DOUWE WAGENAAR:

De Jongeren in de Voetballeiding

Maar welke plichten heeft ieder, die zich geroepen voelt, aanmerkingen te maken?.

Onze verlangens

Mijn eerste pennevrucht na de bevrijding was een hartstochtelijk beroep op de jongeren om actief deel te nemen aan de opbouw van onze sportgemeenschap, door functies Waar te nemen in onze Bond. Wij gingen daarbij van de veronderstelling uit, dat er een hartewens onder de jongeren leefde, om ons land in alomvattende zin te verjeugdigen. Dat Werd als een vaststaand feit aangenomen, dat niet misverstaan kon worden: wie zich ertegen verzette, plaatste zich tegenover de jeugd. Wij motiveerden deze verandering, de overgang van oud naar jong, door er op te” wijzen, dat de ouderdom de jeugd niet meer begreep en dat er geen goede samenwerking "»as. De jongeren verwensten berusting, er was een haat tegen de prediking van kalme afwachting, zij verafschuwde conservatisme en behoudzucht! En nu begrijpe men ons goed, wjj wilden geen verjonging of veranderingen in de leiding, omdat de ouderen het niet meer zouden kunnen, evenmin omdat wij hun verdiensten in het verniet konden waarderen, wjj waren niet blind voor hetgeen zij tot stand hadden gebracht, er was geen verzet tegen de ouderdom zelf; dat alles In geen geval! Deze confectie-gedachte was de onze niet! Natuurlijk hebben de ouderen de behoeften en noden der jongeren in het voorbije tijdperk begrepen. De jongeren weten ze ook, voelen ze echter beter aan, omdat zij die zelf hebben ondervonden en beleefd, daarom wilden zij zelf de noden opheffen en de behoeften bevredigen. Zij gingen daarbij van de veronderstelling uit, dat uitstekend is, maar doen altijd nog beter. De ervaring dat de jongeren een rol was toebedeeld, terwijl zij nu een eigen rol wilden spelen. Zij wilden geen handlangers meer zijn an de ouderen. Zij wensten geen strijd meer om de jeugd, maar een strijd van de jeugd.

En thans ... Nu, ruim twee jaren na de bevrijding, moeten wij tot een conclusie komen van ons toenmalig betoog. Mijn gevolgtrekking is. dat de jongeren niet zijn gewogen en te licht bevonden, neen, ze zijn niet eens zelf op de weegschaal gestapt om gewogen te worden.' Van eeu verjonging kan absoluut niet gesproken worden. Elk leiding gevend apparaat in bonden en clubs is een conglomeraat van oud en jong. waarbij zelfs en helaas geconstateerd moet worden, dat de ouderdom nog de overhand heeft. Het is als een teleurstellend feit te waarmerken, dat de jongere generatie haar kansen heeft laten voorbijgaan. Zij hebben niet getoond met het oude te willen breken en aan hun eigen toekomst willen bouwen, de leiding in handen te willen nemen en daarvoor te willen offeren en strijden.

Het is een constatering die een nadere verklaring behoeft, enerzijds als verontschuldiging voor de nalatigheid, anderzijds als een stimulans voor grotere krachtsontplooiing van de jongeren. Kunnen we meningsverschil krijgen over wat ouderdom en wat jeugd is? Moeten deze groepen van mensen in jaren worden uitgedrukt? Ja, en neenl Graag zouden we zien, dat zij die de zestig gepasseerd waren, hun functies vrijwillig ter beschikking stelden, en zelf niet meer oordeelden over eigen onmisbaarheid, maar de jongeren

de kans gaven het beter te doen dan zij zelf deden. Zo opgevat, dat zij nog wel werkzaamheden verrichten in Bonds- en clubverband, maar de leiding aan de jongeren overlieten, de initiatieven door de jongeren lieten nemen. En toch de leeftijd speelt niet de belangrijkste rol. Mijn ervaring is, dat jongere mensen oer-oude gedachten kunnen hebben en ouderen kunnen werken bezield met jeugdige idealen en ideëen.

Mijn verjongen wil eigenlijk meer zeggen, dat het ideaa) der werkenden zelf jong, sehoon en fris moet zijn. Dat vooral gebroken moet worden met al het oude, krakende en vermolmde uit het grijze verleden. Het goede behouden, maar het aftandse dat heeft afgedaan, ook inderdaad verwijderen. Men hangt er zo dikwiji aan, omdat men het zelf heeft uitgevonden en opgebouwd. En dat is fout!

De jongeren zijn passief, maar .. . niet altijd moedwillig !

De afgelopen jaren hebben ons voldoende aangetoond, dat do jongere generatie geen belangrijke rol wenst te spelen. Wij bemerken zulks in alle commissies van de Bond, zomede in het clubwerk. Het werk wordt veelal aan de ouderen overgelaten. Daar waar een plaats bezet moet worden trekt de jongere zich terug, uit gemakzucht of onder het motief, dat de oudere meer ervaring heeft. Ook in de afgelopen jaren hebben de jongeren geen moeite gedaan om enige leiding-ervaring op te doen. De jeugd is passief geworden, gemakzuchtig. Men bespeurt, dat ontelbaren vluchten in het zalig niets doen, onproductief blijven, zich terugtrekken in sensaties van het privé-leven, de vaan waarin geschreven staat „werken en dienen” niet van de ouderen ovememen. Niet, dat wij verlangen, dat 30-jarigen keiharde en volleerde bestuurders moeten zijn; maar de

jongeren behoren toch, hoewel niet direct het apparaat, de geest van het werk te dienen. De jongeren zijn neerslachtig en teleurgesteld in hun verwachtingen, omdat veel onvolkomen is gebleven. Zij zijn negatief in velerlei dingen. Dit te constateren moge hard zijn, het is een verschijnsel, bij de jongeren, die voetbal spelen, alsook bij de jongeren, die leiding zouden moeten geven in de voetbal-beweging.

De jeugd heeft haar zorgen, meer dan de ouderen, daar mogen wij niet blind en doof voor zijn. De oudere hebben zich gevestigd in werk- en huiselijke kring, dat vergemakkelijkt hun uitleven in liefhebberijen. De jongeren hebben hun militaire dienst en hun studie. Over deze studie in de volksclubs bijzonderlijk mag men niet te licht denken! Onze maatschappij wordt steeds moeilijker en ingewikkelder; om een behoorlijke baan te bemachtigen moet men steeds meer weten en meer diploma’s bezitten. Deze zorgen voor een grotere schoolse geleerdheid, voor meer diploma’s, weerhoudt van het werk verbonden aan het leiding geven in de voetbalsport. Wanneer het overdag werken is en ’s avonds studeren, blijft er weinig tijd voor ontspanning, laat staan tijd om leiding te geven aan die ontspanning. Daarbij komt nog, dat leiding geven en besturen in de sport slechts mogelijk is met 100 pet. overgave, als er geen beslommeringen zijn in huiselijke- en werkkring. Zullen de moeilijkheden voor wat de werkzaamheden betreft zijn opgelost en een baan voor het leven verkregen, dan blijft altijd nog de zorg voor een „huishouding”! Er zijn duizenden jongeren van omstreeks dertig jaren, die graag willen trouwen, maar er niet toe kunnen komen, omdat ze het benodigde huisraad missen en erger nog: een huis om te bewonen. Duizenden zijn wel gehuwd, maar wonen met hun jonge vrouw op kamers of bij de ouders in. Dit zijn ook belemmeringen bij het actief deelnemen aan enig organisatiewerk. Want, om voor de Bond, of voor de club te kunnen werken, daar is een werkgelegenheid voor nodig, een eigen huis om te ontvangen en die vindt je niet onder het dak van een ander. Dit Is niet alleen een belemmering, maar ook een gevaar, want de besteding van de vrQe tUd Is een groot probleem, vooral voor dit soort mensen!

Dan moet nog gememoreerd worden uit de practijk, dat de medewerking van de jongere vrouwen minder is dan vroeger. De belangstelling voor voetbal en al wat daaraan verbonden is, is slecht, de vrouwen zijn oppervlakkiger en egoïstischer, hoofdzakelijk door de verbreiding van bioscoop- en dancingbezoek. Ook door de bekommeringen in het jonge gezin, waar de vrouwen de mannen meer in betrekken dan vroeger, worden de mannen afzijdig gehouden van het vervullen van functies. Of men thans huiselijker is geworden, wil ik niet gaarne beweren. De moeders willen met plezier hun zoons laten voetballen, maar hun mannen af staan om leiding te geven aan voetbal, neen, dat liever niet!

Conclusie

De ouderen moeten vrijwillig hun plaatsen aan jongeren afstaan. De jongeren moeten zorgen de kwaliteiten te bezitten om de ouderen te vervangen en zij moeten de onontbeerlijke liefde voor het werk bij zich dragen. Waar de mogelijkheden om het werk te doen ontbreken, de ambitie afwezig is en het doorzettingsvermogen te zwak om te pogen iets te bereiken, daar kan nooit iets goeds tot stand worden gebracht.

In het belang van de voetbalsport is het, dat geen scheidsmuren worden opgetrokken en geen strijd ontstaat tussen oud en jong. Er moet verdraagzaamheid zijn met grote wil tot samenwerking. De ouderen mogen zich niet beroepen enkel en alleen op hun ervaring, vooral niet in een tijd als deze, die we nog steeds beleven als een algehele vernieuwing. De jongeren mogen zich niet enkel beroepen op hun wil tot vernieuwing en te veranderen, niet op hun jeugdige heldhaftigheid of opofferingsgezindheid, want dat zijn geen directe factoren van kunde en bekwaamheid. De maatstaf voor kunde is niet slechts geestdrift. De ouderen vervullen hun taken nog met liefde en volledige overgave, steeds weer moeten wij dat constateren. De jongeren moeten dit waarderen. Maar wees niet blind, ouderen, voor wat de jongeren wensen en , willen!

Voel dat op de juiste wijze aan en handel daarnaar! Het moge niet uw eigen belang zijn, maar het is wel in het belang van de sport en in het belang van de jongere generatie, de toekomst van het komende geslacht.

Jongeren, wij maken dikwijls aanmerkingen, wj) willen vaak alles anders, maar kent gij daarbij ook uw plichten!

Hoog het Ideaal!

Men moet denken wat waar, gevoelen wat schoon, willen wat goed is.

PLATO.

Het is goed idealen te hebben. Een mens zonder idealen ia een arm mens! Vanuit het Witte huis aan de Zwarteweg klonk in de Sportkroniek in de laatste dagen van 1947 een heldere bazuin. „Hoog het Ideaa 1!” verkondigde hoofdredacteur Moorman, nadat hji vooraf kernachtig uiteenzette, welk ideaal hy op het oog heeft, het ideaal, dat iedere sportbeoefenaar voor ogen moet staan, nl. het spel te spelen niet om de knikkers, doch louter en alleen om het spel zelf! Sport is mooi, voor zover ze de mens ontspanning en verkwikking brengt, voor zover ze gemeenschapszin aankweekt en karakters vormt. Er zijn echter wormen, die aan dit moois knagen. Wij zien deze In het gecamoufleerd marchanderen met spelers, in verkeerde wedstrijdmentaliteit en in zoveel dingen meer. Het gehele Jaar staan wij klaar om handelingen en gedragingen van anderen aan critiek te onderwerpen. Dat is erg gemakkelijk en bovendien hebben wil daar zoveel werk mee, dat ons de tijd ontbreekt om de hand eena in eigen shirt (lees: boezem) to slaan. Gelukkig, dat wij op de grens van de jaarwisseling even gelegenheid kregen om ons te bezinnen en onze eigen inventaris van goed en kwaad op te maken. Wat hebben wij ons toch nog een stuk te verbeteren! Dit geldt voor onze houding in ons gezin, onze familiekring, ons werk en ook ...op en rond het sportveld! Deze laatste plaats nodigt de mens als het ware uit tot het uitstallen van zijn beste eigenschappen, zijn eerlijkheid, beschaafdheid, gemeenschapszin en sportiviteit. Op die plaats moet een zuivere sfeer hangen, derhalve vrij van smetten als: afgunst, wraakgevoelens, slavenhandel, geldzwendel! Deze plaats moet steeds met opgewekt gemoed en „open vizier” betreden en . . . verlaten kunnen worden. Zelfs een stand op het scoringsbord dient daarop niet de minste invloed uit te oefenen!

Heer Moorman, TJw warme liefde voor de sport heeft U een goed woord doen schrijven in ons orgaan van 29 Dec. jl. De saty» rieke knieval, die Gü meende daarby te moeten maken, vergeven wy V, omdat . . . gy „het” been daarna weer krachtig hebt gestrekt!

„WOORDEN WAAR HET HART IN IS, WEKKEN WEERKLANK!” De stem. van onza hoofdredactenr zal derhalve niet klinken als die van een roepende in de woestijn, maar zjj zal de goede krachten, die hier en daar nog sluimeren, opwekken, krachten, die het mogeiyk maken ons in 1948 achttienkaraats sport te schenken!” Heer Moorman, onze dank daarvoor!

DJ. KAPPENBHRG.

Voetbal speelt men niet als een kip zonder kop.

Want dat geeft voor ’t geheel in de regel een strop'

Ook moet het niet zyn een dwang van een ander.

Maar een kwestie van voelen, begrypen elkander.

Dan pas komt het tot hetgeen wy verlangen.

Beter Voetbal, tot hogere rangen.

Niet iedereen is het gegeven

In deze materie de toon aan te geven.

Men denkt wel van ja, maar toch is het niet zo.

Denkt men soms anders, moei ik opde,,,, l,

El. de Zeeuw.

Ze Willen Niet Trainen

(Uit het Clubblad van Veendam): Vrouger, toun zaten wie hoast dag en nacht op ’t voetbalveld en alderdeegs op Zaoterdagmiddag konden wie nait laoten om nog gauw even een zetje te koolsjotten of as wie man genog waren wuir der maistied ’n beetje vol spul daon. En kiek nou ais. ’n Treender,

del volledig zien daghuur aan de club verdaint, laampen op ’t veld. Maor trenen? Anderhalve man mit ’n peerdekop en dln mout ’t ook nog goud weer wezen, want as het een beetje regent of waait din blieven ze bie de kachel. Daor kinnen ze tegenswoordig nait meer tegen. Natuurlijk binnen er uutzunderingen. Ik beurde van onze treender, dat er Dinsdag 5, en Dunderdag in de schoule van meester Van Zomeren 6 man west wazzen.

Bossche Gemeenteraad keurt Sportparkplannen goed

Aan het artikel van onze medewerker Bruinsma over da Sportparkaanlegplanen in ’s-Hertogenbosch kan een verheugende toevoeging worden gedaan: de Bossche Gemeenteraad heeft zijn goedkeuring aan de voorstellen gehecht. Men hoopt (na goedkeuring van Ged. Staten) In ’t begin van dit jaaf met de werkzaamheden te beginnen.