(13) Pharmaceut. Weekblad 1927, blz. 255 en 775. C4) L. Gatter ma nn, Die Praxis des org. Chemik. 1925, blz. 14. (15) Nieuw Tijdschrift voor Pharmacie in Nederland, 1877, T)lz. 257 en 308. O El Ime r, Dissert. Freiburg 1909, liefeer die Fettsauren des Lebertrans. (17) Caminecci, Dissert. Freiburg 1914, Zur Kenntnis der Fettsauren des Lebertrans. (18) M. Tsujimo toen K. Kimurza, J. chem Soc. 1923. (19) Dr. L. Übbel oh d e und Dr. F. Goldsc hmid t, Handbuch der Fette und Gele 11, blz. 651, 1920. (20) HenriMarcelet, Les Huiles d’Animaux marins. (21) Chem. Zeitung 1898, blz. 162. (22) Bulletin de Ia Société de Chim. biolog. 1929, no. 1. (2S) Codex Medicamentarius Gallicus 1908. (24) Codex Medicamentarius Gallicus, Nouveau Supplément 1926. (25) O. Dammer, Handbuch der anorgan. Chemie. (2e) Annalen 120—1861—70. (2T) Compt. Rend. 145—1907—807. Referaten. De bepaling van laevulose in urine. Door C. I. Kruisheer (Biochem. Zeitschr. 207, 441, 1929) wordt de navolgende titratie aangegeven, die berust op de waarneming van Kolth of f, dat dooreen alkalische jodiumoplossing de aldosesuikers (glucose, lactose) vernietigd worden, terwijl fructose voor meer dan 99 proe. gespaard blijft. De andere, in urine voorkomende, reduceerende stoffen worden gelijktijdig geoxydeerd, zoodat volgens schr. de laevulosebepaling zeer nauwkeurig is, maarde jodometrische gluoosebepaling om die reden onbruikbaar is. Voorschrift: Ineen maatkolf van 100 cm.’ pipetteert men 10 cm.3 urine, die hoogstens 3 proc. totaal suiker bevatten mag (anders verdunnen). Men voegt 30 cm.s water toe en 5 cm.34 N. natronloog en laat daarna 16 cm.31 N. joodoplossing, of zooveel meer als noodig is, om de oplossing blijvend bruin te kleuren, toevloeien. Na 557'—7 minuten voegt men 3 cm.34 N. zwavelzuur toe (loog en zuur uiteen meetpipet). Dan neemt men het jodium weg
277