-ceerende landen had bedadit, n.l. dien van „sladitofferlanden”; hij ■stelde daartegenover voor, voor de andere landen den naam „étatsbourreaux” in te voeren. Heel veel werd, hoe typeerend beide namen ook mogen zijn, niet voor de voorgestelde omschrijving gevoeld. Verder was, dank zij het vervangen van meer strijdlustige elementen door meer kalme, alles pais en vrede. Men krijgt wel den indruk, dat er hard gewerkt wordt, al zijnde resultaten niet altijd even tastbaar. Geschiedkundige oorsprong van de woorden „Pharmacie” en „Apotheker”. Volgens Schelenz’ Geschichte der Pharmazie zou het woord Pharmacie van Egyptischen oorsprong zijn en het eerst voorkomen op een in steen uitgehouwen beeltenis ineen Egyptischen tempel, uit de 17de eeuw voor Christus, waarop de god Tho th, met den Ibiskop, voorgesteld als bestuurder vaneen schip, wordt aangeduid als Pharmaki. Wilkening maakt inde Pharm. Zeitung (1930, pag. 225) de opmerking, dat de Straatsburger Aegyptoloog Prof. Dümichen eene teekening van dit beeld heeft vervaardigd, welke zich inde Universiteitsbibliotheek te Heidelberg bevindt en daarbij eene andere vertaling heeft gegeven voor het hieroglyphenschrift, waarbij mak, door Schelen z maki geschreven, beteekent „zorgen voor”, zoodat blijkt, dat de beteekenis dezer woorden eene geheel andere is dan zij volgens Schelenz, door samentrekken van beide woorden, zou wezen. Ook andere Egyptologen, door Wi 1- ken 1 n g geraadpleegd, ontkennen, dat het woord pharmaki in de Egyptische taal zon hebben bestaan. De eenige ons bekende oorsprong van dit woord vinden wij in Griekenland. Bij Homerus beteekent „pharmakon” vergift, toovermiddel, geneesmiddel en geneeskruid. In het meervond „pharmaka”, spreekt Herodotus over kleurstoffen, die inde schilderkunst worden gebruikt; als „pharmakeus” en „pharmakos” worden de Magiërs en giftmengers aangeduid, „pharmakopoiein” het: gereedmaken van geneesmiddelen en „pharmakeia” het afleveren van vergiften en geneesmiddelen. Uit het groot aantal woordafleidingen blijkt voldoende, dat hiermede dagelijks voorkomende handelingen werden aangeduid. Het woord „pharmacia” bestaat dus in alle Europeesche talen van Qriekschen oorsprong en moet beschouwd worden, ook in zijn verschillende afleidingen, als aanduiding van de wetenschappelijke zijde van bet apothekersberoep, terwijl het woord „apotheker”, eveneens van Qriekschen oorsprong, meer verband houdt met de als beroep toegepaste kennis en kunst van deze wetenschap. Dat het woord „apotheek” is afgeleid van „apotitlhèmi” (opbergen) en „apotjhèke” (bergplaats), is algemeen bekend. Inden Vocabulairius thentonicus, die in 1482 te Neurenberg werd uitgegeven, wordt de „Apoteke” aangeduid als „stette do man kaufmanschatz verkauft”. In het bijzonder waren de apotheken toen bekend als winkels, waar men specerijen, geneeskruiden en artsenijen verkocht]n de 6de eeuw werd inden Codex justiniamus onder „aipothekarius”
223