Lof voor de ... . Cementboon! Niet alleen in ons land, maar we kunnen wel zeggen in heel Europa is de cement- of asphaltbaan als wedstrijdbaan, ja als oefenbaan voor goed spel, iets „voor historisch”. Komt niet meer in aanmerking. Vindt absolute veroordeeling. Noch voor den Davis Cup, noch voor den Koning Gustaafbeker mogen wedstrijden op cement of asphalt gespeeld worden. Een competitie wedstrijd eerste of overgangsklasse ondenkbaar; tweede klassers zijn verontwaardigd, indien ze er op moeten spelen In Amerika, het vooruitstrevende Amerika, in Californië, de bakermat van de wereldfiguren (Johnston, Wills, Jacobs, Vines, Budge, Marble ) is die veroordeeling nret alleen minder groot, zij is er heelemaal niet! Het wonderlijke is dat men ineen klimaat, dat tien maanden van de twaalf (en dat is nog aan den lagen kant) tennis toelaat voornamelijk asphalt- en cementbanen heeft. Het is op die banen dat de groote figuren welke we zoo juist genoemd hebben niet alleen het spel in hun prille jeugd leerden, maar dat zij het completeeren. Om de uitstekende eigenschappen welke deze banen hebben om de betrouwbaarheid van den sprong, om de snelheid van het spel, zoodat het spel-op-gras nabij komt. Het is geen eigengereedheid van de Amerikanen om aan cement te hechten. Ook de Europeanen die Californië bezochten worden er door getroffen. Toen Ferry vorig jaar ons land bezocht en we een en ander over zijn Amerikaansche indrukken hoorden, toen schreef hij het hooge peil van het Westelijke Amerikaansche tennis voor een niet gering deel toe aan de cenmentbanen van Berkeley, San Francisco en Los Angelos. Wie in dit nummer de interessante indrukken van den Engelschen speler Jones over zijn Amerikaansche tennisreis leest, zal daarin ook den gunstigen invloed van die banen op de ontwikkeling van het spel terugvinden. Ineen rapport van Hughes, die aanvoerder van de Engelsche ploeg was, welke in Amerika speelde, rept deze ook van het nut der cementbanen voor het snelle, aanvallende spel. En tenslotte deelt de Duitscher Henkel dat gunstige oordeel. Hij schijft 0.a.: „Een zeer goeden invloed op de ontwikkeling van het spel hebben m.i. de banen. Men speelt er op asphalt; het spel is kolossaal snel, de bal springt hoog en moet wel inden opsprong genomen worden. Daaruit komt vanzelf reeds bij de jeugd de basis van den z.g. Amerikaanschen stijl voort: harde service, aanvallende slagen en daarop aansluitend zoo spoedig mogelijk naar het net. Spelen-op-vastheid treft men er zelden. Men zou al gauw door den overheerschenden aanval in het nadeel zijn”. Het is niet onze bedoeling om op grond van deze uitingen, al komen zij van gezaghebbende figuren, een lans te breken of propaganda te maken voor asphalt- of cementbanen! Maar wèl blijkt hieruit wat velen, met Borotra als meest overtuigde pionier, reeds betoogd hebben, dat het spel op de huidige Europeesche gravelbanen te weinig snelheid heeft, te weinig aanval toelaat. Aan dit verschil wordt o.a. de superioriteit van Budge over von Cramm toegeschreven door von Cramm zelf! Ineen intervieuw in Amerika heeft hij zich even laten gaan: wij in Europa leeren die fijne variatie in vaart niet, welke op sneller banen mogelijk is; de ..fading” van den gesneden slag is er niet zoo gevaarlijk, de aanvalsslagen worden er geremd.” Decugis, de oude Fransche tennis-vos had gelijk toen hij zei: „laten we toch niet te veel delibereeren over de verschillen van de balsoorten, zoolang er zulke enorme verschillen in baansoorten kunnen bestaan, welke verschillen véél meer invloed op het spel hebben.” Waarmee we tenslotte maar willen laten uitkomen, dat de Europeesche (en de Nederlandsche) tenniswereld gebaat zou zijn met een baan die sneller is dan de tegenwoordige gravelbanen en dat het de taak der technici is (die wel zoon snelle gravel-baan kunnen maken) om tegelijkertijd de bespeelbaarheid, veerkracht (want die heeft een cementbaan niet) en drainage tc behouden. Zou dat ónmogelijk zijn ? Amsterdomsche Hoogsche oefenmeesters. Inde Apollo-hal hebben de Amsterdamsche oefenmeesters hun jaarlijkschen wedstrijd om den Apollo-beker gespeeld tegen de Haagsche collega’s. Een wedstrijd die grooter belangstelling verdiende dan er betoond werd. In enkele partijen bereikte het spel een zeer goed peil. Waasdorp was uitstekend op dreef. Eigenlijk te goed, want nu ontbrak tegen een Jan Goedraad die blijkbaar nog niet goed thuiswas in het besloten spel vaneen hal, de spanning welke de eindstrijd om het open kampioenschap gekenmerkt

heeft.. Hemmes had een long set noodig tegen den aanvankelijk zeer goed dreef zijnden M. Goedraad. De uitslagen waren (Amsterdam eerst genoemd): Enkelspelen; Waasdorp slaat J. Goedraad 6—• 1. 6—l; M. Goedraad verl. van Hemmes 6—B, 2—6; Wijbrandts verl. van A. Hemmes 3—6, 7—9; Beem slaat Stuijver 6—o, 6 1; Sabe slaat Houps 7—5, 9—7; Stas sl. Zurhaar 6 3, 6 3. Dubbelspelen: Waasdorp en M. Goedraad verl. van J. Goedraad en W. Hemmes 2 6, 3 6. Wijbrandts en Beem slaan A. Hemmes en Houps 7—5, B—6; Sabe en Stas slaan Zurhaar en Stuijver 10—8, 6—4. DROPSHOTS. Het amateurisme is een wonderlijk begrip. Met duizenderlei uitleggingen en nuanceeringen. Wat bij de eene tak van sport volkomen „en régie” is dat is bij de andere een hevige overtreding. Er zouden essays en boekdoelen over te schrijven zijn. Eenvoudige voorbeelden wijzen het ook uit: Bradman, de befaamde Australische cricketer, is amateur. Dat wil zeggen, hij krijgt als hij voor zijn club of voor zijn land speelt 5 pond per dag. Ja, werkelijk als amateur, vijf-en-veertig gulden per dag. En voor een toet van de Australiërs naar Engeland krijgt hij 600 pond. Of ongeveer 5400 gulden. De Daily Telegraph vermeldt er bij dat het in Australië aan entreegelden 2000 (twee duizend) pond per dag scheelt indien hij niet of zoo goed niet aan bat komt. Maar dat doet aan het merkwaardige begrip van ~loonderving” voor den amateur Bradman niets af. Dat kan... En onze spelers en Engelsche spelers en andere mogen nauwelijks een taxi in rekening brengen indien de noodzakelijkheid daarvan niet duidelijk blijkt Maar het gekste is, dat vrijwel iedereen weet, dat de Australische tennissers, indien zij op toer zijn, ook een aardig dag- of zakgeld krijgen. En de Amerikanen ook .... En de Duitschers ook. En de Oostenrijkers en Yougoslaven, neen, laten we het tennis-toerisme laten rusten. ■— De „praktische” voorbereiding voor het veertigjarig bestaan van den N.L.T.B. zal binnenkort beginnen. Het bestuur heeft een comité benoemd dat plannen moet ontwerpen, welk comité bestaat uit de heeren H. Schram de Jong, mr. E. Heldring, ir. J. Bartelds en C. Vreedenburgh. Geen gemakkelijke taak dunkt ons. Want, als de regeling voor het fonds zoo blijft, dan zal dit niet grooter worden dan ongeveer ƒ 4000. En daarvan moet 35% af aan de districten. Wat blijft er tenslotte voor iets grootsch over . . . .?

15