Onze Tennislessen

In samenwerking met den BOND VAN TENNISOEFENMEESTERS IN NEDERLAND

Het moeilijke VOLLEEREN

DE LAGE FOREHAND-VOLLEYS . EN DE BACKHANDS

„Volleeren (zegt oefenmeester Hemmes tegen een van zijn ambitieuse leerlingen die wel zoover de drives geoefend heeft dat hij aan het volleeren kan beginnen) is niet zoo moeilijk als de bal maar hooger dan het net is. Wanneer dat het geval is dan voelt een speler die een beetje aanleg heeft als vanzelf hoe hij zijn racket moet houden en hoe hij moet staan om den bal over het net te krijgen. Bij dat gevoel heeft hij slechts technische raadgevingen noodig, zooals in het vorig nummer behandeld om de kunst van volleeren een beetje onder de knie te krijgen. Maar het wordt bepaald moeilijk wanneer een speler te doen krijgt met een bal die na het passeeren van het net snel daalt zooals een goed passingshot dat behoort te doen. Immers, een speler die zijn slagen beheerscht en die zelf niet ineen al te moeilijke positie is, zal met opzet zoo’n drive waarmee hij een netspeler tracht te passeeren een traject geven waarbij de bal daalt. Want, zooals gezegd, dat is voor den volleyer inde eerste plaats moeilijker. En inde tweede plaats, al heeft hij den bal goed op het racket en goed over het net, hij moet toch uit die lage positie den bal opwaarts spelen en dat biedt voor den anderen speler een kans tot afmaken, want zoo’n opwaartsche bal is immers hooger dan het net. Tenminste als hij er als de kippen bij is. „Nu ziet men tal van spelers die een lagen bal moeten volleeren, het racket naar beneden brengen en den bal met een klapje alsof zij een zachte drive slaan, naar boven tikken. Natuurlijk zal het wel eens gebeuren dat de bal er komt. Maar als hij er komt, gaat hij met een boogje vrij ver in het andere veld. En daarmee biedt hij den tegenstander een mooie kans om een goeden terugslag te spelen. Bovendien is het moeilijk om zoo’n volley-met-laag-racket een dwarsche richting te geven, om er een cross-volley van te maken. Vandaar dat men spelers die de kunst van volleeren verstaan nooit een lagen bal op die wijze zien volleeren. Tenzij zij in nood zijn en niet anders kunnen doen

dan zich, hoe dan ook, te redden. Een goed volleyer zal diep inde knieën doorbuigen, de voorste knie (bij de forehand-volley de linker) het meest, de andere wat minder omdat het andere been wat gestrekter moet zijn terwille van de balans van het lichaam. Hij zal zoo diep doorbuigen dat het racketblad niet beneden de pols komt, ook bij heel lage ballen niet. Sommige beginners hebben daarbij de gewoonte om de linkerschouder diep te laten doorzakken zoodat deze te laag komt. Evenmin is het goed om den rechterschouder te laten doorzakken zoodat de schouderlijn een bijkans rechten hoek met het veld maakt. De balans van het lichaam en de soepelheid van de lage volley worden bevorderd wanneer men de schouderlijn (op zichzelf genomen) ongeveer evenwijdig met den grond houdt, of bij heel lage ballen, den rechterschouder wat meer naar beneden dan den linker. Waarbij ik herhaal dat de linker naar het net moet wijzen. Foto 1 geeft hiervan een beeld, foto 2 eveneens. Meer dan bij de hooge volley moet het racketblad „open” zijn, dat wil zeggen achterover hellend. Doch vooral niet te veel! Bij een te sterke achterwaartsche helling zijn er twee gevaren. Inde eerste plaats dat men, indien de tik met het racket tegen den bal niet geheel zuiver en een beetje te veel opwaarts is de bal te veel de hoogte in gaat, kansen biedend aan de tegenpartij. Inde tweede plaats dat de bal van het racket af schuift. Vooral wanneer een speler een lagen bal wil volleeren die met effect gespeeld wordt zal de kans van afglijden des te grooter zijn. „Spelers die nooit gevolleerd hebben en die de lage volley hier in beeld gebracht zien, zullen ongetwijfeld dezelfde vraag stellen, welke veel leerlingen stellen, indien zij voor het eerst de lage volley in toepassing moeten brengen. D.w.z. van laag naar hoog. Een goed volleyer zal dit, indien de bal niet al te laag is, nooit doen. Hij zal ook nu met het racket een „kappende” beweging maken, van hoog naar laag. Wie een wedstrijd goed volgt zal dan ook meer dan bij een heel lagen bal meer dan eens

7