Oordeelden deze hoofdlieden het noodig, dat in grutterszaken eens overleg werd gepleegd, dan werd een vergadering nitgeschreven; de leden waren verplicht „te compareren”. Op deze vergaderingen werden kwesties tusschen meesters, knegts en leerlingen onderzocht, boete en bekeuringen besproken, „mits sy niet de somma van vijf en twintig guldens excedeerden”. Men kon evenwel in hooger beroep gaan en mogen „klaegen aan Borgemeesteren Kamer.” Dat deze uitspraak niet altijd door de schuldigen in stilte werd aangehoord, blijkt uit artikel 54. „Een ygelijk ’t zij knegts of leerlingen of ander sal zig hebben te wachten de Hoofdluyden te injureeren te schelden of qualik te bejegenen.”; daarop stond een boete van zes gulden, voor het geval dat het qualik bejegenen in „sware bedreyginge en feytelykheden” ontaarden mochten, werden zwaardere straffen opgelegd. Met het vaststellen van het jaarloon, dat aan den Gildeknegt zou worden uitgekeerd en de „Authorisatie” van alle gildebroeders, om te bekeuren „in cas van contraventien tegen dese Ordonnantie”, eindigt dit document, dat werd onderteekend door Mr. Johan van den Hoeven, Heer van den Tempel, Berkel en Rederijs, Schout, Jean de Mey, Heer van IJsselmionde, Burgemeester, Mr. Jakob vanHersel e, Mr. Adriaan Boon, Schepenen en door den Secretaris Jacob van Belle. Referaten. Het aantoonen van tin in oplossing. Dit geschiedt gewoonliffc, door het tin over te voeren in stannochloride en dit aan te toon'en met sublimaat. Deze laatste reactie is zeer gevoelig, daar 0.1 mg. in 10 cm.3 oplossing gemakkelijk zichtbaar is. Moeilijkheden doen zich voor, als het tin in stannivorm aanwezig is, daar de reductie tot stanno slechts onder zorgvuldige voorzorgen quanütatief plaats grijpt. Zeer geschikt hiervoor is lood. zooals Treadwell in 1922 aanitoonde. J. H. Reedy voert de reactie uiiit in een filterbuis, 20 cm. lang en 1 tot 2 cm. wijd; eventueel is een chloorcalciumbuis bruikbaar. Van onder vordt de buis gesloten met een prop watten of glaswol, waarop een laag van 10 cm, lood-Poeder gebracht wordt. De te onderzoeken oplossing wordt met zoutzuur aangezuurd tot ongeveer 0.5 N. zuur, tot koken gebracht en door het loodfiUer gefiltreerd ineen reageerbuis, waarin 3 tot 4 cm.* sublimaatoplossing zich bevindt. Bij een gehalte van 0.2 mg. per 10 om.s der proefvloeistof werd nog een troebeling inde sublimaatoplossing waar ge-
327