Een Haarlemse ploeg, bestaande uit de dames De Jong, Adarns, Van Marken en Hooghoudt, en de heren Schoute, Verwaal, van Melr en van Ysselstein, reisde op 16 Augustus tot een tegenbezoek naar Derby, waar bijzonder gezellig 10 dagen werd doorgebracht, alhoewel meer getennist had kunnen worden. In het algemeen kan het resultaat als gelijk aangemerkt worden.

Alles bijeen dus een flink en nuttig besteed seizoen, met een volgens mij niet te overladen programma, zodat er veel tijd overbleef ter beoefening van het zo belangrijke clubspel. Zoals boven reeds vermeld, is het jammer dat het secretariaat zo weinig van het clubleven afweet en zou ik dan u allen in overweging willen geven voor einde October een beknopt jaarverslag aan het secretariaat te willen zenden. Verschillende van onze verenigingen hadden een Vriendschappelijk contact met verenigingen uit andere districten. Deze ontmoetingen worden gaarne door het districtsbestuur geanimeerd en hopen wij dat vele van onze clubs een dergelijk treffen zullen organiseren. Moge ik eindigen met de mededeling, dat het districtsbestuur sinds de voorjaarsvergadering viermaal bijeen kwam en gelukkig weer telkens onder leiding van onze voorzitter, de heer Tysseling, die wij hierbij zeer speciaal willen bedanken voor het vele werk en de grote belangstelling, welke hij ondanks zijn dikwijls minder goede conditie voor ons district heeft. Wij, die onder zijn leiding in het districtsbestuur mogen zitting hebben, hopen van ganser harte dat het nieuw te kiezen bestuur weer onder zijn bezielende leiding veel en goed werk voor ons district zal kunnen verrichten.” De districtssecretaris van district Noord-Brabant, de heer. J. Verhuist, verwerkt zijn verslag inde notulen van de districtsvergadering, gehouden op 22 November 1947. Hij schrijft 0.a.: „Opgemerkt mag worden een belangrijke vooruitgang van het aantal tennissers in onze provincie. Het aantal verenigingen nam toe en bedraagt thans 46. Het meerder en beter materiaal is ongetwijfeld de oorzaak van dit optimistisch geluid. Wanneer wij het oor te luisteren leggen valt het op dat vooral inde drukkere tenniscentra van ons land geleidelijk aan een zekere bedrijfssfeer op de parken niet valt te ontkennen. Het komt mij voor dat eender aantrekkelijkheden van de tennissport juist gelegen is ineen gezellige sfeer op en om de banen; in clubsfeer dus. Laten wij in Brabant deze voorname fastor bij tennis niet uit het oog verliezen en trachten het clubleven op peil te houden, ja trachten door wedstrijden niet alleen tussen leden doch speciaal tussen verenigingen dit nog te verbeteren. Door de actie die ons district heeft gevoerd tegen de parkovereenkomst met de vakgroep hebben wij echter moeten constateren, dat niet steeds de belangen van de verenigingen, die inde provincies nu eenmaal anders liggen dan inde westelijke tenniscentra, voldoende algemeen worden gezien. Ook al eist tennis inde westelijke provincies op sommige punten wellicht verder doorgevoerde reglementering van verscheidene onderwerpen, dan heeft het bondsbureau na te gaan in hoeverre de provincie daaraan in feite behoefte heeft. Helaas mogen we wel zeggen, zijnde werkzaamheden van uw districtsbestuur van zeer beperkten aard gebleven. Ik ben van mening, dat de zittende bestuursleden ieder voor zich echter een zo drukke werkkring hebben, dat activiteit op bredere basis niet mogelijk was. Het verdient in ieder geval aanbeveling na te gaan of niet anderen meer gelegenheid hebben het districtswerk tot ontplooiing te brengen, waarbij dan aan het jeugdprobleem de nodige aandacht kan worden geschonken. Temeer waar binnenkort de gouden feestviering van onze bond het districtswerk bijzondere activiteit zal opleggen, komt mij een nader onder de loupe nemen van dit punt noodzakelijk voor. Tot zover het verslag. De vergadering kwam tot de conclusie dat een provinciaal oriënteringsweekend ook zeker nut zou hebben, omdat de distr. verg. ook zo dikwijls het beeld van „tijdnood” toonde.” District Overijssel (secretaris de heer J. de Boer) constateert: „Het gebrek aan banen ten spijt en de voor ons district bepaald ongunstige voorziening van tennisballen, vermochten de afwerking van competitie en tournooien niet in ernstige mate te stagneren. De resultaten van de diverse clubs houden een gunstige ontwikkeling van de tennissport voor de toekomst in zich, terwijl met de herovering van het le klasserschap door de E.L.T.C. een vooroorlogse krachtsverhouding werd hersteld, waarmede dit seizoen kan worden beschouwd als de afsluiting vaneen periode van depressie als gevolg van de oorlogsomstandigheden. De dit jaar in enkele kringen voor het eerst gespeelde Districtscompetitie heeft niet geheel aan de verwachtingen beantwoord. Enerzijds is dit een gevolg vaneen te grote lankmoedigheid der competitieleiders, anderszijds liet de medewerking der diverse verenigingen te wensen over. De kring Enschede maakte hierop een gunstige uitzondering, waaruit de conclusie kan worden getrokken, dat deze competitie ineen behoefte voorziet en voortzetting alleszins gemotiveerd is. Ook de andere problemen, zoals propaganda, rechtspraak, oefenmeester e.d. hebben de algehele belangstelling van het Districtsbestuur en Kringbesturen. Daarmede is de kous echter niet af en zullen, meer dan voorheen het geval is geweest, de clubbesturen zich bewust dienen te worden van de taak, welke ook zij in het

tennisleven van het District hebben te vervullen. Dat hieraan nog veel mankeert is een feit, dat zij zich van hun verantwoordelijkheid in deze bewust gaan worden is buiten twijfel, of dit echter tot— ... een actievere medewerking inde toekomst zal mogen leiden is een vraag, welke vooralsnog niet bevestigend kan worden beantwoord. De dit jaar doorgevoerde onderverdeling van het district in kringen biedt hiervoor wel de mogelijkheid. Ondanks deze remmende invloeden is er een, zij het ook bescheiden, vooruitgang te bespeuren, een vooruitgang, welke zeer zeker beloften inhoudt voor de toekomst.” Het verslag van het district Rotterdam, uitgebracht door de secretaris, de heer A. Voorwinden, munt uit door algemene beschouwingen, maar ook het feitenmateriaal wordt niet verwaarloosd. Met zijn stijl kunnen wij u het best in kennis brengen, door enkele gedeelten over te nemen: „Het is een gemeenplaats geworden te zeggen, dat Rotterdam „werk”stad is. Sommigen gaan zover te beweren, dat het geld in Rotterdam verdiend, in Amsterdam uitgegeven en in Den Haag opgemaakt wordt. Hoe dit ook zij, het lijdt geen twijfel, dat de Maasstad-bevolking haar werk met meer talent weet uitte oefenen dan haar ontspanning, tennis inbegrepen. Er is dit jaar in ons District ontzaggelijk veel en geanimeerd getennist, al zijnde resultaten dan wellicht niet zo klinkend als in andere centra. Wij bewegen ons nu al sinds jaren rond de goede middelmaat en beleven er vermoedelijk weinig minder plezier om. Een enkel naar voren komend talent onder de jongeren is ons niettemin welkom en het deed ons genoegen F. Dehnert op de Nederlandse ranglijst te zien verschijnen, tegelijk met W. Akkersdijk, wiens tenniswieg evenzeer in Rotterdam heeft gestaan. De Jeugdtraining onderging een flinke stimulans door de leiding, welke Ir. H. v. Berkel daaraan week in, week uit, gaf en hoewel de talenten ook hier vrij schaars voorhanden blijken te zijn, is er met veel aandacht en niet zonder resultaat geoefend met de hulp der oefenmeesters Roos en v.d. Torre. Voor de eerste maal werd deze jeugdtraining ineen groter verband ondergebracht en wel in dat van de Districts Oefenclub, een noviteit voor dit district. Het is de bedoeling het sterkere spel éénmaal per week samen te brengen en de jongere spelers en speelsters gelegenheid te geven zich door oefening bij dit sterkere milieu aan te passen. Naar de omvang werd meteen een forse greep gedaan door het huren van 4 banen, waarop een goede dertig deelnemers bij keuze werden toegelaten. Deze selectie ging van de gedachte uit, dat met de beschikbare topspelers en de sterkere middenklasse moest worden begonnen, om successievelijk het zwaartepunt naar de jeugd met aanleg te verleggen. Op deze wijze kwam bij de eerste aanloop het accent te liggen bij een categorie, welke relatief gesproken nogal veel oudere spelers bevat en hierin zal vermoedelijk voor een voornaam deel de oorzaak moeten worden gezocht, dat de D.O.C. dit jaar nog niet geheel aan het gestelde doel vermocht te beantwoorden. De wedstrijdresultaten van dit seizoen hebben echter aangetoond, dat het zeker mogelijk zal zijn een homogene groep van jongere spelers, zij het van iets lagere klasse, samen te brengen en wij geloven stellig, dat de voortzetting van de D.O.C. op die wijze meer dan gerechtvaardigd zal blijken. Het tournooi-spel is dit jaar ineen nieuw stadium getreden, zó zelfs, dat na afloop van het seizoen dé indrukken daarvan overheersen. Hierbij vergeleken treedt de competitie ten enen male op de achtergrond, vooral ook omdat de eerste wedstrijdvorm, véél meer dan de tweede, de tennisuithuizigheid bij het verkregen overwicht dermate blijkt te bevorderen, dat het clubspel noodlijdend dreigt te worden. Er is nog een reden, waarom wijde enorme populariteit van de tornooi-vorm niet enkel voordeel achten en deze is de commercialisering, welke onder de heersende praktijk daaraan inhaerent blijkt te zijn. Rest ons te vermelden, dat in Schiedam, Dordrecht en Gorkum elk een winst van twee banen viel te boeken, te danken aan het initiatief van resp. S.L.V., de aloude Dordtse en „Ready”. Bij het scheiden van de markt vernemen wij, dat het grootste Rotterdamse Park door de Spoorwegen aanvankelijk tegen 1 April a.s. werd opgeëist; een datum, die ten slotte naar 1 October werd verlegd, zodat op deze wijze de speelgelegenheid op de Nenyto voor het volgende seizoen werd gehandhaafd en een goede kans op een behoorlijke continuïteit elders werd open gehouden.” In het verslag van district Utrecht, verzorgd door de secretaris, de heer Drs. W. H. Nagel, worden na een algemene inleiding van de secretaris de feiten kringsgewijze vermeld. Uit zijn inleiding nemen wij het volgende over: „Districtskampioenschappen. – Voor de organisatie van deze wedstrijden bestond weinig animo, totdat Bilthoven zich bereid verklaarde de regeling op zich te nemen. Als steeds was de animo onder de spelers vrij gering. Het is moeilijk reeds direct iets over de resultaten van de jeugdtraining te zeggen. Toch geeft dit jaar in vergelijking met 1946 meer reden tot tevredenheid; inde eerste plaats omdat het gelukt is in beide groepen een kleine kern te verkrijgen van jongelui, die in aanleg ver boven de andere deelnemers staan en inde tweede plaats omdat de opkomst aanmerkelijk beter was. Er was een grotere interesse voor de training, een meer serieus opvatten er van. Dit schenkt vertrouwen voor de komende jaren en het moge

18