UIT HET NOORDEN
Waarom wordt ons tennis in Groningen zoo ongeveer vijf tot zesmaal, misschien veel meer beoefend in Groningen dan in het naastgelegen Friesland en evenredig op breeder basis georganiseerd? Het is een vraag die zich opdringt bij hem die kennis neemt van die uitgebreide organisatie, welke al jaren in Groningen en ommelanden bestaat en waarvan de westerlingen géén of onvoldoende begrip hebben. Kringen kende men er al toen in het Westen de districts-indeeling er nog niet eens was. Tornooien werden er al met een tijdtabel gehouden, toen men in „Holland over de mogelijkheid daarvan begon te discussieeren... We hebben met den bonds-secretaris een tocht door de Sneeuw gemaakt naar Stadskanaal om op een Zaterdagmiddag een praatje over tennis te houden en de films van Patterson en Johnston te vertoonen, toen men in het Westen inde groote tenniscentra nog aan het overwegen was of men wel zoo’n film-avond zou aandurven. Op dien zeer kouden wintermiddag waren er in Stadskanaal een honderdtal hoorders! En des avonds te Groningen ineen groote zaal, meer dan driehonderd. Later zijn we in Stedum en in Uithuizermeeden geweest en vonden aandachtig gehoor ineen echt gezellige bovenzaal van het Café, waar de koffiepotten-met-kraantjes op tafeltjes stonden en koek geserveerd werd. Ja, dat was het voorloopende werk om de Groningsche tennissers tot den N.L.T.B. te bekeeren. En sindsdien zijn er meer dan 1000 spelers, die hun eigen organisaties hebben, hun oefen-wedstrijden, hun kringen-wedstrijden, hun provinciën-wedstrijden. In het Groningsche tennisleven zit pit. Vorige en tegenwoordige bestuurders hebben eer van hun werk. Al zitten we er niet zoo „in” als in het Westen, we hebben jaarlijks wel zooveel contact, dat we dit oordeel durven neerschrijven. Er zitten daar in het hooge Noorden harde werkers, menschen die veel voor hun vereeniging, voor hun kring (0.G.T.8., T.H.N. of hoe die heeten mogen) over hebben. Er zitten daar kerels die wat verzetten kunnen. Hier in het Whsten kent men hun vertegenwoordiger: mr. Jansen, doch men kent hem niet i n zijn eigen district! Hij is een dynamicus, hij werkt en stuwt. Hij heeft het euvele voornemen gehad om de zorg voor het hem zoo na aan het tennishart liggende district op te geven we hooren er niet meer van en tennissend Groningen mag zich gelukkig prijzen als er voorloopig niet meer van gehoord wordt! Bewijs van
de Groningsche voortvarendheid? De plannen voor viering van ’t jubileum zijn al in concept ingediend ! En dan: in Januari ontwaakt de belangstelling voor tennis-aangelegenheden al. In Januari zijn er club- en kringvergaderingen. Zijn er al tennis-avonden! Jansen heeft ook de zorg voor deze op zich genomen. Met films van de C.P.C., die eenige jaren geleden in ’t Westen gegeven werden, hun volle waarde behouden hebben, doch hier bekend zijn, bezoekt hij zijn provinciale centra, zoodra een verzoek dienaangaande hem bereikt. En zulke verzoeken zijn er nu reeds! Op 7 Januari heeft Groningen de eerste tennisavond in 1939 van den N. L. T. B. Ee n rum kan daarop prat gaan, een week later volgt Loppersum. Twee centra van den Noord-Groningschen Tennisbond die tien clubs met 300 leden en 200 juniores telt! Hoe jammer, dat het contact van zulk een district, met zijn meer dan 1000 leden, met het westen niet intenser kan zijn! Zou in dit jubileumsjaar onze Davis Cup-ploeg niet eens kunnen demonstreeren, desnoods oefenwedstrijden spelen en dan ’s avonds wat nieuwe films, enz. ? INGEZONDEN • TENNIS IN NEDERLAND. De Bond van Tennisoefenmeesters, welke op 4 Maart 1939 haar tienjarig bestaan zal herdenken, kan er niet op bogen, dat dit gemakkelijke jaren zijn geweest. Zeker, iedere bond heeft met moeilijkheden te kampen, maar ontbreekt het hier niet aan samenwerking tusschen N.L.T.8,, directies van tennisparken, 8.T.0.N. en aan collegialiteit der hier in Nederland werkzaam zijnde oefenmeesters, zoowel de georganiseerde als de ongeorganiseerde? Terwijl er dingen geschieden, welke voor de tenniswereld min of meer onbekend blijven en men denkt, dat het thans bestaande bestuur niet bij machte is de georganiseerde te straffen bv. door schorsing, royeering enz., geschiedt dit wel degelijk, doch de uitwerking is door bovengenoemd gebrek aan samenwerking dusdanig, dat deze oefenmeesters hun lessen kunnen blijven voortzetten, soms spelen onder het vastgesteld tarief, ja, zelfs de kans krijgen om aangesteld te worden als honds oefenmeester ! Voor het bestuur van den 8.T.0.N. is het dan ook een onmogelijke taak, de gedeputeerden als parkdirecties] sportfirma’s en lesnemer (sters) daarop te wijzen. O.i. zou hier krachtiger kunnen worden opgetreden, indien de N.L. T.B. zich daar voor spande. Een ander punt, wat ons steeds
treft, is de meerling over het coachen der Hollandsche oefenmeesters. Zeker, als oefenmeesters leggen wij ons er onmiddellijk bij neer, dat, indien oefenmeester A. beter geacht wordt dan oefenmeester 8., men aan eerstgenoemde de voorkeur zal geven. Voor ons is ’t echter een vaststaand feit, dat dikwijls te veel gelet wordt op het „inde smaak vallen der coaches bij hun lesnemer (sters) en leiders en te weinig op hun mentaliteit en eventueele capaciteiten. Het heeft ons daarom getroffen, dat enkele amateurs zich in interviews misprijzend hebben uitgelaten over het coachen der Hollandsche oefenmeesters. Meenen deze Heeren Amateurs daarover te kunnen oordeelen? Hebben zij daar ondervinding van? Indien men met een enkelen Hollandschen oefenmeester heeft gespeeld, heeft men dan het recht, ineen interview te generaliseeren? Verwonderd heeft het ons dan ook, dat toen een lid van onzen bond tijdens een interview op enkele punten zijn persoonlijke gedachtengang te veel den vrijen loop liet, direct commentaar gegeven werd door de pers, terwijl zulks niet geschiedde op de interviews met de Heeren Amateurs. Met bovenstaand bedoelen wij een indruk te geven van de wanverhoudingen, welke thans gehouden worden tusschen N.L.T.B. en 8.T.0.N. en welke ten doel hebben, laatstgenoemde bij de eerste onder te brengen, tot een goed eindresultaat leiden, opdat inde toekomst over alle linies een betere samenwerking verwacht kan worden, hetgeen tennissend-Nederland zeker ten goede zal komen. Met dank voor de verleendé plaatsruimte, verblijven wij met de meeste hoogachting. Namens het Bestuur der Bond van Tennisoefenmeesters W. HEMMER, Secr-Penn. Wij meenen, dat de geachte inzender zich in zijn pleidooi voor betere toestanden (een pleidooi, dat wij in haar geheel genomen, kunnen onderschrijven) op één punt vergist en wel waar hij schrijft over het misprijzend uitlaten van amateurs over Hollandsche coaches. Het bestuur van den 8.T.0.N. heeft er zich over verwonderd, aldus de inzender, dat de pers geen commentaar daarop gaf, echter wél op den iets te vrijen gedachtengang vaneen oefenmeester. De vergissing die de inzender maakt is deze: de amateur uitte zijn opinie overeen lesgever, die hem niet voldaan had de oefenmeester uitte zijn opinie over een collega. Dit laatste is al lang dank zij de loyale houding van den oefenmeester de wereld uit, doch het verschil dient even gereleveerd te worden, teneinde vermeende inconsequentie van „de pers” (i.e. Lawn Tennis) te weer]eggen. RED.
5