, gebleven? ï Ik heb jarenlang een groot P” °as Paauwe boven mijn bed > gehad, want dat was mijn Je, pittige speler, die het kon en \ er niet groots om was. Die plezier in zijn spel had. Eentje, 5 die me altijd verwarmde. gesneuveld ; Ik heb eens met 2000 man een hoek van de Kruiskade en de ; Kruisstraat gestaan, om te kO’' gL het verkeer regelde. \ Tegenwoordig gaat niemand t °Pzij, als Servaes Wilkes komt ! aangestapt en Terlouw kennen in zijn burgerkloffie. < Het enige, waarmee we moeten doen, is een liedje : op Abe, dat mijn vriend Fredetj^radio kweelt. Maar de spel- \ regelautoriteiten halen diezelfde microfoon en deinzen er niet ; voor terug om hem ten overstaan Nederland en eventuele koloniën '■ een figuur te laten staan, doot van die fantasiespel-problemen '■ voor te leggen, waarop hij antwoord geeft. Abe in • zijn hemd! Wat blijft er op i °ber van onze eerbied voor de \ Groten onder ons? „■ Daarom dit dringend A en derzelver eventueel niet-stakend r oh® de sigarettendoos met voetballerportret weer terug- bereid hiervoor uw turf lekker ■ te vinden A. H. K.

KRIS-KRAS , IDOOR PERS I EN CLUBBLADEN |

Open Spel tegen SSS (Clubblad N.E.C.) Ook in de Oostelijke Ie klasse zijn er verenigingen die het SSS toepassen, althans trachten dit te doen, want zoals het tot nu toe in ons district wordt uitgevoerd, kan er nog niet van spelverbetering gesproken worden en is het nog verre van succesvol. Uit de competitiestand blijkt, dat verenigingen zonder stopperspil het evengoed, zo niet beter doen dan de S.S.S.-ers. Wat men hiermee echter wel bereikt, is, dat door dit gestopper een vèr doorgevoerd dekkingssysteem bewerkstelligd woi'dt, waardoor het voorhoede-spel der tegenpartij wordt afgebroken, zodat vooral de niet-stopperende elftallen minder scoringskansen krijgen. De resultaten kwamen dit seizoen duidelijk naar voren: harder spel en minder doelpunten. Succesvolle bestrijdingsmiddelen tegen deze tactiek zijn: Ie open spel; 2e. dat de voorhoedespelers zich zo-

dektppi, is dit spe. gemakke’p blaar iedere baar .bioselijk jot SPT *6 o*? soms, sriid l%dpti®le wedpositie ppbaamd geen af®? tegenstan‘'“bge paszal in de "‘Si sf4f

(All"’ K b„. J, 80)

jNenoord). dat we «Pt « 'N dp ’^aten. ® knaagt ® altijd relul‘'“f ’ flie belaagt. ve ocheid durft Be»S tijd fp® Se'^en. Verlaten, oi“' I» Bsr m I»» *“K» Si; sïtStadion. ' KRUYS.

Een knaapje wil „bek” spelen

(Ursus Journaal) Wij ontvingen het volgende briefje: „mijngeer ken ik mee doen aan ussus. ik wil bek zijn ik zit op school Zwaterwelsestr. ik ben 9 jaar ik hoop maar dat u zal zeggen of ik mee mag doen Ik heet Teun Mastenbroek Nieuwe Maasstraat 5a.” Ursus heeft Teun aangenomen als adspirant.

Het Zuiden vraagt Bondswedstrijden

(Clubblad Willem II) Voor ons ligt een lijst voetbalwedstrijden tegen buitenlanders, van Bondswege georganiseerd. In Amsterdam, Rotterdam, Nijmegen en Groningen. Nergens vinden wij de naam van een der Zuidelijke steden. Waarom niet? Wordt het Zuiden vergeten, al dan niet opzettelijk? Of slaapt het Zuiden? Zijn we hier niet voldoende bij de

pinken om een of meer van die wedstrijden naar ons toe te trekken? De wedstrijd tegen Luxemburg kregen we natuurlijk. Maar voor het overige? Wat doet het Zuiden? Wat doet Tilburg? Niets? Slapen we of zijn we te lamlendig? Te enghartig misschien wanneer belangen behartigd moeten worden? We zouden zeggen dat het hoog tijd wordt voor een reveil, van welke kant dit ook komen moet. Ook voetbal zien spelen, goed voetbal dan, heeft zijn belang.

leder één jutezak

(Clubblad Vitesse Delft) Er staan tegenwoordig heel wat „clandestiene” kijkers op de Laan van Vollering. Daar deze een openbare weg is,

hebben wij niet het recht deze kijklustigen te verwijderen. Nu misgunnen wij die mensen niet het genoegen een wedstrijd gratis bij te wonen, maar meerderen van hen zouden een kaartje kopen als het gezicht op het terrein werd ontnomen. Als KNVB-vereniging hebben we betalende bezoekers nodig om ons te kunnen bedruipen, vandaar dat het nodig is om zo spoedig mogelijk een gordijn aan te brengen. De financiële positie onzer vereniging enerzijds en de jute-Echaarste anderzijds zouden dit plan op de lange baan schuiven, vandaar dat we oiis tot de leden en donateurs wenden met het zoek ons te helpen met één jute zak!

ZFC—DWV: Twee oudere, geroutineerde krachten grijpen elkaar hier (bijna letterlijk) in de haren. Linksbuiten Klaas Ooms van DWV zal een voorzet inkoppen, maar keeper Dijkstra van ZFC belet ’t hem op rustige wijze. Dat daarbij ’t hoofd van de Nieuwendammer in de „strik” komt, maakt de situatie wat ingewikkelder. (foto v. Kollem).

In hoeverre kan de scheidsrechter aan spelers bevelen geven?

IVAN SHARPE behandelt in de I Sunday Chronicle de vraag, [roever een scheidsrechter kan ?aan met bevelen aan spelers. In Ie halve eindstrijd van de Cup iussen Manchester United en Wolirerhampton trapte de speler Smyth van Wolverhampton de oal weg, nadat deze op zijn plaats was gelegd voor het nemen van sen doelschop. De scheidsrechter beval toen de speler de bal terug te halen. Had de scheidsrechter hierin ïelyk? Beroemde scheidsrechters, als John Lewis en Arthur Kingscott Jeden hetzelfde, maar dat was in 1899. Kingscott stuurde een speler Iran Bunderland in Bury ’t veld rit nadat hij hem de bal had laten terughalen. Maar hij deed dit, omdat leze speler de bal op een zeer onhebbelijke manier naar hem had toegegooid. Kingscott heeft daarover heel wat critiek moeten horen.

Er is sindsdien heel wat gebeurd. In 1936 bepaalde de F.A. in een leidraad voor scheidsrechters:

Er wordt dikwijls te veel tijd verspild met het nemen van vrije schoppen en met het ingooien. Nadat de bal reeds op zijn plaats ligt zijn er somtijds spelers, die hem weer er vandaan trappen om tijd te winnen voor hun medespelers voor plaats kiezen en dekken. Deze handeling is kinderachtig en vervelend. Overtreders moeten een waarschuwing krijgen en doen zij het len tweede male. dan moeten zij uit het veld gezonden worden. De officiële straf is dus een waarschuwing en Sharpe het gezag van de F.A. achter zich te hebben als hij vaststelt, scheidsrechter zijn bevoegdheid overschrijdt als hij een speler beveelt de bal terug te halen.

De scheidsrechter kan de waarschuwing zo opvailend geven als hij dat nodig vindt. Bij herhaling van de overtreding kan hij de overtreder het veld uitsturen. Maar méér kan hij niet doen. Het ligt voor de hand aan een speler, die de bal nodeloos wegschopt, te bevelen „haal die bal terug”. Echter de daaö van de speler is meestal het gevolg een plotselinge opwelling, die even vlug betreurd wordt. De F.A. meent, dat men een speler „op peil” moet houden en acht het te streng om aan een speler, behalve een opvallena waarschuwing, nog een bevel t® geven om de bal terug te halen, dit is te demonstratief. Smyth handelde zeer verstandig te Sheffield, door zonder aarzeling de bal terug te halen. Maar als hij het geweigerd had, wat had de scheidsrechter dan kunnen doen? Deze voorvallen getuigen echter van een verkeerde geest Ais deze kleinzielige handelingen herhaald worden, hoop ik, dat spoedig een speler uit het veio gezonden zal worden.

Douwe Wagenaar sprak met:

Norman Smith, oefenmeester van „Chelsea” FC

En praatte met aanvoerder Harris, keeper Medhurst en ex-international Len Goulden

BIJ MIJN LAATSTE BEZOEK aan de Londense clubs in het algemeen en bijzonderlijk op Stamford Bridge bij „Chelsea”, heb ik me nog eens goed laten voorlichten over de training in de ruimste zin des woords. Na afloop van een trainingsochtend, tref je oefenmeester en spelers bij elkaar en is er volop gelegenheid voor een geanimeerd gesprek in de kleedkamer of op en nabij de massagetafels. Natuurlijk kies je daar in hoofdzaak de oefenmeester voor uit, dat is vanzelfsprekend, want die praat graag over alles wat voetbal betreft. Maar ook van de spelers wil je iets te weten komen, hun oordeel is praktisch, zij ondergaan de training.

WAT JE DAN opvalt, en misschien in zekere zin teleurstelt, is, dat vele spelers heel weinig over voetbal kunnen of willen spreken. Na weinige minuten weet je precies, welke spelers gevoelig zijn voor een ernstig gesprek over het spel en zijn vele problemen. De minder-geïnteresseerden verdwijnen uit de kleedkamers, de rest „football minded” van onderen tot boven en van binnen tot buiten, blijft praten van de kleedkamer tot op en nabij de massagetafels en van achter het theoriebord tot aan de koffietafel, die gezamenlijk wordt genoten. Hieruit kom je precies te weten, welke spelers na hun speeltijd in het gewone leven komen en welke een functie blijven vervullen in de voetballerij. Praten met Norman Smith en de spelers Medhurst, Harris en Goulden geeft stof voor talrijke leerzame artikelen. Med-

hurst de onverstoorbare, eenvoudige doelman met een nuchtere kijk op het spel, Harris de captain en spil van de blauwen, een gentleman in al zijn doen en laten, het type van een toekomstig manager en dan de onfortuinlijke Len Goulden, die na zijn beenbreuk in een wedstrijd Zwitserland—Engeland nooit meer de oude is geworden. Uit dit debat wil ik enige belangrijke punten naar voren brengen voor de lezers van de Sportkroniek.

De vergelijking amateursberoepsspeiers

SMITH GAF TOE, dat zijn leiding-geven eenvoudiger is, dan dat van de Hollandse oefenmeesters. Hij heeft spelers onder zijn leiding, die de bekwaamheden moeten onderhouden en enkele jongere spelers, die bijgeschaafd moeten worden op bepaalde on-

derdelen van het spel. Jullie Hollanders zeggen, wij amateurs kunnen nooit het spel en al de individuele bekwaamheden zo onder de knie krijgen als b.v. de Engelse beroepsspelers. Daar zijn wij amateurs voor, oefenen en spelen de wedstrijden in onze vrije tijd. Nu maken de amateurs een fout in hun vergelijking. Ais een jongere Engelse voetballer zich aanmeldt of gevonden wordt, bij of' door een prof-club, dan heeft hij capaciteiten. Deze bekwaamheden staan behoorlijk-hoog in alle opzichten. Zijn capaciteiten heeft hij verkregen buiten het beroepsverband als amateur, als liefhebber van het spel, in zijn vrije tijd. Het is niet zo, dat de clubs jonge mannen leren voetballen en in die leer-periode betaald krijgen, dus dat zij voor geld leren voetballen! Ik meende dit even te moeten zeggen, aldus Smith, omdat deze vergelijking regelmatig wordt gemaakt door amateurs, een vergelijking die mank gaat.

De bekwaamheden IK ZAL JE precies vertellen wat volgens mij onontbeerlijke noodzakelijkheden zijn voor voetballers, aldus Smith. Kundigheden, eigenschappen, die nog buiten de voetbaltechniek staan, maar waarvan de techniek afhankelijk is. a. uitstekende algemene lichaamsconditie; b. uithoudingsvermogen; c. loopsnelheid; d. goed reactievermogen in elk opzicht. Len Goulden, die zich nog al eens met de training van jongere spelers bemoeit, zei. dat het een eigenaardig verschijnsel is, dat voor de 100 pCt. gespeeld wordt in een echte partij voetbal, maar dat de trainingsoefeningen niet voor de 100 pCt. uitgevoerd worden. Men maakt zich er nog te dikwijls gemakkelijk van af, men doet de oefeningen half, spant zich niet voor de volle 100 pCt. in en vooral als de oefenmeester niet toevallig in de buurt of met andere jongens bezig is. Het is vooral een euvel bij massale lichaamstraining.- Men moet daarom zoeken naar middelen, waardoor de deelnemers verplicht zijn de oefeningen correct uit te voeren. Bij de lichaaamsoefeningen van de Engelse soldaten werd veel gebruik gemaakt van een z.g. medicln ball, dat is een buitenbal, opgevuld met paardenhaar tot een gewicht van ongeveer 3 kg. Elke deelnemer, of elk paar van deelnemers krijgt zo'n bal, waarmede zeker een 50-tal oefeningen zijn te doen. Men moet nu de oefeningen goed doen, want anders valt de bal op de grond en door het gewicht van de bal moet men zich inspannen. Een bal heeft ook een psychologisch effect op de deelnemers, zij oefenen nu met een bal, ook al zijn het lichaamsoefeningen. Stelt je Hollandse voetbalvrienden hiervan eens in kennis, aldus Goulden. Medhnrst; Bij mü begint de aanval IK HEB GELEZEN, dat jullie 1 in Holland verschillende uitnemende doelverdedigers hebben, zegt Medhurst, van mij is dus niet veel te leren. Van jongs af aan heb ik me zelf altijd wijs gemaakt, ondanks dat ik doelverdediger ben, dat ik mee doe aan het

aanvallen opzetten. Bij mij begint de aanval van onze voorhoede, het is daarom zaak, dat een doelverdediger oefent op ver uittrappen. Maar het gaat niet alleen om een verre trap, de bal moet ook bij een medespeler terecht komen, wiens plicht het is om vrij te lopen. Leren plaatsen van de bal is noodzaak. Voor het doelverdedigen moet je gevoel hebben, moed, en zoals door Smith reeds gezegd, een goed reactievermogen. D« beste oefening voor een doelverdediger zit ’m in wedstrijden spir len. Ik heb zo’n idee, dat jullit doelverdedigers met 30 wedstrijden per jaar, vooral in hun leerperiode te weinig practijk op doen. Verder kan ik je zoggen, dat alle oefeningen van de andere spelers ook voor mij zijn.

Bekende profs en hun sterkste zijden

Vervolgens vroeg ik Smith enige bijzonderheden van uitzonderlijke eigenschappen van bekende Engelse spelers mede te delen, omdat die altijd het na'volgen waard zijn. Bewondering heb ik altijd gehad voor het goede koppen van Hardwick. Een onderdeel van het spel, verkregen na volhardende oefening. Vervolgens het uit volle vlucht inschieten van een Bryn Jones, zowel links als rechts. Geen stoppen van de bal (tijdverlies), geen bedenken (verrassing), maar alles in' volle snelheid. Verder het enorme goede voetenwerk van Matthews. Hij loopt achter de bal, van langzaam tempo is hij direct op volle snelheid, zijn bewegingen wijzigt razendvlug, zijn passeren is meesterlijk. Van Mortensen is bekend het onder direct spelbereik brengen van sluitende ballen en Mannion is een kei in het foppen van zijn tegenspelers. Harry Harris wil het niet speciaal over het S.S.S. hebben, hij is bang, dat hij niet volledig wordt begrepen, en de speelwijze als een verstarde en als enkele mogelijkheid van verdedigen wordt aangevoeld. In de wedstrijd tegen Sheffield zagen wij hem als stopperspil optreden, maar ook al weer op een andere wijze en met meer variatie dan zijn plaatsgenoot bij de andere partij. Geen speler in Engeland, ondanks het systeem, verloochent zijn eigen karakter in het spel. Hij zag de training als volgt: alle bal-oefeningen eerst goed leren, daarna letten op de zuiverheid van uitvoering en uiteindelijk pas snelheid er bij halen. Dit is de enige juiste volgorde! En voordat Mrs. Metcalff, secretaresse van Mr. Binell, manager van Chelsea Football en Athletic Co. Ltd. (waarbij ik het begrip Athletic bij Chelsea niet heb begrepen) kans kreeg Norman Smith weg te halen, drukte hij ons nog bijzonderlijk het volgende op het hart. Laat uw spelers in Holland veel aan voetbal-tennis doen, een spel voor lichaamstechniek, beheersing, kijk op en gevoel voor de bal en ... wedstrijdelement, dus... aantrekkelijk.

Uw oefenterrein moet een voet» baltennisveldje hebben. Oefen op het slechtste stukje grond, dan valt het spel gemakkelijker op een mooi glad geschoren hoofdveld. Oefen vooral ook met kleinere en zwaardere ballen, maar speel de wedstrijden met de allerbeste ballen, die er te krijgen zijn. Oefen veel, maar laat alle oefeningen voor de vergevorderde spelers steeds het wedstrijd-element bevatten. Laat de spelers oefeningen doen, maar daarbij steeds lastig gevallen worden door z.g. tegenspelers. En hierna verdween Mr. Norman Smith naar de manager, want de volgende dag stond er een belangrijke wedstrijd op het programma. Mijn gesprek ging voort met Mrs. Metcalff, (nadat de spelers ook vertrokken waren naar huis) een vro.uw, waar nu eens echt over voetbal mee was te praten. En dat is ook bij ons een uitzondering! DOUWE WAGENAAR,

LABOR—BE-QUICK: Hoog springt de Deventer-aanvaller, nóg hoger tast de Zutfense keeper naar het leer. En hij grijpt het! Een beeld van de onstuimige Deventer-aanvallen op de veste der Ie klussers, die zij tot viermaal toe overmeesterden.