Een nieuwe, onbekende tegenstander

Portugal Drie avonden hadden we op de loting-1948 voor de Davis-beker zitten wachten. Elke radio waarvan we veronderstelden dat zij de loting kon brengen: de Nederlandse, de Engelse, de Amerikaanse (op zich zelf een inspannende sport, vooral die U.S.A.-stations!) werd door ons vol verwachting „geprobeerd”, maar al schrijft het Davis-Cupreglement voor dat de loting binnen drie dagen na het sluiten der inschrijvingen (31 Januari) gehouden moet worden, al had er ineen Frans sportblad gestaan, dat President Truman op 3 Februari des ochtends te 11 uur als eerste van een aantal diplomaten zijn hand inde Davis-beker zou steken om er het eerste papier uitte trekken, we wachtten, zochten, probeerden tevergeefs. Zó tevergeefs dat we er bepaald nijdig onder werden, nijdig bij de gedachte dat wede loting, die vier-en-twintig mogelijkheden inhield, gemist zouden hebben. Maar als we zo tegen middernacht de radioluistersport staakten, dan was er één troost: het A.N.P., dat ons een directe doorgave beloofd had, had de telefoon niet laten rinkelen, had dus blijkbaar ook niets. De enige afleiding die er was, tennis-afleiding dan, was dat we ons, met al die namen van de deelnemende landen voor ons, lieten gaan in fantasieën over het lot dat onze ploeg zou kunnen treffen. Fantasieën waarin het sportieve en het toeristische element dooreengemengeld werden. Waarom zouden b.v. ook onze spelers niet eens kunnen loten tegen de Yougoslaven? Zo’n kennismaking met de heksenketel te Zagreb is een gebeurtenis in je tennisleven wat óns zelf betreft hebben we altijd gehoopt op zo’n uitstapje naar een land waar je nu minder dan ooit uit eigen beweging heen gaat. Of tegen de Zwitsers en dan te Gstaad waar de Belgen, het vorig jaar hun interlandwedstrijd speelden in feeërieke omgeving. Of tegen Noorwegen, in het vriendelijke Oslo, tegen onze gastheren van 1946. Of tegen Portugal een wedstrijd die zowel kans op succes inhield als een aantrekkelijk reisje naar het mooie Estoril, waar deze winter een Borotra, een Harper, een Cochet, weken verbleven en niet weg konden komen Of tegen Engeland, dat we nog nooit als tegenstander voor de Davis-beker getroffen hebben. Of anders de Turken hier, de totale onbekenden. Of de Brazilianen en dan een briefje vooraf om

PORTUGAL

wat extra koffie mee te brengen aangezien ze inde hotels louter surrogaat krijgen. En toen kwam, inde late avond, na wederom vergeefs het radio-nieuws uit vijf landen afgeroomd te hebben, zo tegen twaalven een sonore telefoon-stem van het A.N.P. vertellen; dat de loting er was En dat Nederland vrijgeloot had voor de eerste ronde (alwéér, flitste het in de spanning van de tegenpartij door ons hoofd) en dat het inde. tweede ronde „bovenaan de lijst stond” en dus een staand nummer had en dus een thuiswedstrijd (dat staande nummer begrepen we niet, maar het kon ons niet schelen: wel de thuiswedstrijd en tegen wie, tegen wie....). En wel tegen Portugal. Ja, wat we toen allemaal door elkaar dachten weten we niet precies meer. Maar er was dit bovendrijvende gevoel, telkens weer: wat een bof, wat een bof. Inde eerste plaats om het negatieve! Immers géén lange reis en geen wedstrijd inden vreemde (al ging daarmee voor óns de illusie van Zagreb of Belgrado of Estoril of Barcelona of Gstaad teloor ). En dan: géén wedstrijd tegen een van die landen waartegen onze ploeg kansloos te achten is, of heel weinig kans heeft; Zweden, Italië, Tsjecho-Slowakije, Yougoslavië, ook niet tegen Frankrijk, Spanje, Hongarije, die sterk te achten zijn. Inde tweede plaats omdat de wedstrijd zo op het eerste moment, geleid door de onbekendheid van Portugal op internationaal gebied, een onbekendheid welke inde sterk cosmopolitische uitwisseling van ons spel wel wijst op een bescheiden peil, eindelijk weer eens een goede kans biedt op een succesje ineen thuiswedstrijd. En succes, vooral inde Davis-beker-wedstrijden, werkt altijd suggestief. * * * Portugal, de onbekende, en daardoor waarschijnlijk ook de niet-bepaaldsterke. Werd dit vermoeden bevestigd door wellicht na te speuren feiten? Door uitslagen tegen bekende spelers? Het tornooi dat kortgeleden te Lissabon gehouden is, het „exhibitie-tornooi”, zoals het inde Franse kranten genoemd werd, gaf al heel weinig • uitsluitsel. Slechts een paar ontmoetingen van Portugese spelers tegen Borotra en tegen Cochet: Borotra sloeg Ricciardi 6-2,

6-1 („victoire facile”) en „Cochet elimina sans aucune peine Roquette 6-2, 6-2.” Voorts verloor Roquette vaneen ons onbekende Abdessalam Frankrijk-Algiers) 5-7, 2-6. En daar we wisten dat onze tennisvriend Jack Harper ook te Lissabon gespeeld had, schreven we onmiddellijk naar zijn Engels adres om enige inlichtingen. Men vindt die elders in dit nummer, kort en sober. Dit staat voor ons vast, en daar kunnen alle overwegingen van onderschatting ons niet afbrengen: zo ooit dan heeft Nederland n ü een kans om eindelijk eens een eerste wedstrijd voor de Da vis Cup te winnen, iets wat sinds 1936 (tegen Monaco!) niet gebeurd is. Deze wedstrijd kan gewonnen worden en moet gewonnen worden. In meer dan een gesprek hebben we dit reeds tot uiting gebracht en natuurlijk hebben we hier en daar een hoofdschudden ontmoet en gepraat van te-vroeg-een-druk-leggen-op de-spelers. Het lijkt ons juister en waardiger en fierder wanneer men dit fris onder ogen ziet. Ons was althans de uiting vaneen onzer spelers sympathieker : „Hier ligt een kans, we zullen hem grijpen; anders tellen we helemaal niet meer mee.” Moge deze mentaliteit de inspiratie geven welke tot de overwinning leidt. Want die inspiratie zal er ook bij deze wedstrijd moeten zijn, al was het alleen maar om het gevaar, het grote gevaar van onderschatting te voorkomen. Een gevaar, dat we, naast een overtuiging dat winnen mogelijk en waarschijnlijk is, grif erkennen. En dan, als deze wedstrijd gewonnen is, een zwaarder wedstrijd. Zoals ineen derde ronde vaneen Davis Cup te verwachten is. Zwaarder, maar dank zij het ook hierin niet onfortuinlijke lot, daarom nog niet onoverkomelijk. Uit het lotings-schema blijkt dat Engeland en India elkaar inde eerste ronde van het „kwart” waarin Nederland te land is gekomen, een kwart van slechts vijf landen, ontmoeten. De winnaar komt inde tweede (onze) ronde tegen Noorwegen. En heeft daarin alle kansen om te winnen. Gebeurt dit niet dan moet Noorwegen naar ons land komen. Ondanks de spelkracht welke uit zulk een overwinning zou spreken', zou zulk een wedstrijd onze spelers stellig welkom zijn. Vooral omdat het een thuiswedstrijd is. Stellig zouden hierin goede kansen voor onze ploeg liggen. In 1946 wonnen onze spelers, na de Davis Cupwedstrijd tegen Zweden, te Oslo met 4—2. Waarschijnlijker is dat óf Engeland Óf India inde derde ronde doordringen. Zij vechten dit inde eerste ronde uit. Ónmogelijk te zeggen wie de beste

VOOR DE DAVIS-BEKER

3