LAWN TENNIS

De Jaarlijksche Vergadering te Rotterdam

Het was of de jaarlijksche te Rotterdam onze beschouwing in het vorig nummer over de betrekkelijke overbodigheid (let op het woord : betrekkelijke) wilde weerleggen. Het uitgangspunt dier beschouwing werd in zooverre getroefd, dat de belangstelling grooter was dan dikwijls op jaarvergaderingen het geval geweest is. En de aftroeving ging nog verder, want het was niet louter een „toehoorende” belangstelling, het was ook een actieve. Zoo actief, dat we enkele malen den indruk kregen, dat enkelen zich, over het directe doel heen, niet alleen wilden doen hooren, doch zich wilden laten gelden. Inderdaad, dit laatste is ons ook inde overpeinzingen na de vergadering (een noodzakelijke plicht voor een overzichtschrijver en naar we hopen ook voor menig bestuurslid) bijgebleven. We hebben dat hooren verwerpen en er waren momenten, dat het verwerpelijk was. Zoo b.v. het slot, waarin een afgevaardigde zoo ver ging, dat hij een nauwgezette controle van alle machtigingen eischte en van de goede trouw een verwijt maakte. In al de theoretische juistheid was dit een schrille dissonant van wantrouwen, waarvoor geen enkele grond aanwezig was. Maar het verschijnsel van „zich laten gelden” moet men daarom niet verwerpen, noch onderschatten. Het is een onmiskenbare evolutie die zich voltrekt, zooals die zich in voetbal voltrokken heeft, in zwemmen, in schermen ook al zooals die bezig is bij hockey en stellig ook bij tennis. Het is de nivelleering, gelijk opgaande met de populariseering van het spel. De waarde van tradities wordt ontkend men stelt er de kille nuchterheid van feiten en verhoudingen tegenover. Het is geen tennisverschijnsel het is een uitvloeisel van het complex van sociale verschijnselen. Zij, die dit in zijn algemeenheid zouden willen ontkennen, zich er tegen zouden verzetten, eventueel met heilige overtuiging, zouden blijk geven dezen tijd niet te begrijpen, zouden een onherstelbare fout maken. Naar ons gevoel heeft de voorzitter van deze vergadering, de heer Mr. C. Punt (de heer Broese van Groenou was wegens ambtsbezigheden verhinderd), het verschijnsel zuiver aangevoeld. Had hij dit niet, er zouden wellicht conflicten ontstaan zijn, waar nu schermutselingetjes waren. Houden we even deze lijn, die voor ons door de vergadering liep, vast. Dóór de onderwerpen heen, was zij merkbaar inde punten, welke de heer Scheurleer in het geding bracht. Steunend op de tradities van het on voorwaardelijk vertrouwen, dat een aanvoerder moet genieten van zijn spelers, van zijn bond, ging de heer Scheurleer zoo ver, dat hij ook een gedetailleerde, pluizer-achfige verantwoording van uitgaven overbodig achtte. Zonder deze stelling te aanvaarden, kan men haar begrijpen. Wij, die den heer Scheurleer als aanvoerder te Berlijn in al zijn zorgen voor de spelers, al zijn verzorging van de details, al zijn streven naar het scheppen vaneen gunstige atmosfeer hebben meegemaakt, kunnen het ons zeker begrijpen. Zélf zouden we het wellicht anders doen maar dat doet er niet toe. De heer Scheurleer verdedigde deze stelling van hooge verantwoordelijkheid dat de vergadering, dat de organisatie die N.L.T.B. heet die stelling niet kon en niet mocht aanvaarden, dat ligt in haar tegenwoordige constellatie opgesloten ! Was iets dergelijks niet de ondergrond, naast andere onder- en bovengrondsche elementen, van de candidatuur-Timmer ? De heer Scheurleer verdedigde die candidatuur met een overtuiging, waarvan hij o.i. verwachtte, dat zij reeds op zichzelf genomen de vergadering tot zijn inzicht en mede-overtuiging zou brengen. Grooter bleek echter de tegenstrooming om zich te doen gelden, d.w.z. om de eigen opvattingen, de eigen meening niet te laten beïnvloeden. De waarde en de beteekenis van de candidatuur-Timmer kwam hierbij niet in het geding. Men wilde de daad niet, zeker niet door het offer vaneen der aftredende bestuursleden, zelfs niet door uitbreiding van het bestuur zónder offer. Van de besprekingen en debatten behoorden deze twee punten wel tot de belangrijkste. De resultaten onderstellen we bekend : de heer Scheurleer keerde zich niet tegen de opvatting, dat een globale afrekening dooreen aanvoerder of leider ingeleverd dient te worden ; hij meende dit gedaan te hebben en zal het in elk geval alsnog doen.

En het andere punt: de candidatuur-Timmer werd ingetrokken nadat het bestuur besloten had om geen voorstel in die richting te doen. Dit laatste kon alleen van het bestuur uitgaan en het moest dan nog met 2/3 van het aantal stemmen bekrachtigd worden, omdat het voorstel niet op de agenda voorkomt. Nog twee punten hadden de bijzondere aandacht der vergadering : de dispensatie aan den heer Swaan en het ballenvraagstuk. Ineen niet bepaald gelukkige, misschien ook niet juiste redactie had het bestuur, wat zelden gebeurt, zijn besluit en zijn oordeel over die dispensatie, mede als een soort prae-advies, op de agenda geplaatst. We onderstellen een en ander bekend ; de heer Swaan is directeur geworden van het sport(tennis)park Apollo, heeft dus inkomsten in verband met de tennissport, is dus feitelijk niet verkiesbaar als bestuurslid, tenzij dispensatie wordt verleend ; hetgeen door het bestuur gebeuren kan, doch wat de algemeene vergadering dan moet goedkeuren met tweederde der geldige uitgebrachte stemmen. Een strijd ontspon zich tusschen principe en persoon. Wat het principe betreft ; er waren afgevaardigden die zich, hoe dan ook, tegen elke afwijking verklaarden ; er waren er die noode afstand deden van het principe terwille van den persoon. En er waren afgevaardigden die het principe niet telden waar het een persoon gold, die zich een harde bestuurswerker toont. Het kwam ons voor dat de middelste strooming de sterkste was;: principe ófferend terwille van het geval. Een strooming die geleid werd door de juiste, in dit verband ook geestige opmerking van den voorzitter, dat het dispensatie-artikel óók een artikel van het reglement is en dus óók toegepast kan worden ! Het was deze strooming, welke den doorslag gaf inde stemmenverhouding : 141—55. Volgens het reglementaire was het tweederde deel met eenige marge bereikt (131), op zichzelf beteekent het verschil een groote meerderheid, welke de heer Swaan zich zonder twijfel persoonlijk als een eerbetoon tegenover zijn persoon mag aanrekenen. Zonder twijfel inderdaad, doch voor wie het beluisteren der uitingen, het waarnemen der verschijnselen evenzeer beteekenis heeft als een geval op zichzelf, voor die zal het toch wel duidelijk geworden zijn, dat het dispensatie-principe in het algemeen met zorg en bij uitzondering toegepast moet worden. De tijd is rijp dat de N.L.T.B. de absolute algemeenheid van dit artikel (n.b. is dispensatie mogelijk van .... 2/3 waarmee de dispensatie verleend wordt, elke vergadering kan dit op gewone meerderheid brengen ! ! !) herziet en dat dit „statuaire monstrum”, zooals een knap jurist dit betitelde, plaats maakt voor een regeling, waarbij bepaalde beginselen onaantastbaar zijn. Nu de Reglementscommissie het recht van initiatief, dat zij zich toegekend heeft, door de vergadering zonder vlag of stoot bevestigd zag, zal het, gezien haar constellatie, stellig van haar uitgaan. We verwachten dit zeker van haar voorzitter.

123