SPORTKRONIEK INTERVIEWS
Henk Péllikaan (Longa) over het Amateurisme
Nieuwsgierig naar wat Péllikaan wel van het probleem amateurisme zou zeggen, zocht .ik hem op in zijn kantoor, Henk is n.l. architect van beroep en is bij een grote bouw-onderneming in Tilburg heer en meester op het teken-bureau. ’t Viel mij niet moeilijk hem een verhoor af te nemen; zo vaak spreken wij elkaar voor zaken en als deze zijn afgewerkt, blijft er altijd wel even tijd over voor een voetbalpraatje. Steeds viel mij daarbij Henk’s sportiviteit op en zijn amateuristische opvattingen en daarom kwam ik wel enigszins schroomvallig met mijn vraag voor de dag. . Wat denk je van het huidige amateurisme Henk? en zonder aarzelen kv.'am het resolute antwoord: „Schijnheilig gedoe!” Hoe bedoel je dat? Verklaar je eens nader, want je wilt toch niet zeggen, dat tegenwoordig heel onze amateuristische voetbalwereld schijnheilig is?
Kijk eens, wat is er in feite overgebleven van het zuivere amateurisme? Schoenen, kousen, broeken en shirts worden vanzelfsprekend tegenwoordig door de vereniging ter beschikking gesteld van de eerste klassers. Reizen met dames! vrij... èn af en toe een dinertje en altijd vrije consumpties. Niets op tegen ''natuurlijk, integendeel, Ik ben daarvan een sterk voorstander en haal ’t alleen maar even aan om te demonstreeren, dat van een waar amateurisme, liefhebberij in de grond van de zaak, weinig meer te bespeuren is. Dat wil niet zeggen, dat de huidige spelers en ik hoor daar ook nog steeds bij! niet voor hun genoegen voetballen, begrijp me goed!
Maar er is teveel veranderd in de voetbalgemeenschap: de vroegere generatie had méér hart voor de zaak; er was toen weinig anders dan voetbal en de pioniers moesten er voor vechten om hun geliefde spel te mógen spelen en erkenning daarvoor te vinden. Nu ligt het bedje gespreid: behoorlijke terreinen met kleedka-
mers een knecht, die voor alles zorgt, meestal een trainer en verzorger, leiders, die van het spel een studie hebben gemaakt, waardoor de huidige voetballer denkt dat hij zélf niet meer behoeft te denken, noem maar op! AI die oorzaken en dan noem ik er nog niet eens de funeste gevolgen van de oorlog bij hebben de ziel uit den voetballer gehaald. En nu is mijn mening dat die ziel niet meer met gewone middelen als clubliefde e.d. is terug te halen. Henk zat op z’n praatstoel en ik moest ’m wel laten doorgaan. De middelen? Geef den spelers een premie voor de trainingsavonden en voor de wedstrijden! Je bent meer baas geworden over de spelers niet trainen: geen geld. Daarmee zal bereikt worden, dat de spelers meer komen oefenen om geen schade te lijden, en méér hun best zullen doen om de techniek van het spel en de tactische problemen, die tegenwoordig zo velerlei zijn, onder de knie te krijgen.
Én zónder deze belangrijkste factoren kan het spelpeil niet omhoog gaan. Clubliefde moet er dan nog wel bijkomen, maar zoals daar thans mee gesold wordt is feitelijk niets anders dan uitbuiten van om ’t met een lelijk woord te zeggen: het „spelersmateriaal”. Ja, maar de meeste verenigingen hebben tóch al zoveel onkosten, dat ze zich amper staafde kunnen houden. Dat zal inderdaad een moeilijk •probleem worden; waar ’t laatste woord nog niet over gesproken is, maar ; de voordelen van het z.g. semi-professionalisme zijn groot. En dan er bij: vele onkosten, die nu gemaakt worden, zullen dan ! kunnen vervallen, minder personen ■ mee op de uitreizen, minder feest■ jes e.d., daar is .m. i. heel wat meè te bezuinigen. Zoals ’t nu gaat, is ’t en ik her-I haal het een schijnheilig gedoe■ De liefde mag niet altijd van één 1 kant komen; de spelers krijgen . over ’t algemeèh liever ƒ 5, in de ■ hand dan een diner van een tientje. • Ik pleit hier niet voor mezelf, want ; gelukkig heb ik ’t niet. nodig en ik 1 wil uitdienen als rein-amateur, maar hoeveel spelers kunnen dit zeggen? Gun dan ook degenen die ’t wél nodig hebben een extra’tje de anderen kunnen het dan immers weigeren en uitsluitend voor hun genoegen spelen. De voetbalsport zal er mee gebaat zijn! : We kregen ’t over nog meer 1 voetbal-aangelegenheden, totdat, na■ dat reeds een paar m.aal de deur de; monstratief geopend was, ik eindelijk begreep, dat ’t mijn tijd werd. : De rest van ’t besprokene moet : toch. onder ons blijven. Er zijn intieme voetbalzaken, die men niet publiceert!
NAUD VAN DER VEN.
Voetbal op den Tweesprong?
Amateurisme, Beroepsspel of Premiestelsel? Hoe Denken de Spelers Zelf Daarover?
B. SCHOLTENS (aanvoerder van P.S.V.) Tegen elke betaling. Ik ben positief van meening, dat wijziging in de bestaande voorschriften een genadeslag zou beteekenen voor het amateursvoctbal. Betaling in welken vorm ook acht ik uit den booze. JAN HOUTMAN en ARIE BOGERS (beiden van De Spechten). Beiden vóór vergoeding per wedstrijd. Wij zijn voorstanders van invoering van het zg. Belgische stelsel, dus een vaste vergoeding per wedstrijd. HARRY TRINES (P.S.V.) en JAN TRINES (Brabanfia). Beiden vóór betaling per wedstrijd Vóór den oorlog was het gewoonte, dat aan de spelers en hun vrouwen Zondagsavonds of bij andere gelegenheden een diner werd aangeboden; dit was voor hen een prettige afleiding en versterkte den c ndcrlingen band, zonder dat ooit aanmerking is gemaakt. Door omstandigheden blijft dit nu achterwege en daar de spelers door hun spel veel doen orn de kas van hun club te helpen spekken, vinden wij het niet meer dan logisch, dat hun daarvoor ook in materieelen vorm iets wordt gegeven. Een vergoeding Vtjt ƒ 10,— of ƒ 5,— per wedstrijd is
zeker niet een te hooge belooning voor wat zij voor hun elftal doen. Allen tegen voluit beroepsspel. Onze Elndhovensche correspondent, dhr. Jac. van Waard, die de meening van bovengenoemde spelers heeft gevraagd, voegt hieraan toe, dat allen, ook zij die vergoeding per wedstrijd wenschen, tegen invoering van voluit beroepsspel zijn.
JAN OTTENS (VelocÜas)
Wat is er feitelijk tegen de spelers te betalen? Natuurlijk zouden de verhoudingen in de vereenigingen heel anders wor-, den: wat nu genojgen is, zou dan plicht zijn. Dat men voor zijn plezier speelt, leeft bij onze tegenwoordige spelers nog altijd heel sterk. Practisc' zou het professionalisme in ons district ook niet doorvoerbaar zijn: de vereenigingen hebben niet voldoende inkomsten om haar spelers te betalen. En de' kans -ou groot zijn, dat de enkele goede krachten, die het Noorden bezit, zouden vertrekken naar de grootére ; n beter betalende clubs elders. De wensi.h, ons huidig amateurisme te vervangen door beroepsspel, leeft bij onze spelers zeer zeker niet. Zij willen niet aan hun sport verdienen; zij wenschen amateurs te zijn, die voetbal spelen voor hun genoegen, zonder meer.
i ■' I Uit het – clubblad van de F.C. ! Aar au (Zv.’itrerlsr'dl: ; Het is een klein kunstje met . tezamen gekochte (pardon, dat is . immers verboden) wonderelftallen de j clubkassen te vullen. Maar in kleine steden en op het platteland met be; scheiden middelen een goed geordend ' sportleven in stand te houden, dat verdient Mle waardeering.
De nederlaag te Huddersfield
De zware nederlaag te Huddersfield heeft hier algemeen teleurstelling ge. wekt, daar men een beter resultaat had verwacht. Immers in Mei 1935 te Amsterdam, heeft eveneens een vertegenwoordigend Engelsch elftal, waarin slechts een enkele amateur was opgenomen, slechts na een zwaren, gelijkopgaanden strijd, onze ploeg met I—O kunnen verslaan, waarbij de gasten zich zeker niet zouden hebben kunnen beklagen, als het een gelijk spel was geworden. En dat niettegenstaande onze ploeg toen in het laatste gedeelte zeer door een verwonding van Van Run was gehandicapt. De Engelschen hadden toen eveneens een zeer sterke ploeg, waarin het drietal Hibbs, Male en Hapgood, een der sterke achterhoeden was, die Engeland toen in het veld kon brengen. Bas Paauwe en Smit zijn de eenige spelers, die beide wedstrijden tegen de sterke vertegenwoordigende Engelsche ploeg hebben meegemaakt. Ons elftal in dien eersten wedstrijd tegen Engeland bestond uit: HaUe; Caldenhove en Van Run; Bas Paauwe, Anderiesen en Van Heel; Wels, Drok, Bakhuys, Smit en Mijnders.
Als ik terugdenk aan dien wedstrijd, onder zeer ongunstige weersomstandigheden gespeeld, dan geloof ik, dat de ploeg, die wij destijds in het veld hadden, heel wat sterker was dan het elftal, dat te Huddersfield onze kleuren heeft verdedigd. Vooral van de voorhoede, met Bakhuis als leider, ging veel kracht uit, al kwam dat in den uitslag niet tot uitdrukking. Ze heeft weliswaar geen punten gemaakt, doch ze wist den strijd steeds verdeeld te houden en daardoor den druk op de achterhoede te verminderen. Dat was vooral In het laatste kwartier, toen Van Run gewond was, van groote beteekenis. Er wordt nu gespeurd naar de oorzaken van onze nederlaag. Ik heb ver. schillende opmerkingen over dit punt gehoord en gelezen. Mijn meening is, dat in de eerste plaats datum en plaats van den wedstrijd voor ons van groote beteekenis zijn geweest. Indien men in het voorjaar op een der Londensche terreinen had gespeeld, zou het resultaat voor ons stellig gunsti. ger geweest zijn. Nu stond wel vast, dat het een zeer moeilijke taak zou worden, daar op een zwaar terrein werd gespeeld, wat sterk in het voordeel is der Engelschen, die aan zware velden gewend zijn.
De opmerking werd gemaakt, dat : men beter gedaan zou hebben oudere , spelers als Smit en Paauwe niet op : te stellen, daar die hun hoogtepunt , toch reeds zijn gepasseerd. Meer voel . ik echter voor de door Moorman in . de vorige Sportkroniek uiteengezette meening, dat da voorbereiding van onze ploeg meer theoretisch en mentaal is geweest dan practisch. i Een andere opmerking was, dat de . Keuze Commissie te oud wordt. De opmerking is niet vriéndelijk, maar . toch is er wel wat voor te zeggen als men vreet, dat Mundt reeds sedert 1919, Herberts sedert 1926 en Triebel sedert 1931 in de commissie zitting ; hebben. Van dit drietal hebben Mundt en Triebel hun sporen op het voetbalveld verdiend, zoodat de meerderheid der commissie uit de practijk van het spel komt. Als tegenhanger van de practijk heeft men Herberts, die niet als speler, doch als technisch leider van zijn sporen heeft verdiend. Men kan dan ook in het drietal alle vertrouwen schenken. Desondanks geloof Ik toch, dat het tijd wordt, eenige aandacht te beste. den aan het vraagstuk der verjonging. Het lidmaatschap van de Keuze Commissie stelt immers hooge eischen. De thans zitting hebbende heeren voldoen daaraan in alle op; zichten, dank zü hun rijke ervaring, ' maar toch zou het wel wenschelijk zijn reeds thans een paar jongere spel. deskundigen in de commissie op te nemen, zonder voorloopig aan deze jongere leden meer te geven dan een adviseerende stem. Die jongere leden doen dan de noodige ervaring op, waardoor als dé oude commissieleden : bedanken, goed „ingespeelde” krachten gereed staan, hen op te volgen. Het samenstollen van een vertegenwoordigend elftal is een zóó uiterst ‘ moeilijke taak en bovendien zóó be; langrijk het belang van zoo’n wedstrijd gaat soms ver boven dè sport uit! dat al het mogelijke moet wbr, den gedaan om een deskundige commissie te hebben en over goede opvolgers te beschikken, indien een der [ oudere leden zijn functie neerlegt. C. J. GROOTHOFF.
Voetbalbrief uit Belgiè
DE 8.V.8. NEEMT DE SPORTPERS ONDER DEN ARM.
Antwerpen, 21 Dec. 1946. Het is wel een goed idee vanwege het Uitvoerend Comité van den 8.V.8. af en toe eens samen te komen met de vertegenwoordigers van de Sportpers, om de vraagstukken van den dag te onderzoeken en door vraag en antwoord een beter inzicht te krijgen in- het werk, dat het Bondsbestuur verricht. Dat de sportpers niet altijd de goede bedoelingen van het Uitvoerend Comité begrijpt en dus dikwijls critiek wordt geoefend, die bij beter inzicht zou vermeden worden, werd herhaaldeiyk bewezen; maar dat van zijn kant het U.C. niet altijd ernstig de waarschuwingen opneemt, die bij monde van de sportpers worden gegeven, waar ze dichter bij de sportmenigte staat en soms meer afweet van de daar heerschende stroomingen, kwam ook voor.
Zoo hadden we dan onlangs het genoegen weer present te zijn bij dergelijke persconferentie, waar het U.C. volledig aanwezig was en een zestigtal sportjournalisten gehoor hadden gegeven aan de invitatie van het Bondsbestuur. De Sportkroniek is de plaats niet om él de vraagstukken te bespreken, die er behandeld werden. Sommige dingen blijven best binnen den engeren kring en ieder slaat zijn wasch liefst thuis, maar daarneven waren er andere, die ook naar buiten uit van groot belang zijn, en dus wel even mogen besproken worden. „Als het bij den buurman brandt, menschen, houdt uw daken nat!” zegt men in Vlaanderen. Er werd tijdens die vergadering o.m. gesproken over de middelen, die men bezigen kan voor den
strijd tegen de spelvemiwing.
Het debat werd ingeleid door den Bondsvoorzitter, Kanunnik Francis Dessain, die de medewerking van de pers vroeg en besloot, dat er op de voetbalvelden een betere geest, meer ridderlijkheid en sportieve zin moesten heerschen. Hij gebruikte daarvoor het mooie Fransche woord „sérénité”, dat in zijn priestermond zalvend en bijzonder treffend klonk, maar dat de aanwezige journalisten toch een glimlach op de lippen bracht. Het woord is moeilijk te vertalen. Een „meer rustige en kalme atmosfeer” is vast de bedoeling geweest. Om een paar voorbeelden te noemen, voerde de Bondspresident aan, dat men in de verslagen over onze wedstrijden veel meer de aandacht zou dienen te vestigen op de sportieve houding van enkele spelers, de enkele „gestes” van sportsmanshlp zou onderstrepen die men af en toe vaststelt. En dat men de woorden „gevecht” en „strijd” en „degradatiespook” en zoo meer maar liefst terzij zou schuiven. Daar zit zeker wat in! Maar als dan gewezen werd op de taak, die heel wat meer bü de clubleiders ligt dan bij de journalisten en deze met feiten voor den dag kwamen, die ze zelf hadden geconstateerd en waarbij die clubleiders de spelers heel wat anders voorhielden dan... „sérénité”, schenen de Bondsbestuursleden daarvan weinig af te weten. Zelfs de eminente voorzitter, die toch ook de voorzitter is van de F.C. Mechelen, welke nu geen „katje is om zonder handschoenen” aan te pakken en die haar spel voornamelijk op de physieke kracht van haar spelers gebouwd heeft, zonder en dat voegen we’r onmiddellijk bij opzettelijk de spelregels te overtreden! Overigens was Francis Dessain, toen hij als midvoor bij de Leopold Club van Brussel het robuste spel speelde, dat hij van zijn College uit Engeland had meegebracht, niet vervaard om een tegenstander tegen de vlakte te loopen. Neen! het zit hem meer in de op-voorhand-belegde spelwijzen, die sommige clubbestuurders en -trainers niet aarzelen voor te schrijven en die een gevaar opleveren voor den tegenstander
Ons spel is sneller, physiekkrachtiger, maar tevens harder en ook ruwer geworden! En een ieder, ook het Bondsbestuur, kent er de oorzaken van! Maar, zult ge zeggen, als men de oorzaken kent, waarom neemt men die dan niet weg? Eenvoudig hierom, wijl ze ontstaan zijn in de fameuze April-vergadering 1945, toen men (en het U.C. had het moeten en ook kunnen vermijden door op het gepaste oogenblik in te grijpen!) series van 19 clubs samenstelde en beslopt vijf clubs per afdeeling te laten dfegradeeren, om van 1947—1948 af weer tot het normaal getal van 16 per serie terug te komen,
Het degradatie-gevaar is derhalve zoo groot
dat van de eerste competitledagen af tegen dat gevaar gevochten is! Neen, het is geen toeval dat we hier enkele, ja! zelfs twee doodelijke ongevallen te betreuren hebben, al kan in deze twee gevallen absoluut van opzettelijk kwaad doen niet gesproken worden. Maar toch hebben we iederen Zondag dingen gezien, die op ’t groene veld niet thuishooren. Men is met allerhande systemen voor den dag gekomen, die er in de allereerste plaats op berekend waren om den tegenstander te beletten doelpunten te maken! Maar even spoedig als men ermee begonnen was, liet men het varen, omdat het niet paste voor de spelers, waarover men beschikte! En dan begon men maar met wat anders! Maar het allereerste, het voornaamste werd over het hoofd gezien, nl. de versterking der techniek, de verbetering der balbeheersching, het individueels kunnen!
En zoo is, even vóór we de helft der competitie bereiken (wat op 29 December gebeurt) een rangschikking ontstaan, die absoluut niet de weergave is van de ware sterkte onzer eereklasse-ploegen! Wij hebben alle respect voor de Olympic van Charleroi, maar het kan er bij ons niet in, dat een elftal, dat vorig jaar tegen de degradatie moest vechten en zich met slechts één puntje in veiligheid kon stellen, zoo maar ineens aan den kop komt, omdat het één man rijker geworden is, al heet die man dan ook Piérange en wist hij zich bijzonder goed aan te passen als stopper in het spel, dat de Olympic vertoont. Evenals het er bij ons niet in kan, dat een club als Beerschot, die wellicht over het grootste aantal technisch-geschoolde spelers beschikt, onder aan de lijst bengelt en hard, zeer hard zal moeten strijden om niet weg te vallen uit de eereklasse, waarvan de Club van wijlen Paul Havenith altijd een sieraad is geweest, zoo door de kwaliteit van z’n spel als de sportieve opvattingen der spelers.
We zien thans een klasseerinif
die negen clubs nog in strijd ziet om den titel, terwijl de tien anders zich fel moeten weren om zich van' den degradatiekuil te houden! Een enkel goedresultaat kan wonderen verrichten; een nederlaag brengt groots gevaren! Is het dan te verwonderen, dat men in sommige clubs het niet te nauw opneemt met de middelen, dat men ze allemaal „goed” vindt, als za maar. punten kunnen brengen? Wel heeft het Sportcomité van den 8.V.8. ingezien, dat alleen krasse maatregelen resultaten kunnen opleveren, en zoo werden dan alreeds enkele spelers voor twee of méér Zondagen uitgesloten. Of dat volstaat, weten we niet! Ik zou bv, niet aarzelen een speler, die een t9- genstander uit het veld zoovele Zondagen te geven als z’n „slachtoffer” afwezig moet blijven, plus 2 erbij als toemaatje! En dat onze referee’s zeer streng wezen!; Het Middenscheidsrechterscomité zou van hen ’n speciaal verslag moeten vragen, indien ze dingen hebben vastgesteld, die wijzen op een opzettelijk en systematisch verharden van het spel; blijkt dan uit de opeenvolgende verslagen, dat een speler of een club er de slechte gewoonte op nahoudt ruw te spelen, dan moet de Bond niet aarzelen!: Dan dient men dezen speler voor goed te verwijderen en de club op hare plichten te wijzen.
Techniek boven Systeeml
Als we over enkele weken opnieuw over het Belgische voetbalspel zullen spreken, hopen we te confirmeeren, wat we in de laatste dagen hebben vastgesteld, nl. een heilzamen terugkeer naar een betere techniek! Men schijnt het systemen-geknoei hier ook beu te worden; men voelt dat het tot niets leidt, als men niet de spelers ter beschikking heeft om het toe te passen, en men keert terug tot de „goeie-ouwe” techniek, die men nooit mag prijsgeven! Reeds hebben een paar resultaten die herrijzenis doen uitschijnen! De flinke resultaten van Anderlecht, Lyra en Antwerp in de laatste wedstrijden, zijn geen louter toeval! En let er op als we een volgende maal over de toestanden alhier zullen schrijven, zal een beter, een blijder toontje klinken Dan schijnt het zonneken weer! Intusschen een gelukkig nieuwjaar vanuit België aan él de Nederlandsche voetbalmakkers! JOB SENTEN