leid door alkalische pyrogalloloplossing). Tot poeder gewreven jodium en ijzer worden toegevoegd en weer geruimen tijd stikstof doorgeleid. Daarna worden de kranen gesloten en de flesch inde schudmachine gezet. Men weet dan zeker, dat geen O- aanwezig is. Ook kan men, zonder dat de lucht binnen kan dringen, een proefje uit de flesch nemen, om te zien, of het praeparaat al jodium-vrij is. Er werd een praeparaat verkregen, dat 0.246 pCt. ijzer bevatte en precies dezelfde kleur had als de andere joodijzerlevertranen. Wat den eisoh van de Pharmacopee betreft aangaande het ijzergehalte, hierover is nog het volgende op te merken. Geschud worden 394 dln. levertraan met 10 dln. ijzerpoeder en 5 dln. jodium. De Pharmacopee veronderstelt, dat er slechts ferrojodide wordt gevormd. Werd al het gebruikte jodium hierin omgezet, dan zou de joodijzerlevertraan 1.52 pCt. ferrojodide en dus 0.27 pCt. ijzer bevatten. De Pharmacopee geeft aan, dat het ijizergehalte moet bedragen ten minste 0.235 pCt, overeenkomende met 1.3 pCt. ferrojodide. De Pharmacopee laat dus de mogelijkheid open. dat een gedeelte van het jodium onverbruikt blijft. Dit blijkt ook steeds het geval te zijn, maar vooral bij de bereiding volgens de 5e editie, zelfs in meerdere mate dan wordt aangegeven. Wordt het residu, na afschenken van de versch bereide joodijzerlevertraan, van vet ontdaan met petroleumaether en daarna met water geschud, dan bevat de waterige vloeistof ferrojodide. Het ijzergehalte, berekend uit de theoretisch mogelijke hoeveelheid ferrojodide, is maximaal 0.275 pCt. Het blijkt echter, dat, wanneer men schudt in niet geheel gevulde flesschen, men boven dit percentage komt en het ijzer dus op een of andere manier met de levertraan een verbinding heeft aangegaan. Ijzer- en jodiumgehalte van tranen, gemaakt met de hoeveelheden van de Pharmacopee, in half gevulde flesschen: v J .kgehalite, berekend voor de verhouding i IFe : 2J 0-301 1.05 1.37 O-296 0.92 0.89 0,337 1.24 153 0.339 I 1.24 154 0.328 1.4 149 0.336 0.93 1*53

261