De Technische- en de Kemze-Conunissie spreken zich uit voor het Officieel N.V.B. Stoppcrspil-Systeem

Na Huddersfield is er in de Nederlandse sportpers min of meer een heftige polemiek gevoerd over de al dan niet wenselijkheid en/of noodzakelijkheid van de toepassing voor het Nederlandse voetbal in het algemeen en voor het Nederlandse elftal in het bijzonder, van het z.g. „stopperspil-systeem”. Vele verenigingen, leiders en spelers zijn daardoor blijkbaar op een dwaalspoor gebracht, weten door de vele tegenstrijdigheden niet goed waaraan zich te houden en hebben de wens te kennen gegeven nog eens duidelijk te vernemen, hoe momenteel het standpunt van de T.C. en K.C. als leidend lichaam inzake dit tactiek-probleem is. Ofschoon dit toch voldoende bekend mag worden geacht en alvorens dit nog eens definitief vast te stellen, komt het ons gewenst voor hieraan een korte inleiding te doen voorafgaan.

Geschiedenis van S.S.S.

Het moge bekend zijn. dat als gevolg van de buitenspelregelwijziging reeds in 1925 het tactiek-Vraagstuk in Engeland nader onder de ogen werd gezien en bestudeerd. Arsenal meende het eerst, dat aan de grotere bewegingsvrijheid van de voorhoedespelers, in het bijzonder van de middenvoor, paal en perk moest worden gesteld. Het succes, dat Arsenal weldra bereikte door aan de spil een andere positie en taak te geven en als uitvloeisel dai-urvan eveneens aan de achterspelers en vleugelhalfs —, was van die aard, dat van lieverlede de ene Engelse vereniging na de andere de nieuwe tactiek overnam, zodat op de dag van vandaag het zg. „stopperspil-systeem” na een groeiproces van jaren, óók van het systeem als zodanig, algemeen in het Engelse voetbal wordt toegepast. Dit is ook internationaal het geval en zoals bekend met groot succes. Door het succesrijke Engelse voorbeeld was het ite verwachten, dat het Continent niet zou achterblijven. Ofschoon niet zo snel als in Engeland verspreidde dit systeem zich als een olievlek over Europa en op enkele uitzonderingen na (o.a. Oostenrijk en Zwitserland) wordt dit thans eveneens op het Continent, nationaal en internationaal, vrijwel Blom toegepast. Hiermede was de evolutie van het Engelse systeem, sinds Arsenal er mee begon, in het hogere voetbal volkomen.

S.S S. in ons Land

Eerst na de oorlog, en nog niet eens terstond, besloten de T.C, en K.C., evenals enkele andere landen, dit systeem voor het nationale elftal in te voe-

r.en. Gedeeltelijk' is deze enigszins late overgang toe te schrijven aan niet voldoende practische bekendheid en ervaring men mag hierbij niet uit het oog verliezen de vijf oorlogsjaren, waardoor elk internationaal contact ontbrak, gedeeltelijk aan een begrijpelijke behoudzucht aan een beproefde tactiek, waaraan in het verleden zovele successen te danken waren. Zie o.a. nog naar Nederland—België 6—3 in het voorjaar van 1946, waarbij het Nederlands elftal met een z.g. aanvallende spil en het Belgisch elftal met een „stopper” speelde. Wel is waar hadden enkele verenigingen in ons land voordien reeds het Engelse systeem op advies van Engelse trainers overgenomen, doch dit aantal was nog zo gering en de keuze van de spelers aan dat systeem gewend zo beperkt, dat het zeker niet wenselijk en gerechtvaardigd zou zijn geweest, dit systeem voor het Nederlands elftal plotseling, zonder degelijke bestudering en voorbereiding, over te nemen. Tot de wedstrijd tegen Engeland in Huddersfield de T.C. en K.C. afdoende aantoonde, dat, wilde het Nederlandse voetbal, vooral op internationaal gebied, een rol van betekenis kunnen blijven vervullen, het noodzakelijk was, dat de bakens verzet werden en het roer volledig werd omgegooid. Langer wachten kon niet meer gerechtvaardigd heten. We mogen hierbij opmerken, dat niet de nederlaag, ook niet de grootte van de cijfers want, gezien de uitzonderlijke klasse van het Engelse elftal en het tijdstip, waarop deze wedstrijd gespeeld werd, zijn we ons achteraf zeer wel bewust, dat ook met elk ander systeem een nederlaag met behoorlijke cij- . fers niet te voorkomen was geweest! —, maar eerder en veel meer het inzicht, de mogelijkheden en de doeltreffendheid van het Engelse systeem daartoe aanleiding en de laatste stoot gaven. Het motto: „Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald”, deed de T.C. en K.C. van dat moment af besluiten voor het internationaal voetbal en voor zover mogelijk voor het gehele Nederlandse voetbal, dit Engelse systeem over te nemen en in te voeren. Het is niet de bedoeling in dit artikel een volledige uiteenzetting van dit Engelse systeem te geven. Het zou ons hier veel te ver voeren en het is ook niet nodig. Door velen is dit reeds vele malen hier en elders in zijn geheel en in onderdelen uiteengezet. Ten overvloede mogen we hiervoor verwijzen naar het gedegen boek van J. v. d. Leek „Modern Voetbal”, het boekje „Voetbal kreeg een ander gezicht”, waarin Aad van Leeuwen in meer

populaire vorm op logische wijze een duidelijk overzicht van het ontstaan, de ontwikkeling en de toepassing weergeeft en naar de binnenkort uit te geven brochure door de N.V. Mij. „Sportweekbladen” te Amsterdam, waarin Ir. van Émmenes dit probleem nog eens aan een nadere beschouwing onderwerpt.

T.C. en K.C. aanvaarden S.S.S.

De mening en de visie over het „waarom” en ,lioe” in deze werken en werkjes neergelegd, onderschrijven de T.C. en K.C. Dit betekent tevens, dat de T.C. en K.C. het standpunt innemen, dat uit een oogpunt van tactiek voor het Nederlands elftal en alle andere Bondselftallen, welke direct door haar of indirect onder haar goedkeuring worden samengesteld, dit Engelse systeem voorschrift is en dat zij voor het clubvoetbal als onderhouw voor die elftallen, ditzelfde systeem wenselijk achten. Hieraan willen we tot meerder begrip nog een korte toelichting toevoegen: We spraken hierboven hoofdzakelijk van het „Engelse” systeem, welke samenvatting echter onder verschillende benamingen wordt aangediend. De een noemt dit het „driebacks-systeem”, een ander „modern voetbal”, in België betitelt men het als „W.M.- systeem” en hier te lande spreekt men in het algemeen van het „stopperspil-systeem”. Ofschoon al deze benamingen min of meer de bedoeling benaderen, welke aan de positieveranderingen en de daarmee gepaard gaande veranderde tactiek ten grondslag lagen, brengen zij, vooral door de variaties, welke in het voorhoedespel mogelyk zijn en toegepast worden, deze bedoeling toch niet volledig tot uitdrukking. Ook niet de naam „stopperspil-systeem”. Doch de laatste benaming raakt het meest het kernpunt, waarom deze positie-veranderingen en tactiek-wijziging draaiden en daar zij van lieverlede ’n geijkte uitdrukking in het Nederlandse voetbal geworden is, lijkt het ons het beste daaraan vast te houden en in de toekomst alléén te spreken vsin het „stopperspil-systeem”. Bij de keuze van vertegenwoordigende elftallen werd tot en met Huddersfield voornamelijk gedacht aan spelers, die het orthodoxe systeem speelden, wat intussen spelers, die een ander systeem speelden niet uitsloot, zoals de practijk geleerd heeft. Men zal begrijpen, dat de K.C. na de overgang naar het „stopperspil-systeem” ook bij de keuze van spelers naar deze zijde overhelt. Evenmin als voordien is het een wet van Meden en Perzen, dat zij zich in de toekomst tot deze systeem-spelers zal beperken, zoals de practijk eveneens geleerd heeft. Deze practijk heeft echter ook aangetoond, dat het spel van spelers, die niet gewoon of gewend zyn aan het systeem, dat door een elftal wordt toegepast, tot misverstanden, tekortkomingen en fouten in een wedstrijd aanleiding geeft of kan geven, zodat hiermee terdege rekening moet worden gehouden. Hiermee wil zij op de toepassing van het „stopperspilsysteem” door de clubs of spelers niet de minste drang uitoefenen, doch zij meent niettemin goed te doen dit standpunt bekend te maken.

Gesprek met de Kalender

Zal de huidige Competitie vlotter verlopen dan vorig seizoen?

Ook al behoort men niet tot de leden, die op voetballen in de zomermaanden een zware kerkerstraf gesteld zouden willen zien, toch wil men wel eens weten, hoe de competitie „kalendermatig” verloopt. Want al is de finish dan voorlopig nog niet in zicht —de meeste eersteklassers zijn niet meer dan een 6 k 7 wedstrijden van het normale slot verwijderd, zodat de helft ruimschoots overschreden is Aannemende, dat regen of vorst geen hinderpalen meer vormen, dan kan het scherm reeds op de laatste Februaridag vallen, tenminste voor die clubs, die niet bij degradatie betrokken zijn en het kampioenschap voorby zagen gaan. Dan kan inderdaad reeds begin Maart met de Bekerwedstrijden begonnen worden, zodat ook die tot hun recht kunnen komen. De kampioenscompetitie vergt 10 Zondagen, dus zou de eindbalans in theorie reeds op 9 Mei kunnen worden opgemaakt, ware het niet, dat ons vóór die datum nog 2 interlandontmoetingen wachten, beide tegen de Belgen (14 Maart en 18 April), waardoor twee Zondagen althans gedeeltelijk ver\r an gaan. Dat wordt dus al 23 Mei en dan is er nog niet gerekend met regen- en vorstverlet, terwijl het toch de gewoonste zaak ter wereld is, indien Pluvius en Thiaif nog een

woordje mee gaan spreken. Waarschijnlijk komen we er beter af dan vorig jaar, toen circa twee-en-een-halve maand alle wedstrijd-activiteit noodgedwongen in de kluisters lag, maar we doen toch verstandig, rekening te houden met nog tenminste 4 verloren speeldagen. Doen we dat, dan zou op 20 Juni onder alles een streep gezet kunnen worden, waarbij we er van uitgaan, dat de wedstrijd Nederland—Zweden inderdaad op Woensdag 9 Juni wordt gespeeld en dus geen beletsel behoeft te vormen voor de vlotte afwerking der competitie, evenmin als Noorwegen—Nederland op 26 Mei, ook een Woensdag. ’t Ziet er dus Inderdaad naar uit, dat we vroeger klaar zijn dan vorig seizoen, toen Ajax pas

in Juli landskampioen werd. Wil men vóór 20 Juni klaar komen, dan kunnen altijd nog de weekdagen ingeschakeld worden, al is dit niet,bepaald ideaal. Maar we vermoeden, dat het Bondsbestnnr aannemende, dat ons land op het Olympisch voethaltonrnooi in Londen vertegenwoordigd zal zijn voor onze topspelers liever geen al te snel competitie-elnde wil zien aanhreken met het oog op de zware wedstrijden, die hegin Angustus zullen volgen. Men zal toch willen werken naar 'een langzaam-stijgende conditie en daarvoor zou een te lange rustpoos minder gewenst zijn. Evenmin trouwens als voetbalmoeheid! Zodat het te hopen is, dat het verloop der competitie zodanig zal zijn, dat ook hier het juiste midden gevonden kan worden! HERMAN KUIPHOF

Spelregel-Puzzles

In een vorige Sportkroniek werd de vraag gesteld of een achterspeler zich bij een hoekschop, in het doel b.v. 2 meter achter de doellijn mag opstellen en dan naar voren lopen, om de bal uit het net to koppen. De meningen van lezers, die hierover schreven, lopen uiteen. Sommigen zijn van oordeei, dat dit niet geoorloofd is. Zij menen, dat de speler het veld had verlaten toen de bal dood was en dat hy nog buiten het veld was op het ogenblik dat

bet spel werd hervat door het nemen van een hoekschop. Ia ben het eens met de inzenders, die dat geval wel geoorloofd achten. Immers de grenzen var het speelterrein zijn, wat het spel betreft, bestemd voor de bal en niet voor de spelers. Een vleugelspeler kan b.v. by het opbrengen van de bal langs de zijlijn, die lijn overschryden, terwijl de bal binnen de lynen blijft. Het spel gaat dan gewoon door. Zo kan by het nemen van een hoekschop, een der verdedi-

gers zich in het doel achter de doellijn opstellen, teneinde tijdig in de juiste richting te kunnen toeschieten om de bal uit het doel te koppen. De man, die de hoekschop nam, is daartoe ook buiten het veld gegaan en het is zelfs waarschijnlijk, dat nij, toen hy die schop nam, zich nog buiten het speelterrein bevond. Als een speler voor het nltvoeren van een spel-actie, buiten het speelterrein komt bij het ingooien wordt de gehele actie vaak buiten het speelterrein uitgevoerd ! wordt dat toch ook, niet als verlaten van het speelterrein beschouwd. Hieruit volgt dus, dat het verlaten van het speelterrein in verband met een spel-actie, niet strafbaar is en dat dus een speler, die zich bij een hoekschop op zijn doel, achter in dat doel opstelt, niet beschouwd mag worden als het veld verlaten te hebben. Wordt een bal in dat doel geschoten dan mag die teruggetrokken verdediger zonder enig bezwaar de bal uit het doel koppen. Verder werd nog de volgende vraag gesteld: De bal gaat precies op de middellijn over de zijlijn en is het laatst gelijktijdig door een speler van elke, party geraakt. Wie mag de ingooi doen 7 De inzender Schreef er bij, dat deze vraag gesteld is op een testavond te Rotterdam en dat men daar meende, dat de scheidsrechter dan willekeurig moet beslissen. Mijn antwoord is, dat men voor dergelijke wonderbaarlijke gebeurtenissen geen spelregels kan maken. De goede scheidsrechter behoort er voor te zorgen, dat hy niet voor dergelijke onoplosbare puzzles wordt ge-

plaatst. Hij ziet b.v., dat de bal 1 cm. meer naar rechts over het midden van de zijlijn is gegaan en beslist dienovereenkomstig I C. J. GROOTHOFF. Naschrift. Nog werd de vraag gesteld, wat de scheidsrechter moet doen als de bal boven op de doellat blijft liggen 7 Dit is niet mogelijk, daar de bal door zijn snelheid, al is die nog zo gering, van de lat af zal vallen of omhoog springen. De vraag is dus zinloos en zinloze vragen kunnen niet worden beantwoord. Als daze vraag op een testavond gesteld zou worden, moet aan de steller worden gevraagd of hij de mogelijkheid van het geval zelf eerst maar eens wil demonstreren. Red.

NIEUWE BOEKEN

Ratje Verheul’* H.8.5.-tijd door J. F. Baljé, Tlitg. Het Holl. VitgevershulS, Amsterdam.

De waarderende aanbeveling van de Sportkroniek voor Baljé’s De Voetbalclub van Ratje Verheul kunnen wij voor het nieuwe boek van Baljé herhalen. Ratje en zijn vrienden zijn nu op de H.B.S. en zij zijn met hart en ziel verknocht aan hun voetbalclub waarin Ratje opklimt tot een uitstekend voetballer en het zelfs brengt tot speler van het Zuidelijk Elftali maar zijn H.B.S. blijft voor hem toch no. 1. Jongens, weer een boek om van te smullen. H.