heel juist meer. Inde laatste jareti, na zijn vertrek uit deze apotheek, liep het aantal recepten regelmatig- op met een bedrag van ongeveer 5000 per jaar, zoodat in 1929 gereedgemaakt werden 111711 geneeskundige voorschriften, dus afgezien van de levering van galenica en chemicalia aan de ziekenhuizen. Rotterdam, Gemeente-Apotheek, 15 Febr, 1930. J. J. L. ZWIKKER. M. de R. Uw onderschrift bij mijn ..ingezonden – van de vorige week bewijst me, dat ik me niet duidelijk genoeg heb uitgedrukt, wat betreft het gedeelte, waarin ik zeg, „niet zelf in mijn zaak te recepteeren”, enz. U vat het, in verband met het verder volgende, zóó op, dat ik alleen maar bevelen uitdeel en geen controle op de handelingen van mijn personeel oefen! De waarheid is geheel daaraan tegenovergesteld; Ik werk dag-in-dag-uit in mijn zaak, controleer alles, en zeer streng, kortom: vat mijn taak als, apotheker zeer serieus op! Mijn bedoeling was dan ook dit: dat ik onmogelijk alle afleveringen door mijn assistenten kan controleeren, dus dat er altijd een kleine vergissing kan plaatsvinden (prijzen: aflevering van „verboden’’ spécialité’s), die ik dan nog tracht te voorkomen, door nu en dan nogmaals die verbods-bepalingen te herhalen. Om U verder te antwoorden op uw opmerking over het „pleidooi”, dat ik, volgens U, hield „voor het afleveren van somnambulerecepten”, het volgende : Door mij wordt alleen afgeleverd, wanneer voorschriften van onbevoegden geen sterk-werkende geneesmiddelen bevatten; dus, anders gezegd, dingen, die iedereen in elke apotheek krijgen kan. Is zoo’n voorschrift geteekend dooreen arts, dan mag bij mij alles worden afgeleverd. Ik denk, dat alle collegae er zoo mee zullen handelen. „Geheime afspraken”, zooals U schrijft, worden door mij met niemand gemaakt. Wel heb ik inden loop der tijden vele zelden-voorkomende kruiden in voorraad, en eenige tincturen en extracten bijv., die inden groothandel niet direct gereed staan. Doch (en dat komt meermalen voor, daar recepten van dien aard door lederen apotheker gereedgemaakt worden), ik stel altijd die praeparaten voor collegae beschikbaar, als zij er om vragen. Eender vele bewijzen, die ik zou kunnen geven voor mijn bewering, dat ik „naar beste weten en kunnen” de pharmacie uitoefen, is, dat ik, toen de middelen van pastoor Heuman n mij (vóór den heer Mül 1e r) werden aangeboden als alleen-verkooper, ik niet eens geantwoord heb op dat aanbod. Ik vond dat de ergste vorm van misleiding van het publiek, onder wetenschappelijken schijn. Wat U schrijft over de circulaire van de H.H. Laverm a n-F 1 o r ij n, nl. dat er blijkbaar veel eigenbelang achter schuilt, dit ben ik niet met U eens. De circulaire is objectief, en wijst op feiten.
200