DE BIJZONDERE SCHOPPEN
Hoekschop, Doelschop, Strafschop, Inworp en Vrije Worp door G. VAN HOUT, Eindhoven. Voordracht aan de Eindhovense Voetbahchool
A De Hoekschop. Wat is een hoekschop en hoe ontstaat hy? Een hoekschop is een vrye schop, die genomen moet worden uit één der kwartcirkeltjes aan de hoeken van het veld. In welk cirkeltje de bal moet liggen, hangt er van af, waar de bal over de doellijn is gegaan. Is dit het dichtst bij de linker hoekvlag, dan moet de hoekschop van uit de linkerhoek genomen worden. HU ontstaat als een der verdedigers de bal over de d o e 11 ij n werkt, de lyn van hoekvlag tot hoekvlag, behalve de doellijn tussen de beide doelpalen. Of de bal per ongeluk of met opzet over de lijn gewerkt wordt, doet niets ter zake. Wordt een bal door de aanvaller en verdediger tegelijk over de doellijn gewerkt, dan is het geen hoekschop, maar een gewone doelsehop want de scneidsrechter moet dan in het voordeel beslissen van de verdedigende partij. Dit geldt ook voor de andere lijnen! De bal moet dus in het cirkel, tje liggen en niet er buiten, zoals sommige voetballers wel eens proberen. Men mag de bal geen twee keer trappen. Doet men dit toch, dan krijgt de tegenpartij een indirecte vrije schop, behalve als men de bal voor de tweede keer raakt hij een hele omwenteling heeft gemaakt. Dan moet de hoekschop overgenomen worden. De tegenpartij moet ten minste 9.15 meter van de bal staan; de spelers Van de aanvallende partij mogen gaan staan waar ze willen. Ook kunnen de spelers van de aanvallende partij niet direct strafbaar buitenspel staan. Dit is één van de 8 uitzonderingen op de buitenspelre. gel. Wat buitenspel is, krUgen we nog wel in een andere les. En als laatste over de hoekschop; Men mag de hoekvlag onder geen Voorwaarde verwijderen of ombuigen. Men mag ten hoogste de vlag laten vasthouden.
B. De Doelsehop.
Een doelsehop wordt toegekend als de aanvallende partij de bal over de doellijn, uitgezonderd de doellijn tussen de beide palen, Werkt. Waar en hoe moet nu een doelsehop genomen worden? De bal moet op de lijn van het doelgebied voor bet doel gelegd worden. Aan welke kant van het middelpunt van de lijn de bal moet liggen, hangt af aan welke kant Van dit punt de bal achter ge. gaan is. , Gaat hij links van het middelpunt achter, dan ook links van bet punt uit trappen. En voor rechts geldt hetzelfde. De bal rnoet buiten bet doelgebied getrapt worden. Dit is dus een uitzondering op de regel, dat de bal in spel is, zodra hij een hele Omwenteling heeft gemaakt. Men Itan door een doelsehop niet ineens doelpunten en ook kan men bij een doelsehop niet direct strafbaar buitenspel staan. C. Inworp. — We hebben het tot nu toe gehad over, wat er |hoet gebeuren als de bal over de doellijn wordt gewerkt. Maar wat *hoet er nu gebeuren als de bal over de zijlijn gewerkt wordt’ «Ingooien natuurlijk” zullen de ■ meesten dadelijk zeggen. Maar bet is toch wel eens goed, dat we dit onderdeel eens nauwkeurig bagaan, want er worden vele outen tegen ■ gemaakt, zelfs In In- wedstrijden, za moet ingegooid worden als -r." der partijen de bal over de heeft gewerkt; of dit moedulig of toevallig gebeurt, doet mets ter zake. De party, die de 81 niet uitgetrapt heeft, gooit in. de bal door spelers van beide partijen gelpk over de lijn ivordt gewerkt, dan geldt hier de-
zelfde regel als voor de hoekschop, n.l. de scheidsrechter beslist in het voordeel der verdedigende partij, dus de partij, op wier helft de bal is uitgegaan, mag ingooien. Bij het ingooien moeten we met beide voeten of delen er van buiten het speelveld op de grond staan; de zijlyn is nog speelveld, dus moeten we altijd gedeeltelijk achter de lijn staan. Het is echter een goede gewoonte om altijd geheel achter de lijn te gaan staan, om misverstand te voorkomen, maar men mag ook weer niet te ver buiten het speelveld gaan staan. Men moét tussen de afrastering en de zijlijn blijven, want staat men achter de afrastering, dan kan de scheidsrechter niet zien of je met beide voeten op de grond staat. Men moet de bal met twee handen ingooien en wel over het hoofd. Men is dus niet verplicht de bal eerst in de nek te leggen, maar het is wel raadzaam, want legt men de bal eerst in de nek, dan gooit men hem ook zeker over het hoofd. Verder kan er uit een inworp niet ineens gedoelpunt worden. Zou men de bal ineens in het doel gooien, dan is het een gewone doelschop voor de tegenparty. En zou men de bal In eigen doel gooien, dan krijgt de tegenparty een hoekschop. Ook bij een inworp kan men weer niet direct strafbaar buitenspel staan. En als laatste over de inworp: men mag de bal geen tweemaal spelen, ook niet als er geen medespeler in de buurt staat, naar wie men toe kan gooien. D. De strafschop. Een strafschop, bij de Jeugd beter bekend onder de naam van „pinantie”, krijgt men, als één der verdedigers in het strafschop-gebied een moedwillige overtreding begaat, b.v. haken, vasthouden, naar de bal slaan, enz. De scheidsrechter moet dan een strafschop geven. Men kan dan niet spreken van zwaar of te zwaar gestraft, want er is eenvoudig maar één straf voor en dat is de strafschop! Wie mag een strafschop nemen? ledereen uit het elftal, dus ook de doelman. Wie de strafschop neemt, beslist de aanvoerder, en niemand anders. Maar als een keeper de strafschop neemt, moet men eerst de scheidsrechter waarschuwen. Men mag dan een andere speler de taak van doelman laten overnemen, b.v. tot het spel „dood” is. Zolang dit niet het geval is, gelden voor de keeper de-
zelfde spelregels als voor de andere apelers en voor de plaatsvervangers van de keeper dezelfde regels als voor de keeper van de tegenpartij. Wanneer mag een strafschop geschoten worden en waar moeten de spelers zich bevinden? De strafschop mag pas genomen worden, als de scheidsrechter gefloten heeft. De spelers moeten dan op het veld staan, buiten het strafschopgebied en ten minete 9.15 m. van de bal. (Dus achter het cirkeltje buiten het strafschopgebied.) De keeper moet op de doeliyn staan en mag niet lopen. Hij mag zich dus wel bewegen. Wie de strafschop schiet, mag de bal, als die van de paal of lat terugstuit, niet opnieuw inschieten, want men mag bij een strafschop de bal niet twee keer spelen. Hij mag hem dus wel inschieten, als de keeper de bal terugstompt! Wat nu als er by het nemen van een strafschop een fout wordt begaan? Dan moeten we twee punten goed in de gaten houden, n.1.: le. leverde de strafschop een doelpunt op? 2e. werd de fout begaan door de aanvallende partij of door de verdedigende partij? We zullen eerst de zaak bespreken als de strafschop een doelpunt oplevert. Maakt de verdedigende partij een fout, dan wordt de strafschop niet overgenomen en is het dus een geldig doelpunt. Maakt de aanvallende party echter een fout, dan moet de strafschop overgenomen worden. Als de strafschop geen doelpunt oplevert, dan is het juist andersom. Heeft de verdedigende partij een fout gemaakt, dan moet de strafschop opnieuw genomen worden. Hebben de aanvallers een overtreding begaan, dan wordt er gewoon verder gespeeld. Dan is er nog het geval, dat beide partijen een overtreding begaan. Dan wordt de strafschop 'altyd opnieuw genomen. Of de strafschop een doelpunt opleverde of niet, doet in dit geval niets terzake. Bij een strafschop ken men wel direct strafbaar buitenspel staan. ■Voor het nemen van een strafschop, moet de speeltijd zo nodig verlengd worden. Voor de keeper en degene die de strafschop neemt gelden weer dezelfde bepalingen. Alleen is het spel nu „dood”, zodra de bal „zit” of terugstuit (van de keeper, paal of lat). Een door de keeper gekeerde bal mag dan niet meer ingeschoten worden. E. Vrije schop. Bij een vrije schop moeten we een duidelyk onderscheid maken tussen een directe en een indirecte vrije schop. Uit een directe vrye schop mag ineens gedoelnupt worden; uit een indirecte vrije schop niet! Maar wanneer is een vrye schop direct of indirect?
Dit is altijd – een moeilijke kwestie, die geheel van de omstandigheden afhangt. Het is daarom het beste, dat men het even aan de scheidsrechter vraagt. Soms kan er ook in het strafschopgebied een indirecte vrije schop voorkomen, Ij.v. als de keeper meer dan vier passen met de bal doet, zonder hem op te gooien boven het hoofd op de grond te stuiten. Dan moeten de verdedigers 9.15 m. van de bal staan of als dit niet kan op de doellijn. (Tussen de doelpalen). F. Overtredingen en wangedrag. By overtredingen moeten we er goed op letten of er werkelijk opzet in het spel is. Is er bij een overtreding geen sprake van opzet, dan moet de overtreding niet gestraft worden. De enige uitzondering hierop is de bulten spelregel. Enige voor. beelden van opzettelijke overtredingen zijn: a. het slaan van een tegenstander. Dit wordt gestraft in het strafschopgebied met een strafschop en er buiten met een directe vrye schop. b. trappen naar een tegenstander. Ook dit wordt gestraft met een strafschop of een directe vrije schop. C. springen met twee voeten naar de bal, uitgezonderd bij het koppen; d, springen met twee voeten naar een tegenstander; e, haken'van een tegenstander; f. spelen van de bal met de hand of arm; g. misbruik maken van chaamskracht enz.; b. springen op een tegenstander.
De laatste 6 overtredingen worden alle gestraft met een strafschop of directe vrije schop, be. halve voor misbruik van lichaamskracht waarvoor een indirecte vrije schop gegeven wordt.
Dan kunnen we ook nog onsportief optreden door wange. drag b.v.: a. aanmerkingen maken op dc beslissingen van de scheidsrechter of grensrechters. b. opmerkingen maken tegen c. trappen naar de bal, als ao doelman hem vast heeft. Het enige geval, dat men mag proberen de keeper de bal uit de handen te trappen is, als de keeper de bal op da grond vast heeft met de vingers. Maar dan moet men nog voorzichtig te werk gaan en niet op een manier: „Als je je vingers niet te. rugtrekt, dan trap ik ze er af!” Al deze overtredingen, moeten we nalaten; want door deze daden wordt de goede geest van een wedstrijd verpest en de tegenstanders geïrriteerd, waaruit alleen maar onaangenaamheden kunnen voortvloeien. We moeten dus zorgen dat we de spelregels perfect kennen en ook nakomen, om zodoende fair en ridder lij k te voetballen. Daar is het tenslotte toch om begonnen en niet om elkaar in de wedstrijd door allerlei gemene trucjes de bal afhandig te maken en zodoende de wedstrijd te maken tot een duel tussen twee vijanden, inplaats van een sportieve en nuttige ontspanning, tussen twee ploegen, die als vri e n„ den tegenover elkaar staan.
Zondagsvoetbal in Engeland onder Bondsleiding
De Engelse Voetbalbond is van plan het voetbal dat in tegenstelling met de wedstrijden van beroepsspelers op Zondag gespeeld ' wordt, het volgende seizoen onder zijn leiding te nemen. De ; Zondagsvoetballers zullen dan niet langer bannelingen zijn. De volgende voorwaarden zul' len daarvoor worden gesteld: Voetbal op Zondag zal uitslui' tend worden toegestaan voor ontspanning. Er komt een aparte afdeling van de T. A. om het te controleren. , Geen enkele wedstrijd mag vóór , 2 uur beginnen. Er mag geen entrée geheven |. worden. ! Het is aan spelers, die op week . dagen spelen, verboden in wed■ strijden op Zondag uit te komen. 1 Districtsbonden behouden vrij!- heid van handelen; zy kunnen te-
gen het spelen op Zondag stemmen, maar de Zondagsclubs aldaar kunnen zich dan aansluiten bij de F.A. in Londen. 'j Velen in de provincie zijn er zich niet van bewust, hoe zeer het spelen op Zondag toeneemt. Het heeft zich van de hoofdstad, alwaar de London S.F.A. 10 bonden en 400 clubs telt en de Oost Londen Bond, waarvan niemand minder dan de eerste minister voorzitter is, naar Manchester, Liverpool, Sheffield en andere delen van het land verbreid. De F.A. leiders zeggen, dat het tijd is dit alles onder hun leiding te nemen en ook om maatregelen te treffen met het oog Op het feit, dat er gemeentebesturen zijn, die 400 aanvragen voor speelvelden hebben, terwijl er slechts 200 beschikbaar zijn. De betreffende, jongelui kunnen alleen maar spelen op Zondag.
Nieuwe Sportkroniek-puzzle no. 12
Horizontaal: 1. waskuip, 5. voorzetsel, 6. muzieknoot, 7. groente, 8. sint (afk.), 9. uitroep van vreugde, 11. een van de spelers, die speelde in het Nederl. elftal, speelde in 13 wedstrijden, 14 spil van een wiel, 16. ex tempore (afk.), 17. reeks, 18. voorvoegsel, 20. lengtemaat, 22. een der spelers, die speelde in het Nederl. elftal, speelde in 6 wedstrijden, 25. uur, 27. tegenstelling van mager, 28. biersoort, 29. gem. in Limburg, 33. schone jongeling, 36. maanstand, 37. voegwoord, 38. jongensnaam, 40.- rund, 41. Nieuwe Testament (afk.), 42. aap van een jongen (scheldnaam), 45. senior (afk.), 46. afkorting op telegramformulieren, 47. keurig, 48. als 6 hor., 49. landbouwwerktuig, 51. gekleurde plaat.
Verticaal: 1. geheel de uwe (afk. Lat.), 2. bekend schaaldier, 3. componist van grote vermaardheid (1833—1897), 4. water in Friesland, 8. als 8 hor., 10. water in N.-Brab., 11. een der spelers, die speelde in het Nederl. Elftal, speelde 5 wedstrijden, 12. boom, 13. dop van een noot, 14. vrucht, 15. afkorting voor selenium, 16. boom, 19. ontkenning (Eng.), 20. en dergelijke (afk.), 21. schoenvorm, 23. tussenzetsel, 24. kippenloop, 25. als 7 hor., 26. zuster, 30. pers. voornaamwoord, 31. lidwoord, 32. platvis, 34. als 40 hor., 35. voorzetsel, 38. hoekschop bij het voetbalspel, 39. knaagdier (meerv.), 43. naschrift (afk.), 44. slede, 48. afkorting op telegramformulieren, 50. Greenwich Tqd (afk.)
Er worden twee prgzen van ƒ 5. uitgeloofd, b8 loting toe to kennen aan twee Inzenders van goede oplossingen. Antwoorden in te zenden: Aan de „Sportkroniek”, Zwarteweg 1, Den Haag. Op de envelop links bovenaan: Sportkroniek-Puzzlo nr. 12. De oplossing en de namen der winnaars worden gepubli-» ceerd in het nummer van 21 Maart. (Oplossingen moeten 16 Maart met de eerste post binnen zifn).