(bij rechtse spelers tijdens de forehand voor geplaatst) nu vóór, tijdens, of na de slag de grond raakt.
vinden, temeer nog waar elk geval op zich zelf zal staan en afhankelijk is van het moment en van de persoon. De tennisser van de middenklasse en zeker de beginner heeft echter naar mijn bescheiden mening wèl de meeste houvast (letterlijk eh figuurlijk) aan de stelregel: linkervoet moet de grond raken op het moment, dat het racket de bal raakt, terwijl voor de backhand zal gelden (dit omdat de schouder, waaruit men slaat, vóór staat ten opzichte van het net): rechtervoet bevindt zich reeds op de grond op het moment, dat het racket de bal raakt! Bedenkt evenwel, dat de voet nooit „geplant” mag staan, doch steeds zó, dat men gemakkelijk kan opveren. Met de allergrootste wedstrijdspelers tot voorbeeld nemen, moet de minder begenadigde tennisser trouwens tóch voorzichtig zijn. Tennis-artisten, tennisvirtuozen kunnen en moeten zich vaak vrijheden permitteren, die zeker niet als regel mogen gelden voor spelers van de grote middenklasse. Ja! en nu denk ik ook aan onze groot-
ste aan Timmer. Hij was voor Holland heel groot, maar gelukkig geen tennis-„artist”. Gelukkig, omdat hij juist daarom zo’n goed voorbeeld was en nog is voor de speler van de middenklasse met veel aanleg. Want zo iemand was ook hij eens. Ja! dat was nu een speler, die de harmonie, waarop ik m het begin van mijn artikel doelde, als het ware in het bloed had al heeft hij er onder de voortreffelijke leiding van de heer G. J. Scheurleer heel hard voor moeten werken, om het rustiger rhythme van zijn slagen zo harmonisch bij een perfect voetenwerk te doen aansluiten, dat hij op elk internationaal wedstrijdtournooi juist door die taaie vastheid steeds een bedreiging was voor de weliswaar grote, doch labiele geestesstructuur van de artist. Bij Timmer ging het niet om een overdreven snel „timen”, bij hem stond „de mep” niet voorop, bij hem ging het om de strategie en die is alléén mogelijk op een gezonde basis. En dat was zijn spel: door en door gezond! L. J. NIENABER.
Ik kan dit in het midden laten eigenlijk wel plaatsen, want op glad ijs is het vaak gevaarlijk schaatsen rijden. Zo vind ik, dat het in zwevende stand gevaarlijk tennissen is. En dat laatste doet men toch daar, waar Maskell op pag. 11 links bovenaan (Lawn Tennis van 22 December 1947) schrijft: „Wie echter de filmopnamen en de foto’s van spelers tijdens een wedstrijd goed bekijkt, die zal zien, dat een speler van het „snelle” speltype in 80% van de gevallen op zijn linkervoet het gewicht van zijn lichaam opvangt vlak nadat de bal geslagen is.” Dat hij deze theorie dan ook een 20 regels verderop niet meer helemaal au sérieux schijnt te nemen, is mij niet duidelijk, want voor wat dan volgt kan ik heel wat meer voelen: „Bij slagen die een perfecte timing hebben, zal de linkervoet de grond raken op het moment dat het racket de bal raakt.” Toch blijf ook ik en ik begrijp daarom zo goed de voorzichtige uitspraak van de heer Gourovich een definitieve conclusie betreffende het reeds al of niet op de grond zijn van de bewuste voet tijdens de slag, zeer riskant
VOETENWERK IN TENNIS (Ingezonden)
Geachte Redactie, Naar aanleiding van Uw onderschrift bij mijn ingezonden artikeltje in Uw blad d.d. 24 Januari 1948, moet ik tot mijn spijt opmerken, dat de bedoeling, welke ik hiermede heb gehad, door U volkomen onjuist schijnt te zijn opgevat. Gaarne wil ik ter verduidelijking van de reeds door mij gedane opmerkingen nog het volgende toevoegen. Voor een beroepsspeler bestaan er verschillende geboden. Weliswaar niet vastgelegd, doch als een soort stilzwijgende afspraak tussen beroepsmensen onderling. Het gaat er nu om, wie deze begrijpt of wil begrijpen, wie daar gevoel voor heeft en wie deze nakomt. Begrijpt U mij echter goed. In mijn opvatting ligt niet opgesloten, dat beroepsmensen geen artikelen betreffende de techniek over hun vak zouden mogen schrijven, integendeel. Maar daarbij dienen zij er rekening mede te houden, dat het ene artikel m.i. geen antwoord mag zijn op het andere. Dat dit helaas of misschien gelukkig toch is gebeurd door het artikel van mijn collega, de heer Gourovich, kan tot lering strekken. Misschien gelukkig, omdat de heer Gourovich het niet op alle punten met de Engelse Coach Maskell eens is (of hij al of niet gelijk heeft, doet aan mijn
standpunt niets af) en daarmede mijn bezwaren bevestigt, die ik in mijn ingezonden stukje verwerkte. Volkomen onderschrijf ik uw mening, dat het te wensen ware, dat er wat meer breedheid en wat meer mildheid kwam t.a.v. de techniek van ons vak. En ik verzeker U, dat het steeds mijn streven zal zijn om dit doel te bereiken. Maar dan via het gesproken woord. Met hartelijke dank voor de plaatsruimte, Hoogachtend, W. HEMMES, Voorzitter V.N.T. ★ * tr Het moet ons eerlijk van het hart: Wat het eerste stukje van de heer Hemmes betreft, dat wij volgens hem volkomen onjuist hebben opgevat wij staan hierin niet alleen. Volkomen het tegendeel: wij hoorden niets dan verwondering, ook uit de kring van de collega’s van de heer Hemmes, getuige niet minder dan vijf beschouwingen, waarvan wij er één plaatsen. En wat het tweede deel van het betoog betreft, dat een technisch artikel geen antwoord mag zijn (op grond van geboden voor beroepsmensen) in geschrifte, doch wel in gesproken woord, eerlijk, wij begrijpen het niet Red. L. T.
10