tijds de bakens verzet te worden en het scheppen van continuïteit inde rangen is daartoe ’t eenige middel.

Nog een andere misstand vergt onze aandacht. De assistent mag wettelijk alleen onder toezicht vaneen apotheker werkzaam zijn. Deze bepaling is natuurlijk geheel juist; de assistent mist de volkomen kennis der pharmacie en de veiligheid eischt dus deskundig toezicht. Zelfs de meest consciëntieuze apotheker kan echter op een reeks assistenten maar onvolkomen toezicht uitoefenen; de assistenten werken veel te veel zelfstandig en bij afwezigheid, bij ziekte, zelfs geheel zelfstandig. Nu is het wel waar, dat onze receptuur dikwijls eenvoudig is, maar dit doet aan het feit niet af. De assistent zelve en het publiek taxeeren den dienstdoenden assistent daardoor veelal op een waarde, die hij niet bezit; men ziet hem aan voor een apotheker, terwijl hem de kennis ontbreekt. Wij zijn in dit opzicht ook weder aan den toestand gewoon geraakt, maar, strikt genomen, wordt er veel te veel onbevoegde artsenijbereidkunst in onze apotheken zelve gedaan. Men zou dus in iedere apotheek meerdere apothekers moeten bezitten, om aan dezen misstand een eind te maken. De meeste bedrijven kunnen deze kosten bij bezetting door Nederlandsche apothekers echter niet dragen. Een en ander is voor mij aanleiding geweest, om het pharmaceutisch onderwijs in Indië niet geheel naar Nederlandsch model in te richten. Zouden de bovengeschetste feiten genegeerd worden, dan werd onze Indische pharmacie in banen gedrukt met erkende fouten. Ik meen dan ook een oplossing in andere richting te moeten zoeken. Ons onderwijs zal, om aan een en ander tegemoet te komen, rekening moeten houden met: 10. het wegnemen van de scherpe scheiding tusschen apothekers en assistenten; 20. de eischen der maatschappij, die alleen apothekers verlangt en dus onderwijs uitsluitend in verband met het bedrijf noodig maakt; 30. de behoefte aan een ruim aantal apothekers. Rekening houdende met deze eischen, komt mij het bovengegeven schema van onderwijs de aangewezen oplossing voor. Weliswaar is het programma niet uitgebreid, doch het omvat meer dan in eenige Germaansche landen noodig wordt geacht.

358